Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[eiseres sub 1],
[eiseres sub 2],
(in vrouwelijk enkelvoud) [eiseres sub 1]genoemd worden, terwijl zij ieder afzonderlijk mevrouw [eiseres sub 1]en [eiseres sub 2] genoemd zullen worden.
Gedaagde zal [gedaagde] genoemd worden.
1.De procedure
- de dagvaarding van 21 mei 2014;
- de akte tot het in het geding brengen van producties van 11 juni 2014;
- de conclusie van antwoord van 23 juli 2014;
- de conclusie van repliek tevens akte vermindering van eis van 17 september 2014;
- de conclusie van dupliek van 29 oktober 2014.
2.De feiten
[gedaagde] is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaar.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Daaraan voorafgaand overweegt de rechtbank het volgende.
“Zielig straks voor je”. Volgens [eiseres sub 1]maakt dit bericht duidelijk dat [gedaagde] zich bewust was van wat de dood van [A] betekent voor mevrouw [eiseres sub 1]. [gedaagde] heeft de impact voor mevrouw [eiseres sub 1]na kennisneming van de dood van [A] voor ogen. Ook de (andere) sms-berichten en WhatsApp-berichten (geciteerd onder 2.10.) maken duidelijk dat [gedaagde] ten opzichte van mevrouw [eiseres sub 1]dreigt met iets waardoor ze levenslang spijt zal hebben terwijl hij niet wil zeggen wat er zal gebeuren. Op 29 januari 2013 heeft [gedaagde] in reactie op de boodschap van mevrouw [eiseres sub 1]dat zij wil scheiden, ook al gezegd dat hij een kussen op het gezicht van [A] zou drukken. Dit wordt bevestigd door getuige [B]. De psychiater die over [gedaagde] rapporteerde in de strafzaak geeft aan dat vermoed kan worden dat [gedaagde] zich door mevrouw [eiseres sub 1]in de steek gelaten heeft gevoeld wat gepaard is gegaan met een aanzienlijke hoeveelheid woede en wanhoop van waaruit hij het tenlastegelegde heeft gepleegd. [eiseres sub 1]stelt dat nu [gedaagde] zich vanuit zijn woede en wanhoop juist richt op [A], voor haar duidelijk maakt dat hij haar daarmee persoonlijk wilde treffen. [A] is immers alleen het biologisch kind van mevrouw [eiseres sub 1].
“Zielig straks voor je”overwogen dat het voor mogelijk moet worden gehouden dat “straks” niet duidt op het moment waarop het misdrijf nog zal worden gepleegd maar duidt op het moment waarop mevrouw [eiseres sub 1]op de hoogte raakt van een reeds gepleegd misdrijf.
“Zielig straks voor je”een serie aannames maakt. In het kader van de strafzaak heeft [gedaagde] echter als verklaring voor dit bericht gegeven dat hij een suïcidepoging heeft ondernomen waarna hij dat sms-bericht heeft verstuurd. [gedaagde] voert aan dat hij dus op zijn eigen dood heeft gedoeld en niet op die van [A]. Ook de inhoud van de andere sms-berichten en WhatsApp-berichten refereren volgens [gedaagde] aan zijn op handen zijnde suïcidepoging. Volgens [gedaagde] kan evenmin uit het Pro Justitia Rapport volgen dat er sprake is van oogmerk om leed toe te brengen. Het rapport rept immers alleen over het vermoeden dat [gedaagde] zich in de steek gelaten voelde en dat dit gepaard ging met een enorme hoeveelheid woede en wanhoop. Hieruit blijkt niet dat [gedaagde] mevrouw [eiseres sub 1]leed wilde toebrengen door het om het leven brengen van [A].
“Zielig straks voor je”kan worden toegekend is niet zonder meer eenduidig. [gedaagde] betwist immers in zijn algemeenheid dat bij hem het oogmerk bestond om aan mevrouw [eiseres sub 1]leed toe te brengen. Daarnaast voert hij met betrekking tot het sms-bericht
“Zielig straks voor je”aan dat dit verband hield met zijn suïcidepoging. Met mevrouw [eiseres sub 1]is de rechtbank van oordeel dat uit de andere sms-berichten en WhatsApp-berichten (van zondag 10 februari 2013) kan worden afgeleid dat [gedaagde] dreigt met iets, maar dit is niet voldoende om vast te stellen dat [gedaagde] het oogmerk had mevrouw [eiseres sub 1]immateriële schade te berokkenen. Over die berichten voert [gedaagde] immers ook aan dat dat verband hield met zijn suïcidepoging. Ook uit de stelling dat [gedaagde] tegen mevrouw [eiseres sub 1]heeft gezegd dat hij [A] een kussen op het gezicht zou drukken, wat [gedaagde] weerspreekt, kan op zichzelf geen oogmerk op het toebrengen van immateriële schade aan mevrouw [eiseres sub 1]worden afgeleid.
Op grond van het vooroverwogene en gezien de betwisting(en) van [gedaagde] waar het gaat om het oogmerk op immateriële schade zal de rechtbank [eiseres sub 1]in de gelegenheid stellen bewijs te leveren van haar stelling dat [gedaagde] het oogmerk had om [A] te doden om mevrouw [eiseres sub 1]op die manier maximaal psychisch leed toe te brengen. De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen om [eiseres sub 1]in de gelegenheid stellen aan te geven of, en zo ja, hoe zij het bewijs wil leveren.
- kort gezegd - sprake is van een aantasting in de persoon in de zin van shockschade. Een aantasting in de persoon zonder dat sprake is van geestelijk letsel is, anders dan [eiseres sub 1]stelt, niet voldoende, omdat [eiseres sub 2] niet het zogenaamde primaire slachtoffer is maar de derde.
Dit is alleen anders indien voldaan is aan het oogmerkcriterium of sprake is van shockschade, zie rechtsoverweging 4.4. In dat geval is materiële schade is in beginsel wel toewijsbaar. In verband met de bewijslevering ten aanzien van het oogmerkcriterium zal de rechtbank iedere verdere beslissing op dit onderdeel aanhouden.
5.De beslissing
woensdag 21 januari 2015teneinde [eiseres sub 1]in de gelegenheid te stellen bij akte aan te geven op welke wijze zij bewijs wil leveren;
in de drie maanden nadienverhinderd zijn;
;