2.5.De psychiatrische expertise is verricht door dr. J.L.M. Schoutrop, als psychiater verbonden aan het Medisch Expertisecentrum Dekkerswald in Groesbeek. Het rapport van 30 september 2013 van Schoutrop heeft, voor zover hier van belang, de volgende inhoud:
“(…)
Overwegingen en conclusies
(…)
Op grond van de informatie uit het medisch dossier, de anamnese van betrokkene en het psychiatrisch onderzoek kom ik tot de conclusie dat er sprake is van een somatisatie stoornis (DSM IV: 300.81). Voor het stellen van deze diagnose gelden (zeer verkort weergegeven) de volgende criteria:
- Er is sprake van somatische klachten op verschillende gebieden (pijnklachten, gastro-intestinale klachten, seksuele klacht, pseudoneurologische klachten). De aard en omvang van deze klachten worden in de criteria omschreven.
- Er kan een somatische oorzaak zijn van de klachten, maar de lichamelijke klachten of de hieruit volgende sociale of beroepsmatige beperkingen zijn ernstiger dan verwacht zou worden op grond van anamnese en lichamelijk onderzoek.
- Er is bij betrokkene (op grond van de anamnese en het psychiatrisch onderzoek) geen reden om aan te nemen dat er sprake is van een nagebootste stoornis of simulatie.
(…)
De somatisatie stoornis is niet direct in aansluiting op het ongeval ontstaan.
In eerste instantie was er vooral sprake van pijnklachten, die zeer waarschijnlijk van tendomyogene oorsprong waren. Pas in het najaar van 2004 (zie de informatie in het mij ter beschikking staande medisch dossier) worden er ook andere klachten genoemd. Het ontstaan van deze klachten lijkt samen te hangen met het feit dat betrokkene zich onder druk gezet voelt om zijn werk te hervatten en door het ontstaan van problemen in zijn privéleven.
Er is een proces ontstaan waarbij betrokkene gefixeerd geraakt is op zijn lichamelijke klachten. Somatisatie (het vertalen van spanningen in lichamelijke klachten), attributie (het toeschrijven van lichamelijke klachten aan het ongeval) en de persoonlijkheidskenmerken (waarbij vooral sprake was van passieve copingstrategieën) hebben geleid tot een vicieuze cirkel. Toenemende spanningen hebben geleid tot meer lichamelijke klachten, waardoor de situatie van betrokkene is verslechterd en er toenemende spanningen optraden.
In het dossier, kom ik de diagnose pijnstoornis tegen. In het kader van de differentiaaldiagnostiek moet hier uiteraard ook aan gedacht worden. Ik vind echter dat deze diagnose geen recht doet aan een zeer groot aantal klachten van betrokkene, waarbij naast de pijnklachten ook andere somatische en psychische klachten op andere gebieden bestaan.
Differentiaaldiagnostisch kan er op mijn vakgebied eveneens gedacht worden aan een depressieve stoornis. Gezien het zo sterk op de voorgrond staan van de lichamelijke klachten en de daaraan verbonden beperkingen, acht ik dit onwaarschijnlijk. Daarnaast zijn er onvoldoende symptomen van een depressieve stoornis. Het feit dat betrokkene al jaren een antidepressivum gebruikte, vind ik geen sterk argument voor het bestaan van een depressieve stoornis. Het is de vraag of hij terecht antidepressieve medicatie gebruikt. Het uitblijven van verbetering zou volgens mij hebben moeten leiden tot het evalueren van de medicatie en een behandeling conform de bestaande richtlijnen.
In het verleden is gesproken over psychotische verschijnselen. Deze heb ik tijdens mijn ontmoeting met betrokkene niet kunnen vaststellen. Ik zie dan ook geen argumenten om de diagnose psychose te stellen.
Betrokkene heeft geen symptomen die wijzen op het bestaan van een posttraumatische stressstoornis.
Ook dienen bij de differentiaaldiagnostische overwegingen de diagnoses nagebootste stoornis en simulatie te worden overwogen. In beide gevallen is er sprake van een stoornis waarbij symptomen worden voorgewend. In het geval van een nagebootste stoornis is het doel de ziekterol te verkrijgen, bij simulatie is de drijfveer extern gelegen: het vermijden van werk, het verkrijgen van een uitkering. Belangrijk is dat bij een nagebootste stoornis of simulatie sprake moet zijn van hetbewustvoorwenden van klachten en beperkingen. Met andere woorden: de betrokken patiënt is zich bewust van het feit dat hij klachten en beperkingen ten onrechte aangeeft, dat hij bedrog pleegt.
Het verhaal van betrokkene is in de loop der jaren consistent. Zoals blijkt uit het medisch dossier, heeft de ziektegeschiedenis een duidelijk en consistent verloop gehad. In het gesprek met mij spreekt betrokkene zichzelf niet tegen, hij maakt (voor zover te beoordelen) een eerlijke indruk.
Op grond van deze overwegingen is er volgens mij hoogst waarschijnlijk geen sprake van een nagebootste stoornis of simulatie.
Betrokkene heeft voor het ongeval sociaal en maatschappelijk goed gefunctioneerd. Hij was een harde werker, had aandacht voor zijn gezin en had sociale contacten. Op grond daarvan kan het bestaan van een persoonlijkheidsstoornis in de betekenis van de DSM-IV worden uitgesloten.
Beantwoording van de vraagstelling
1. De situatie met ongeval
b. Wilt u op basis van het medisch dossier van de onderzochte een beschrijving geven van:
- de medische voorgeschiedenis van de onderzochte op uw vakgebied;
- de medische behandeling van het letsel van de onderzochte en het resultaat daarvan.
Antwoord:
Voorafgaande aan het ongeval in februari 2004 heeft betrokkene voor zover na te gaan nooit klachten of afwijkingen op mijn vakgebied gehad.
Om niet onnodig in herhaling te vervallen, verwijs ik voor de verdere beantwoording van deze vraag naar het gedeelte Overwegingen en conclusies. Daarin wordt een uitgebreid overzicht gegeven van de behandelingen op mijn vakgebied tot aan het ongeval in februari 2004.
Het is wel duidelijk dat er erg weinig verslaglegging is over de behandeling van betrokkene op mijn vakgebied, terwijl hij toch langdurig begeleid/behandeld is door verschillende instellingen.
Uit de kopie van het journaal van de huisarts blijkt dat deze de laatste jaren niet of nauwelijks is geïnformeerd over de psychiatrische behandeling van betrokkene. Er lijkt sprake te zijn van een weinig actieve benadering van de problematiek van betrokkene, waarbij niet regelmatig wordt geëvalueerd of het beleid wordt bijgesteld.
d. Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de onderzochte zelf de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek?
Antwoord:
Zoals aangegeven kon betrokkene mij slechts summier informeren over de gebeurtenissen na het ongeval in 2004, met name ten aanzien van de verrichte onderzoeken en behandelingen. Voor zover hij informatie kon geven, kwam deze informatie in grote lijnen overeen met de informatie in het medisch dossier.
Mijn eigen onderzoek bij betrokkene was overwegend consistent met de informatie die in het medisch dossier vermeld staat. Voor een verdere toelichting op dit punt, verwijs ik naar het gedeelte Overwegingen en conclusies.
(…)
f. Wat is de diagnose op uw vakgebied? Wilt u daarbij uwdifferentiaaldiagnostischeoverweging geven?
Antwoord:
Er is sprake van een somatisatie stoornis, die na oktober/november 2004 (dat wil zeggen enige maanden na het ongeval) is ontstaan. Met betrekking tot het ontstaan hiervan verwijs ik naar het gedeelte Overwegingen en conclusies. Mijns inziens dient de somatisatie stoornis te worden beschouwd als een gevolg van het ongeval. Door het ongeval zijn er pijnklachten ontstaan en ontstonden er problemen in het leven van betrokkene (problemen op zijn werk, problemen in de thuissituatie), wat de somatisatie stoornis heeft geluxeerd.
Ik heb geen persoonlijkheidsstoornis in de zin van de DSM-IV kunnen vaststellen.
Dit laat onverlet dat een aantal persoonlijkheidskenmerken van betrokkene (zijn passieve coping strategie en mogelijk ook zijn culturele achtergrond) een rol hebben gespeeld bij het ontstaan en in stand houden van de psychiatrische problematiek.
As 1 300.81 Somatisatie stoornis
As II V 71.09 Geen persoonlijkheidsstoornis in de betekenis van de DSM-IV
As III Zeer veel somatische klachten, waarvoor echter in het overgrote deel geen organisch substraat is aan te tonen
As IV Psychosociale stressfactoren:
- problemen binnen de primaire steungroep
(echtscheiding, slechte relatie met ex-echtgenote,
vervreemding van kinderen)
- problemen gebonden aan de sociale omgeving (vrijwel
geen sociaal netwerk, geïsoleerd bestaan)
- werkproblemen (geen baan of zinvolle daginvulling)
As V GAF: 45 Ernstige beperkingen in het sociaal en beroepsmatig functioneren
Er zijn veel differentiaaldiagnostische overwegingen. Deze heb ik opgenomen in het
gedeelte Overwegingen en conclusies.
g. Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij de onderzochte in zijn huidige toestand, ongeacht of de beperkingen voortvloeien uit het ongeval? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven, op semi-kwantitatieve wijze weergeven en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?
Antwoord:
Om de beperkingen enigszins systematisch in kaart te brengen maak ik gebruik van een schema, dat gedeeltelijk is overgenomen uit de AMA Guide, 5th edition (AMA-V).
De beperkingen komen naar voren tijdens de anamnese, het psychiatrisch onderzoek, en worden ook in het medisch dossier uitvoerig beschreven.
Activiteiten m.b.t. dagelijks leven (ADL)
Betrokkene heeft hulp nodig bij zijn zelfverzorging. Het kost hem zeer veel moeite om zichzelf aan te kleden en te douchen, hij wordt daarbij geholpen door zijn dochter. Voor de meeste ADL activiteiten is hij aangewezen op de hulp van anderen. Betrokkene brengt een groot deel van de dag rustend door, omdat hij vermoeid is en weinig energie heeft.
Hij heeft geen zinvolle daginvulling buiten het bezoek aan de dagopvang en de dagbesteding. Betrokkene heeft geen hobby’s, is geen lid van verenigingen en is niet actief bezig met zijn geloof.
Betrokkene kan niet zelfstandig zijn huishouden doen. Hij kan niet koken, is niet in staat om zelfstandig boodschappen doen of zijn huis schoon te houden. Taken worden overgenomen door zijn dochter die bij hem woont, zijn ouders of de hulp in de huishouding die hij heeft.
Er zijn beperkingen met betrekking tot de mobiliteit. Betrokkene loopt moeizaam, hij gebruikt een kruk. Hij rijdt zelf geen auto.
Conclusie: er is sprake van duidelijke beperkingen (klasse 4)
Sociaal functioneren
Betrokkene heeft een zeer beperkt sociaal netwerk. Betrokkene heeft contact met zijn dochter, zijn ouders en een aantal hulpverleners. Hij heeft vrijwel geen vrienden of kennissen. Hij onderneemt geen initiatieven naar anderen. Uit het psychiatrische onderzoek blijkt dat hij nauwelijks in staat is om zich te interesseren voor wat anderen bezighoudt, hij is volledig gefixeerd op zijn eigen klachten en de door hem ervaren beperkingen.
Conclusie: er is sprake van matige beperkingen (klasse 3)
Concentratie, vermogen om activiteiten vol te houden, snelheid
Betrokkene heeft weinig energie. Er is sprake van een slechte belastbaarheid en een kleine spanningsboog. Hij is niet geïnteresseerd in activiteiten waar hij langdurig mee bezig moet zijn. Bij druk of stress nemen zijn lichamelijke klachten fors toe en staakt hij de activiteit waar hij mee bezig is.
Conclusie: er is sprake van ernstige beperkingen (klasse 4)
Vermogen om te functioneren in complexe situaties, werk of daarmee vergelijkbare activiteiten
Betrokkene kan niet functioneren in situaties waarin meerdere personen aanwezig zijn. Hij vermijdt deze situaties.
Conclusie: er is sprake van ernstige beperkingen (klasse 4)
h. Acht u de huidige toestand van de onderzochte zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van het ongeval mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van het op uw vakgebied geconstateerde letsel?
Antwoord:
Op dit ogenblik zie ik weinig perspectief op verandering. Als het niet mogelijk is om betrokkene in een klinische setting te behandelen, waarbij het accent zal moeten liggen op activerende revalidatie, verwacht ik niet dat er veel zal veranderen.