ECLI:NL:RBMNE:2014:7304

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 november 2014
Publicatiedatum
9 januari 2015
Zaaknummer
16-661101-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen voor een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 november 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De verdachte heeft op 3 oktober 2012 een meisje, van wie hij redelijkerwijs moest vermoeden dat zij de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, ertoe bewogen getuige te zijn van zijn seksuele handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tonen van zijn ontblote penis aan het meisje terwijl zij langs zijn auto fietste. De rechtbank heeft het bewijs beoordeeld, waaronder verklaringen van het slachtoffer en getuigen, en heeft geconcludeerd dat de verklaringen consistent en geloofwaardig zijn. De verdachte heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn raadsman, die heeft gepleit voor vrijspraak op basis van onvoldoende bewijs en onduidelijkheid over de datum van de feiten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het bewijs voldoende is om tot een veroordeling te komen. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een taakstraf van 40 uren, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en een meldplicht. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de bescherming van minderjarigen in haar overwegingen meegenomen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661101-13
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 18 november 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1943] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De onderzoeken ter terechtzitting hebben plaatsgevonden op 23 april 2014, 20 augustus 2014 en 4 november 2014. De verdachte is op 23 april 2014 verschenen met zijn raadsman mr. S.J. Daniëls, advocaat te Utrecht. Na het onderzoek ter terechtzitting van 23 april 2014 heeft de rechtbank op 7 mei 2014 een tussenvonnis gewezen en het onderzoek heropend. Noch op 20 augustus 2014 noch op 4 november 2014 is verdachte verschenen. Hij heeft zich op deze terechtzittingen laten vertegenwoordigen door zijn raadsman voornoemd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat de verdediging naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is ter terechtzitting van 4 november 2014 overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering gewijzigd. De (gewijzigde) tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich op
3 oktober 2012 schuldig heeft gemaakt aan het verrichten van seksuele handelingen
ten overstaan van een meisje jonger dan 16 jaar.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie is van mening dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen dient te worden en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde corrumperen kan komen, zodat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. De raadsman heeft daartoe in het bijzonder aangevoerd dat het de verdediging nog steeds niet duidelijk is om welke datum het gaat in onderhavige zaak. Daarnaast is de raadsman van mening dat er sprake is van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs, gelet op de ontkennende houding van verdachte en zijn medische toestand en de tegenstrijdige verklaringen die zijn afgelegd in dit dossier. Aan de verklaringen kan bovendien minder waarde worden gehecht, omdat de aangifte is gebaseerd op verklaringen ‘van horen zeggen’ en door de politie niet is doorgevraagd. Daarbij komt dat de moeder van [minderjarige] en [minderjarige] zelf pas in december 2012 zijn verhoord.. Als laatste heeft de raadsman aangevoerd dat, indien de rechtbank daar anders over denkt, het ontuchtig oogmerk ontbreekt. Gelet op het bovenstaande is de raadsman van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Op 3 oktober 2012 werd bij het Regionaal Service Centrum van de Politie Utrecht door de moeder van [minderjarige] gemeld dat [minderjarige] kort daarvoor op die dag op de [adres] te [plaats] was aangesproken door een man die met zijn broek naar beneden in een auto zat. [2]
[minderjarige] heeft bij de politie verklaard dat zij langs een auto reed die gestopt was en dat een man de deur van de auto open deed en uit de auto stapte. [minderjarige] heeft verder verklaard dat zij toen zag dat zijn piemel er uit stak en dat zij vervolgens verder is gefietst, maar dat de man naast haar ging rijden en tegen haar ging praten. [3] De man zat de hele tijd aan zijn piemel te spelen. Hij deed zijn piemel omhoog met zijn hand. [4]
[minderjarige] heeft verder verklaard dat zij de man in de herfstvakantie weer zag rijden en dat zij toen zag dat het kenteken van zijn auto begon met “03” en eindigde op “SP”. [5] De man had een staartje. [6]
[aangever] heeft op 23 oktober 2012 bij de politie verklaard dat [minderjarige] tegen hem heeft verteld dat zij langs een auto was gefietst die stil stond. Op het moment dat zij langs deze auto fietste, zag zij dat de autodeur van de auto open ging en dat er een man uitstapte. Zij zag toen zijn piemel, die hij uit zijn ritsopening had hangen. Hij hing naar beneden. Vervolgens kwam de man met zijn auto zachtjes naast [minderjarige] rijden. Het raam stond open en [minderjarige] zag dat hij met zijn hand aan zijn piemel zat. Zij zag dat hij van beneden naar boven met zijn hand bewegingen maakte aan zijn piemel. [7] [aangever] heeft verder verklaard dat hij op 23 oktober 2012 de auto zag rijden met de door zijn dochter aan hem doorgegeven kentekenplaat en dat zijn dochter de man heeft herkend. [8] Verdachte heeft een staartje. [9]
De moeder van [minderjarige], [moeder], heeft bij de politie verklaard dat haar dochter aan haar heeft verteld dat er een man was, dat hij uit de auto en in de auto was, zijn broek naar beneden had en dat hij tegen haar had gepraat. De man was naast haar gaan rijden en deed van alles met zijn piemel. [10] De moeder van [minderjarige] heeft verder verklaard dat [minderjarige] paniekerig bij haar over kwam toen zij dit vertelde. [11]
Getuige [getuige] heeft bij de politie verklaard dat [minderjarige] aan haar had verteld dat zij een blote man had gezien, die haar had geroepen en dat zij was doorgefietst. [12]
Uit de akte van geboorte blijkt dat [minderjarige] is geboren op [2003]. [13]
Bewijsoverweging
De rechtbank is van oordeel dat uit de melding van het Regionaal Service Centrum van de Politie Utrecht zonder twijfel is komen vast te staan dat onderhavige zaak betrekking heeft op de in de tenlastelegging genoemde datum van 3 oktober 2012. De rechtbank heeft verder geen enkele aanleiding heeft om te twijfelen aan de verklaring van [minderjarige], ondanks het tijdsverloop tussen het ten laste gelegde feit en haar verhoor op 17 december 2012. Haar verklaring wordt ondersteund door meerdere getuigenverklaringen die (in grote lijnen) overeenkomen met haar verklaring. Ook staat voor de rechtbank vast dat verdachte degene is die het ten laste gelegde feit heeft gepleegd. [minderjarige] heeft het kenteken onthouden en verdachte herkend. De rechtbank merkt verder nog op dat er noch in de verklaring van het slachtoffer noch in de verklaringen van de getuigen gesproken wordt over een ‘stijve’ penis, hetgeen in de lijn ligt van de medische situatie van verdachte. De rechtbank acht, gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd. De rechtbank is van oordeel dat, de gedragingen zoals die blijken uit de bewijsmiddelen, naar de uiterlijke verschijningsvorm een ontuchtig oogmerk hebben.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 3 oktober 2012 te [plaats], Utrecht, [minderjarige], geboren op [2003], van wie hij redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van zijn, verdachtes, seksuele handelingen, immers heeft hij verdachte:
- toen die [minderjarige] langs zijn auto fietste, de deur van zijn auto open gedaan en haar zijn penis getoond en
- vervolgens langzaam naast die [minderjarige] is gaan rijden met het raam aan de bestuurderszijde geopend en vervolgens tegen die [minderjarige] gepraat en daarbij naar haar gekeken, en vervolgens zijn ontblote penis aan haar getoond, en vervolgens zijn penis vastgepakt.
Voor zover in de tenlasteleggingen, met uitzondering van de aangehaalde tekst van verdachte, taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als:
Een persoon van wie hij redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe bewegen getuige te zijn van seksuele handelingen.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht, een meldplicht en een behandelverplichting. Daarnaast heeft de officier van justitie een werkstraf gevorderd voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het seksueel corrumperen van een meisje van toen 9 jaar, op de manier zoals hiervoor in de bewezenverklaring is omschreven. Dergelijke handelingen kunnen een ongewenste en schadelijke invloed hebben op minderjarigen en zij dienen hiertegen te worden beschermd. Verdachte heeft hiermee artikel 248d van het Wetboek van Strafrecht overtreden. Dit artikel strekt ertoe minderjarigen te beschermen en scheefgroei in de persoonlijke en seksuele ontwikkeling tegen te gaan.
Voor wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 22 september 2014, waaruit blijkt dat verdachte niet recentelijk voor soortgelijke zaken is veroordeeld. De rechtbank heeft verder kennis genomen van de inhoud van een de verdachte betreffend rapport van Reclassering Nederland van 29 januari 2014. Hieruit volgt dat er enige aanwijzingen zijn voor een persoonlijkheidsproblematiek (geslotenheid, bagatelliseren, problemen in relaties), maar onvoldoende om te kunnen spreken van een persoonlijkheidsstoornis. Ook kan op basis van de beschikbare informatie niet gesproken worden van een seksuele stoornis of pedofilie. Ondanks het voorgaande, acht de reclassering het wel van belang om aan verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen, onder de bijzondere voorwaarden van een meldplicht en ambulante behandeling bij De Waag of een soortgelijke ambulante forensische zorg.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van één (1) maand, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, onder de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd en hiervoor vermeld. Daarnaast zal de rechtbank een werkstraf opleggen voor de duur van 40 uur, te vervangen door 20 dagen hechtenis.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 248d van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
- Het bewezen verklaarde levert op:
Een persoon van wie hij redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe bewegen getuige te zijn van seksuele handelingen.
Strafbaarheid
- Verklaart het bewezene strafbaar.
- Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
- Veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstrafvan
één maand.
- Beveelt dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
- Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
- De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende voorwaarden houdt.
-
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
en
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
-
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich dient te houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft. De veroordeelde dient zich binnen een werkdag na het onherroepelijk worden van het vonnis te melden bij Reclassering Nederland, op het adres Vivaldiplantsoen 200 te Utrecht. Hierna dient hij zich gedurende de poeftijd te blijven melden zo frequent als de reclassering dit nodig acht;
2. dient mee te werken aan een intake bij De Waag en eventueel daarop volgend verder (persoonlijkheids)onderzoek en ook behandeling indien nodig bij De Waag of een soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van Reclassering Nederland, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
- Veroordeelt verdachte tot
een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van
40 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
20 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.A. Bos, voorzitter,
mrs. R.P. den Otter en C.S.K. Fung Fen Chung, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van der Meulen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 november 2014.
Mr. R.P. den Otter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De (gewijzigde) tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 3 oktober 2012 te [plaats], althans in het arrondissement
Utrecht, een persoon, [minderjarige], (geboren op [2003]), van wie
hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien
jaren nog niet had bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige
te zijn van (zijn, verdachtes) seksuele handelingen, immers heeft hij
verdachte:
- toen die [minderjarige] langs zijn auto fietste, de deur van zijn auto open
gedaan en haar zijn penis getoond en/of
-(vervolgens) (langzaam) naast die [minderjarige] is gaan rijden (met het raam
aan de bestuurderszijde geopend) en/of (vervolgens) tegen die [minderjarige]
gepraat en/of (daarbij) naar haar gekeken, en/of (vervolgens) zijn (stijve)
ontblote penis aan haar getoond, en/of (vervolgens) zijn penis vastgepakt
en/of zich afgetrokken;
art 248d Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om proces-verbaal nr. PL0981 2012237138, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen met proces-verbaalnummer PL0900-2012237138-15, opgemaakt op 15 mei 2014 en ingekomen op het parket op 20 mei 2014.
3.Proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina 39 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
4.Proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina 40 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
5.Proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina 39 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
6.Proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina 41 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
7.Proces-verbaal van aangifte van [aangever], opgenomen op pagina 20 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
8.Proces-verbaal van aangifte van [aangever], opgenomen op pagina 21 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
9.Proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina 46 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [moeder], opgenomen op pagina 30 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [moeder], opgenomen op pagina 31 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige], opgenomen op pagina 35 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
13.Akte van geboorte van de gemeente [plaats], opgenomen op pagina 50 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.