Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen maatregeloplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van de maatregel in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Winkeldiefstallen zijn ergerlijke feiten, die naast schade vaak veel hinder opleveren voor de gedupeerde bedrijven. Diefstallen kosten winkels, en daardoor ook het publiek, jaarlijks veel geld. Verdachte heeft hier niet bij stilgestaan en enkel gedacht aan zijn eigen gewin. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het helen van gestolen goederen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van het Leger des Heils van 6 augustus 2014 en het consult strafrechtspleging ISD van 29 juli 2014 van psychiater drs. G.B. van de Kraats. Laatstgenoemde deskundige heeft op de zitting van 16 september 2014 toegelicht dat er bij verdachte sprake is van een dubbele diagnose, waaronder verslavingsproblematiek en psychiatrische problematiek, waardoor volgens hem het ISD-traject de enige overgebleven manier is om zowel het recidive risico als de persoonlijke problematiek te proberen te verminderen en dus de gewezen route is. Dit mede gelet op het feit dat verdachte niet wenst mee te werken en het om die reden niet mogelijk is hem in het kader van een bijzondere voorwaarde op te laten nemen in een forensische setting. Gedwongen opname in het kader van de BOPZ is volgens de deskundige ook niet de aangewezen oplossing nu behandeling via de BOPZ zich niet specifiek richt op vermindering van het recidivegevaar.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. In het voorgaande is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel justitiële documentatie van 23 juli 2014 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan het bewezenverklaarde meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf of een taakstraf, terwijl het bewezenverklaarde is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen.
Op grond van deze documentatie, de problematiek van verdachte en het feit dat in het verleden hulpverleningstrajecten tot onvoldoende resultaat hebben geleid, dient er ernstig rekening mee te worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane feiten.
De rechtbank is niet gebleken van redenen om deze maatregel niet op te leggen. Zij zal daarom de officier van justitie op dit punt van de vordering volgen. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat verdachte vele malen hulp heeft gekregen - zowel in een vrijwillig als een gedwongen kader - maar dat die hulp de recidive van verdachte niet heeft beperkt. De rechtbank ziet verder geen enkel alternatief waarmee de recidive van verdachte afdoende zal worden beperkt. Het hoofddoel van de ISD-maatregel is de beveiliging van de maatschappij. Om die beveiliging te bewerkstelligen zal verdachte langdurig behandeld moeten worden voor zijn problematiek, waaronder zijn langdurige drugsverslaving. De ISD-maatregel biedt een langdurig juridisch kader waarbinnen een en ander kan worden gerealiseerd.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
Nu de concrete invulling van het hulpverleningstraject thans nog niet duidelijk is, zal de rechtbank bij het opleggen van de ISD-maatregel bepalen dat het Openbaar Ministerie binnen negen maanden na het onherroepelijk worden van het vonnis de rechtbank bericht over het verloop van de maatregel.