ECLI:NL:RBMNE:2014:7300

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 september 2014
Publicatiedatum
9 januari 2015
Zaaknummer
16-514081-10
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 september 2014 uitspraak gedaan over de verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen voor de veroordeelde, geboren in 1993 en thans verblijvende in de Justitiële Jeugdinrichting Intermetzo te Lelystad. De rechtbank heeft de termijn van de maatregel verlengd met zes maanden, na een vordering van de officier van justitie tot verlenging met negen maanden. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie en de argumenten van de raadsman, die pleitte voor afwijzing van de vordering, zorgvuldig afgewogen. De raadsman stelde dat de veroordeelde sinds mei 2014 enkel een kale detentie ondergaat zonder behandeling, wat schadelijk zou zijn voor zijn ontwikkeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde een misdrijf heeft gepleegd dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van anderen en dat er tijdens het begaan van het feit sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Dit maakt de maatregel verlengbaar tot maximaal zes jaar. De rechtbank oordeelde dat er nog steeds recidivegevaar aanwezig is en dat het in het belang van de ontwikkeling van de veroordeelde is om de maatregel te verlengen. De deskundige heeft aangegeven dat de veroordeelde toe is aan het oefenen met vrijheden, maar dat er nog stappen gezet moeten worden voor verlof en een scholings- en trainingsprogramma. De rechtbank heeft besloten dat een verlenging van zes maanden redelijk is, waarna opnieuw beoordeeld zal worden hoe zelfstandig de veroordeelde op dat moment is. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 77t en 77u van het Wetboek van Strafrecht, zoals die golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/514081-10
Datum uitspraak: 16 september 2014
Beslissing op de vordering tot verlenging van de maatregel
van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen
Beslissing van de meervoudige raadkamer voor strafzaken, naar aanleiding van de vordering van de officier van justitie in dit arrondissement, ingekomen ter griffie van deze rechtbank op 7 augustus 2014, strekkende tot verlenging met 9 maanden van de termijn van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van:

[veroordeelde], veroordeelde,

geboren op [1993] te [geboorteplaats],
thans verblijvende in de Justitiële Jeugdinrichting Intermetzo te Lelystad.
De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken, waaronder:
- het arrest van het gerechtshof Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem d.d. 17 augustus 2011, waarbij aan [veroordeelde] onder meer de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is opgelegd. De plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is ingegaan op 10 september 2011;
- de beslissing van deze rechtbank d.d. 20 augustus 2013, waarbij de PIJ-maatregel is verlengd met negen maanden;
- de vordering van de officier van justitie d.d. 7 augustus 2014, die strekt tot verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van [veroordeelde] met negen maanden;
- het advies van de inrichting d.d. 28 juli 2014, uitgebracht door mw. mr. [A], hoofd van de inrichting, mw. drs. [B], behandelcoördinator en mw. drs. [C], hoofd behandeling, strekkende tot verlenging van de PIJ-maatregel met 12 maanden, alsmede verschillende verslagen van de perspectiefplanbesprekingen betreffende [veroordeelde].
Het onderzoek heeft plaats gevonden ter zitting van 2 september 2014, waarbij zijn gehoord de officier van justitie, de veroordeelde, de raadsman mr. R.I. Takens en de deskundige [B]
.
OVERWEGINGEN:
Ter terechtzitting heeft deskundige [B] de advisering van de inrichting toegelicht. Daarbij heeft zij - zakelijk weergegeven - meegedeeld dat de kliniek geen verlof mag inzetten op het moment dat een veroordeelde die in de PIJ-maatregel loopt, verdachte is in een andere strafzaak. Verder heeft zij toegelicht dat er op dit moment wat de inrichting betreft nog sprake is van recidivegevaar, met name met betrekking tot vermogensdelicten. Het recidivegevaar voor een zedendelict wordt laag ingeschat. Op het moment dat de veroordeelde afgelopen periode met een STP (Scholings- en trainingsprogramma) de deur uit ging, heeft hij ook een strafbaar feit gepleegd, zo blijkt uit het vonnis dat zojuist is gewezen. Het is wel beter gegaan met de veroordeelde sinds hij na zijn voorlopige hechtenis naar aanleiding van die verdenking in die andere strafzaak teruggekeerd is naar de inrichting. Op dit moment heeft veroordeelde geen behandeldoelen binnen de inrichting. Veroordeelde is toe aan het oefenen in de praktijk met vrijheden. De deskundige gaat er vanuit dat het Ministerie eerst zal vragen om het verlof weer op te gaan starten en vervolgens zal een nieuwe aanvraag voor STP moeten worden gedaan. Hiervoor is ook nog een reclasseringsrapport nodig en gelet op de tijd die met dit alles gemoeid gaat, is de deskundige van mening dat er nog zeker negen maanden nodig zijn, waarvan de veroordeelde dan wel al enige maanden aan het eind van die periode buiten zal hebben doorgebracht. Na de genoemde periode moet de veroordeelde in staat worden geacht zelfstandig te zijn. Gelet op het voorgaande wordt door deskundige [B] een verlenging van de PIJ-maatregel voor de duur van negen maanden geadviseerd.
De officier van justitie heeft gelet op het advies van de inrichting en het verhandelde ter terechtzitting zijn vordering gewijzigd en een verlenging van de PIJ-maatregel met twaalf maanden gevorderd.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er door het Openbaar Ministerie niet goed is gehandeld sinds de verdenking is gerezen dat de veroordeelde een nieuw strafbaar feit zou hebben gepleegd, waardoor de veroordeelde al sinds 19 mei 2014 tot aan heden enkel een kale detentie uitzit en er niets wordt gedaan qua behandelingen in het kader van de opgelegde PIJ-maatregel. Dit is volgens de verdediging niet goed voor de ontwikkeling van de veroordeelde en om die reden heeft de raadsman zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering tot verlenging moet worden afgewezen. De raadsman heeft daarbij verwezen naar een uitspraak van de rechtbank Alkmaar (BZ 6251) en een uitspraak van de rechtbank Roermond (BN 8472). Subsidiair is de raadsman van mening dat, indien het tot een verlenging dient te komen, dit slechts voor een termijn van zes maanden zou moeten zijn.
De rechtbank constateert dat de veroordeelde is veroordeeld ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meerdere personen en bij betrokkene tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. De maatregel is daarom verlengbaar tot maximaal 6 jaar.
De rechtbank dient vervolgens de vragen te beantwoorden of verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen in het belang is van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de veroordeelde en of het recidivegevaar nog in een zodanige omvang aanwezig is dat dit een verlenging van de maatregel vereist.
De rechtbank is op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van oordeel dat een verlenging van de PIJ-maatregel aangewezen is. De rechtbank is van oordeel dat er nog sprake is van recidivegevaar en daarnaast is het ook in het belang van de veroordeelde dat de maatregel wordt verlengd. De veroordeelde is recent nog in de fout gegaan en zal de komende tijd moeten werken aan zijn resocialisatie in het kader van eerst verlof en later opnieuw een STP. De deskundige heeft toegelicht dat er binnen de instelling geen concrete behandeling meer is voor de veroordeelde en dat de uitdaging voor de veroordeelde uitsluitend ziet op resocialisatie. De uitdaging voor de veroordeelde ligt derhalve buiten de instelling. Hier moet zo snel mogelijk een start mee worden gemaakt en om die reden is de rechtbank van oordeel dat een termijn van zes maanden redelijk moet worden geacht en na die periode zal opnieuw beoordeeld moeten worden hoe zelfstandig de veroordeelde op dat moment moet worden geacht te zijn. De rechtbank gaat er daarbij dus vanuit dat de benodigde stappen voor verlof en STP op korte termijn gezet zullen worden.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 77t en 77u van het Wetboek van Strafrecht, zoals die golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING:
De rechtbank verlengt de termijn van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van
[veroordeelde]voor de tijd van
zes maanden.
Aldus gedaan door mr. E.A.A. van Kalveen, voorzitter tevens kinderrechter, mr. A.C. Schroten en mr. G.V.M. Veldhoen, bijgestaan door mr. M. van der Meulen, griffier
en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank van 16 september 2014.
PROCES-VERBAAL van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de rechtbank te Utrecht, enkelvoudige kamer in strafzaken, van 16 september 2014,
in de zaak tegen de veroordeelde:

[veroordeelde], veroordeelde,

geboren op [1993] te [geboorteplaats],
thans verblijvende in de Justitiële Jeugdinrichting Intermetzo te Lelystad.
Aanwezig:
mr. , rechter, als lid van de enkelvoudige kamer,
mr. , officier van justitie
en als griffier
De rechter doet de zaak uitroepen.
In de zaal van de terechtzitting zijn verder aanwezig:
0 de veroordeelde
0 de raadsman/vrouwe van de veroordeelde mr.
0 De rechter spreekt de beslissing uit.
0 De rechter spreekt de beslissing uit en geeft de veroordeelde kennis, dat hij/zij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat door de rechter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.