Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[veroordeelde], veroordeelde,
.
[veroordeelde]voor de tijd van
zes maanden.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 september 2014 uitspraak gedaan over de verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen voor de veroordeelde, geboren in 1993 en thans verblijvende in de Justitiële Jeugdinrichting Intermetzo te Lelystad. De rechtbank heeft de termijn van de maatregel verlengd met zes maanden, na een vordering van de officier van justitie tot verlenging met negen maanden. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie en de argumenten van de raadsman, die pleitte voor afwijzing van de vordering, zorgvuldig afgewogen. De raadsman stelde dat de veroordeelde sinds mei 2014 enkel een kale detentie ondergaat zonder behandeling, wat schadelijk zou zijn voor zijn ontwikkeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde een misdrijf heeft gepleegd dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van anderen en dat er tijdens het begaan van het feit sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Dit maakt de maatregel verlengbaar tot maximaal zes jaar. De rechtbank oordeelde dat er nog steeds recidivegevaar aanwezig is en dat het in het belang van de ontwikkeling van de veroordeelde is om de maatregel te verlengen. De deskundige heeft aangegeven dat de veroordeelde toe is aan het oefenen met vrijheden, maar dat er nog stappen gezet moeten worden voor verlof en een scholings- en trainingsprogramma. De rechtbank heeft besloten dat een verlenging van zes maanden redelijk is, waarna opnieuw beoordeeld zal worden hoe zelfstandig de veroordeelde op dat moment is. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 77t en 77u van het Wetboek van Strafrecht, zoals die golden ten tijde van het bewezen verklaarde.