In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 29 april 2014, staat de verdachte terecht voor handel in drugs in de periode van 1 januari 2012 tot en met juli 2012 in Woerden. Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 15 april 2014, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. N. van Schaik. De officier van justitie heeft de verdachte beschuldigd van het opzettelijk verkopen en afleveren van drugs, waaronder MDMA en amfetamine. De verdediging heeft aangevoerd dat er sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel en een overschrijding van de redelijke termijn, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging.
De rechtbank heeft de bewijsmiddelen zorgvuldig gewogen, waaronder verklaringen van getuigen en de verdachte zelf. De getuigen hebben verklaard dat zij drugs, waaronder XTC-pillen, van de verdachte hebben gekocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen pillen in beslag zijn genomen, maar op basis van de verklaringen en deskundigenrapporten is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en heeft een taakstraf van 60 uren opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie.
De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de in beslag genomen identiteitsbewijzen en het zakje met wit poeder onttrokken moeten worden aan het verkeer. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet. De rechtbank heeft de zaak afgesloten met de verklaring van de bewezenverklaring en de strafmaat.