ECLI:NL:RBMNE:2014:7283

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 april 2014
Publicatiedatum
9 januari 2015
Zaaknummer
16-702674-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting door minderjarige verdachte met medeverdachten

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 april 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 1996, die samen met twee medeverdachten betrokken was bij brandstichting van een vuilcontainer in [plaats]. De verdachte is tijdens de zittingen van 28 januari en 4 april 2014 verschenen met zijn raadsman, mr. M.A.C. van Vuuren. De rechtbank heeft vastgesteld dat het onderzoek niet volledig was, wat leidde tot heropening van de zaak. De tenlastelegging omvatte brandstichting op 7 augustus 2013, waarbij gemeen gevaar voor goederen te duchten was, en bedreiging van een slachtoffer op 24 februari 2014. De rechtbank oordeelde dat de verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar was, gebaseerd op psychologisch onderzoek. De rechtbank achtte de brandstichting wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van de bedreiging. De opgelegde straf bestond uit een jeugddetentie van 90 dagen, waarvan 73 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder begeleiding door Bureau Jeugdzorg. Daarnaast werd een werkstraf van 40 uren opgelegd. De rechtbank kende ook schadevergoedingen toe aan de benadeelde partijen, [bedrijf 1] en [bedrijf 2], voor de geleden materiële schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummers: 16/702674-13; 16/652117-14
Vonnis van de meervoudige kamer van 18 april 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1996] te [geboorteplaats]
wonende te ([postcocde]) [woonplaats], [adres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 28 januari 2014 en 4 april 2014. Verdachte is beide keren verschenen met zijn raadsman mr. M.A.C. van Vuuren, advocaat te Amsterdam, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Na sluiting van het onderzoek ter terechtzitting van 28 januari 2014 is de rechtbank gebleken dat het onderzoek in onderhavige zaak niet volledig is geweest. Er was sprake van een gebrek in de volmacht ten aanzien van één van de benadeelde partijen. Om die reden heeft de rechtbank het onderzoek heropend en vervolgens geschorst tot de terechtzitting van 4 april 2014.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 16/702674-13:
op 7 augustus 2013 in vereniging brand heeft gesticht, terwijl daarvoor gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
Parketnummer 16/652117-14:
Primair: op 24 februari 2014 [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, dan wel met zware mishandeling;
Subsidiair: op 24 februari 2014 een boksbeugel voorhanden heeft gehad.

3.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht het primair onder parketnummer 16/652117-14 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen. Wel acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zowel de onder parketnummer 16/702674-13 ten laste gelegde brandstichting in vereniging heeft begaan als ook dat verdachte een boksbeugel voorhanden heeft gehad (parketnummer 16/652117-14 subsidiair) en zij baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair onder parketnummer 16/652117-14 ten laste gelegde feit. Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank gelet op de bekennende verklaringen van verdachte met betrekking tot deze feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Parketnummer 16/702674-13:
Aangezien verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en de verdediging geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de aangifte van [benadeelde 1] namens [bedrijf 1] [1] ;
- de aangifte van [benadeelde 2] namens [bedrijf 2] [2] ;
- het sporenonderzoek [3] ;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting [4] .
4.3.2
Parketnummer 16/652117-14
Vrijspraak
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit, nu onvoldoende is komen vast te staan dat verdachte [slachtoffer] heeft bedreigd. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Aangezien verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft bekend en de verdediging geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de aangifte van [slachtoffer] [5] ;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting [6] .

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de onder 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Parketnummer 16/702674-13:
hij op 7 augustus 2013 te [plaats], tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk brand heeft gesticht in een vuilcontainer gelegen aan de [adres], immers hebben verdachte en (een of meer van) zijn medeverdachte(n) toen aldaar opzettelijk een brandende aansteker in aanraking gebracht met aanmaakblokjes, ten gevolge waarvan voornoemde container geheel of gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor een winkelpand en inventaris van [bedrijf 1] en een winkelpand en inventaris van [bedrijf 2] en (andere) aangrenzende (winkel)panden te duchten was;
Parketnummer 16/652117-14 Subsidiair:
op 24 februari 2014 in de gemeente [plaats], een wapen van categorie I, onder sub 3 te
weten een boksbeugel, voorhanden heeft gehad;
de in bovenstaande tenlastelegging gebruikte termen worden, voor zover daaraan in
de "Wet Wapens en Munitie" betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis
te zijn gebruikt;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezen verklaarde levert de navolgende strafbare feiten op:
Parketnummer 16/702674-13:
Opzettelijk brand stichten in vereniging, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
Parketnummer 16/652117-14 Subsidiair:
Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

7.De strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft kennis genomen van het psychologisch onderzoek pro justitia van 18 december 2013 van drs. I. Snijders, gezondheidspsycholoog. In dit rapport wordt onder meer het volgende geconstateerd.
Verdachte is lijdende aan een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling, in de vorm van ADHD, een gedragsstoornis en zwakbegaafdheid. Deze ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling waren van invloed de gedragskeuzes van verdachte en zijn gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde. Gezien de vastgestelde problematiek kan uitgegaan worden van een beperkt overzicht van verdachte op de situatie ten tijde van het tenlastegelegde. Verdachte is minder dan anderen in staat de mogelijke gevolgen van zijn eigen of andermans gedrag adequaat in te schatten en is daarbij in verhoogde mate impulsief. Samenhangend met de gedragsstoornis en de zwakbegaafdheid is sprake van een forse mate van zelfoverschatting en een gebrek aan zelfreflectie. Verdachte was ten tijde van de brandstichting makkelijk te verleiden tot het meedoen van negatief of antisociaal gedrag. Er is niet zozeer sprake van een hoge mate van beïnvloedbaarheid bij verdachte, maar eerder van een interne hang naar spanning en sensatie waardoor verdachte zich laat leiden. Daarbij ziet hij de ernst van zijn gedrag of handelen niet in en ontbreekt het hem aan inzicht in de (emotionele) gevolgen van zijn gedrag voor anderen. Een en ander is zeer waarschijnlijk van invloed geweest op het gedrag en het handelen van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde. Verdachte is, samenhangend met de gestelde gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis, in enige mate verminderd in staat te anticiperen op de (mogelijke) gevolgen van zijn gedrag voor zichzelf en anderen. Deskundige Snijders heeft dan ook geadviseerd om uit te gaan van een enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid.
De rechtbank neemt de conclusie uit het rapport van bovengenoemde deskundige over en oordeelt dat verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar is.
Overeenkomstig dit oordeel kan niet worden gezegd dat verdachte niet strafbaar is. Er is voorts ook geen andere omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen een jeugddetentie voor de duur van 90 dagen, waarvan 73 dagen voorwaardelijk met aftrek en met een proeftijd van 2 jaar en daarbij als bijzondere voorwaarde de maatregel Hulp & Steun, met daarbij ITB-plus voor de duur van 6 maanden en alle trainingen die Bureau Jeugdzorg noodzakelijk acht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte een werkstraf op te leggen voor de duur van 25 uur/12 dagen vervangende jeugddetentie.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de eis van de officier van justitie passend is, met uitzondering van de gevorderde werkstraf, die volgens de verdediging achterwege moet worden gelaten.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich samen met twee medeverdachten schuldig gemaakt aan brandstichting van [bedrijf 1] in [plaats]. Het was wellicht niet de bedoeling van de jongens om deze winkel in brand te steken, maar door de (vuil)container, die dichtbij (het afdakje van) de winkel stond met vuur in aanraking te brengen, hebben zij een groot risico genomen. Dit risico heeft zich ook voltrokken en dit heeft tot veel schade, opschudding en overlast geleid. Dit handelen had evenwel, ook gelet op het tijdstip van de brand, nog ernstigere gevolgen kunnen hebben, zoals het overslaan van de brand van de winkel naar een aantal naastgelegen appartementen. Onder dergelijke omstandigheden brand stichten is uiterst gevaarlijk, angstaanjagend en kan tot ernstige gevoelens van onveiligheid leiden. Verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een boksbeugel. Het voorhanden hebben van een dergelijk wapen levert een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen op.
Wat de persoon van de verdachte betreft, heeft de rechtbank rekening gehouden met een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 februari 2014, waaruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld, echter niet voor soortgelijke delicten. Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van de over verdachte opgemaakte rapporten, waaronder het onder 7. genoemde rapport waarin wordt geadviseerd om aan verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie met daarbij bijzondere voorwaarden (een groepstraining, gericht op agressieregulatie, moreel redeneren en sociale vaardigheden, zoals een training aangeboden door De Waag), op te leggen, waarbij het wenselijk zou zijn om de ITB plus maatregel nogmaals op te leggen of te verlengen. Daarnaast heeft [A] namens de Raad voor de Kinderbescherming op 20 januari 2014 een adviesrapportage opgesteld, waarin wordt geadviseerd om een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen onder de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich in het kader van de maatregel Hulp en Steun ITB plus moet houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, ook als dat inhoudt een behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling
.Ter zitting van 4 april 2014 heeft mevrouw [B] toegelicht dat verdachte het goed doet in het ITB plus traject. Ook volgt verdachte op dit moment de So Cool training. Verder heeft zij toegelicht dat verdachte op de wachtlijst staat voor een intake bij De Waag in het kader van een weerbaarheidstraining. Het is volgens [B] de bedoeling dat deze training pas begint nadat So Cool reeds is afgerond.
Gelet op de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de enigszins verminderd toerekeningsvatbaarheid zal de rechtbank aan verdachte een gedeeltelijk voorwaardelijke jeugddetentie opleggen, waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijke deel van 73 dagen zal een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden worden verbonden. Met deze voorwaardelijke straf wordt mede beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Tevens maakt dit de begeleiding door Bureau Jeugdzorg mogelijk, waaronder ook 6 maanden ITB-plus en daarnaast behandelingen als MST, weerbaarheidstraining en IHG bij De Waag of andere instellingen. Voorgaande bijzondere voorwaarden acht de rechtbank noodzakelijk, nu er zonder de begeleiding van de jeugdreclassering ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. De rechtbank is van oordeel dat er in onderhavige zaak sprake is van een misdrijf zoals voornoemd, nu het bij de bewezenverklaarde brandstichting ook niet ondenkbaar zou zijn geweest dat er slachtoffers zouden zijn gevallen, gelet op het feit dat er mensen in de appartementen in de nabijheid van de winkel lagen te slapen en verdachte zelf ook ter zitting heeft verklaard dat hij daarvoor bang is geweest. De rechtbank zal gelet op het voorgaande de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren. Daarnaast zal de rechtbank nog een werkstraf voor de duur van 40 uren opleggen. Dit is een hogere (werk)straf dan door de officier van justitie geëist, echter de rechtbank is van oordeel dat dit door de ernst van, met name, de brandstichting passend is. Bureau Jeugdzorg zal ervoor zorg dragen dat de opgelegde bijzondere voorwaarden en werkstraf in te passen zijn in het dagelijks schema van verdachte en zijn gezin.

9.De benadeelde partijen (parketnummer 16/702674-13)

[bedrijf 2]
De benadeelde partij [benadeelde 3] heeft namens [bedrijf 2] en overeenkomstig het bepaalde in artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De benadeelde partij vordert in totaal een bedrag van € 8.901,70 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toe te wijzen tot een bedrag van € 3.804,70, vermeerderd met de wettelijke rente en met daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De rest van de vordering dient niet ontvankelijk te worden verklaard.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij weliswaar is onderbouwd door de bijlagen die erbij zijn gevoegd en waarop de gevorderde bedragen zijn terug te vinden, echter dit betreffen offertes in plaats van facturen en daar komt nog bij dat één van de offertes niet is ondertekend. De raadsman stelt zich derhalve op het standpunt dat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
De rechtbank heeft geconstateerd dat de vordering bevoegd is ingediend. De rechtbank is van verder van oordeel dat de gevorderde schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. De rechtbank overweegt ten aanzien van het verweer van de raadsman dat het niet ter zake doet dat er sprake is van offertes in plaats van facturen, waarvan er een niet is ondertekend. Het gaat er om dat de benadeelde partij aannemelijk heeft gemaakt welke schade zij heeft geleden. De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade kan worden toegewezen tot een bedrag van
€ 7.840,70, omdat de vordering tot dit bedrag voldoende is onderbouwd en de rechtbank niet onredelijk voor komt. De rechtbank zal eveneens bepalen dat de vordering hoofdelijk zal worden toegewezen. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen vanaf 7 augustus 2013.
Voor het overige is de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk (zijnde onder andere een bedrag van € 576,00 ter zake van aanzuigfilters airco-installatie en € 485,00 ter zake van plaatsing ozonapparatuur), waarbij het een onevenredige belasting van het strafproces zou opleveren om dit nader te laten uitzoeken of verder onderbouwen, zodat zij deze vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De verdachte zal worden verwezen in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
[bedrijf 1]
De benadeelde partij de heer [benadeelde 4] heeft namens [bedrijf 1] en overeenkomstig het bepaalde in artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De benadeelde partij vordert in totaal een bedrag van € 65.751,00 euro aan materiële schade, en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toe te wijzen tot een bedrag van € 65.270,95 met daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, gelet op de ingewikkeldheid van de vordering. Subsidiair is de raadsman van mening dat er sprake is van eigen schuld aan de kant van de benadeelde partij, gelet op het feit dat de container te dicht bij het pand stond, waarmee zij de clausule uit de overeenkomst met de verzekeraar niet heeft nageleefd.
De rechtbank heeft geconstateerd dat de vordering bevoegd is ingediend. De rechtbank is verder van oordeel dat de vordering niet te ingewikkeld van aard is voor deze strafprocedure, nu de vordering begrijpelijk is en voldoende is onderbouwd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de benadeelde partij ontvankelijk is in haar vordering. Verder overweegt de rechtbank dat het beroep van de raadsman op medeschuld niet op gaat. Dit is een kwestie tussen de verzekeraar en verzekerde en doet niets af aan de aansprakelijkheid van verdachte. De rechtbank is verder van oordeel dat de vordering voldoende is onderbouwd en niet onredelijk voor komt. De rechtbank zal de vordering integraal en hoofdelijk toewijzen. De rechtbank zal daarnaast de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De verdachte zal worden verwezen in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 77za en 157 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing
Vrijspraak
Verklaart het onder parketnummer 16/652117-14 primair ten laste gelegde feit niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Parketnummer 16/702674-13:
Opzettelijk brand stichten in vereniging, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
Parketnummer 16/652117-14 Subsidiair:
Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Straf
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van
90 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
73 dagen, van deze jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
en
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1.zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die in het kader van de maatregel Hulp en Steun worden gegeven door of namens de Bureau Jeugdzorg, waarvan zes maanden ITB-plus, gerekend vanaf de datum van de uitspraak;
2. moet meewerken aan MST, een weerbaarheidstraining en IHG door De Waag of een soortgelijke instantie, voor zover Bureau Jeugdzorg dit noodzakelijk acht;
De rechtbank draagt die instelling op om de verdachte hulp en steun te verlenen bij het naleven van de bijzondere voorwaarden.
- verklaart de op grond van artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77za van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar;
Veroordeelt verdachte tot
een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van
40 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 20 dagen.
Benadeelde partijen (t.a.v. parketnummer 16/702674-13)
[bedrijf 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [bedrijf 2] van een bedrag van € 7.840,70 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, te berekenen vanaf 7 augustus 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag voornoemd, behalve voor zover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [bedrijf 2],
€ 7.840,70 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 30 dagen jeugddetentie;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
[bedrijf 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [bedrijf 1] van een bedrag van € 65.751,00 aan materiële schade;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
- veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag voornoemd, behalve voor zover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [bedrijf 1],
€ 65.751,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 60 dagen jeugddetentie;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Voorlopige hechtenis
- Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P. Glerum, voorzitter en tevens kinderrechter, mrs. P.J.M. Mol en E.A.A. van Kalveen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Meulen, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 april 2014.
Mr. P.J.M. Mol is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
Parketnummer 16/702674-13
hij op of omstreeks 07 augustus 2013 te [plaats], althans in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in (een) (vuil)containers gelegen aan
de [adres], immers heeft/hebben verdachte en/of (één of meer van) zijn
medeverdachte(n) toen aldaar opzettelijk een brandende aansteker, in elk geval
opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (een) aanmaakblokje(s),
althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan voornoemde
(vuil)container(s) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand
is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor een winkelpand en inventaris
van [bedrijf 1] en/of een winkelpand en inventaris van [bedrijf 2] en/of
(andere) aangrenzende (winkel)panden, in elk geval gemeen gevaar voor
goederen, te duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Parketnummer 16/652117-14
Primair
hij op of omstreeks 24 februari 2014 te [plaats], althans in het
arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf
tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft
verdachte opzettelijk dreigend een honkbalknuppel en/of een boksbeugel getoond
en / of (daarbij) voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd : ""kom
op dan sla ik je tanden eruit en maak ik je dood"", althans woorden van
gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 24 februari 2014 in de gemeente [plaats] althans in het
arrondissement Midden-Nederland, een wapen van categorie I, onder sub 3 te
weten een boksbeugel, voorhanden heeft gehad;
de in bovenstaande tenlastelegging gebruikte termen worden, voorzover daaraan in
de "Wet Wapens en Munitie" betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis
te zijn gebruikt;
art 13 lid 1 Wet wapens en munitie

Voetnoten

1.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] namens [bedrijf 1], opgenomen op pagina 73-75 van het proces-verbaal dossiernummer PL1405 2013046239, in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 1 tot en met 214.
2.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2] namens [bedrijf 2], opgenomen op pagina 76/77 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
3.Proces-verbaal van Sporenonderzoek, opgenomen op pagina 64/65 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
4.De verklaring van verdachte ter zitting d.d. 28 januari 2014.
5.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], opgenomen op pagina 5 van het proces-verbaal dossiernummer PL14ZD 2014007647, in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 1 tot en met 60.
6.De verklaring van verdachte ter zitting d.d. 4 april 2014.