Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich samen met twee medeverdachten schuldig gemaakt aan brandstichting van [bedrijf 1] in [plaats]. Het was wellicht niet de bedoeling van de jongens om deze winkel in brand te steken, maar door de (vuil)container, die dichtbij (het afdakje van) de winkel stond met vuur in aanraking te brengen, hebben zij een groot risico genomen. Dit risico heeft zich ook voltrokken en dit heeft tot veel schade, opschudding en overlast geleid. Dit handelen had evenwel, ook gelet op het tijdstip van de brand, nog ernstigere gevolgen kunnen hebben, zoals het overslaan van de brand van de winkel naar een aantal naastgelegen appartementen. Onder dergelijke omstandigheden brand stichten is uiterst gevaarlijk, angstaanjagend en kan tot ernstige gevoelens van onveiligheid leiden. Verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een boksbeugel. Het voorhanden hebben van een dergelijk wapen levert een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen op.
Wat de persoon van de verdachte betreft, heeft de rechtbank rekening gehouden met een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 februari 2014, waaruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld, echter niet voor soortgelijke delicten. Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van de over verdachte opgemaakte rapporten, waaronder het onder 7. genoemde rapport waarin wordt geadviseerd om aan verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie met daarbij bijzondere voorwaarden (een groepstraining, gericht op agressieregulatie, moreel redeneren en sociale vaardigheden, zoals een training aangeboden door De Waag), op te leggen, waarbij het wenselijk zou zijn om de ITB plus maatregel nogmaals op te leggen of te verlengen. Daarnaast heeft [A] namens de Raad voor de Kinderbescherming op 20 januari 2014 een adviesrapportage opgesteld, waarin wordt geadviseerd om een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen onder de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich in het kader van de maatregel Hulp en Steun ITB plus moet houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, ook als dat inhoudt een behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling
.Ter zitting van 4 april 2014 heeft mevrouw [B] toegelicht dat verdachte het goed doet in het ITB plus traject. Ook volgt verdachte op dit moment de So Cool training. Verder heeft zij toegelicht dat verdachte op de wachtlijst staat voor een intake bij De Waag in het kader van een weerbaarheidstraining. Het is volgens [B] de bedoeling dat deze training pas begint nadat So Cool reeds is afgerond.
Gelet op de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de enigszins verminderd toerekeningsvatbaarheid zal de rechtbank aan verdachte een gedeeltelijk voorwaardelijke jeugddetentie opleggen, waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijke deel van 73 dagen zal een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden worden verbonden. Met deze voorwaardelijke straf wordt mede beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Tevens maakt dit de begeleiding door Bureau Jeugdzorg mogelijk, waaronder ook 6 maanden ITB-plus en daarnaast behandelingen als MST, weerbaarheidstraining en IHG bij De Waag of andere instellingen. Voorgaande bijzondere voorwaarden acht de rechtbank noodzakelijk, nu er zonder de begeleiding van de jeugdreclassering ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. De rechtbank is van oordeel dat er in onderhavige zaak sprake is van een misdrijf zoals voornoemd, nu het bij de bewezenverklaarde brandstichting ook niet ondenkbaar zou zijn geweest dat er slachtoffers zouden zijn gevallen, gelet op het feit dat er mensen in de appartementen in de nabijheid van de winkel lagen te slapen en verdachte zelf ook ter zitting heeft verklaard dat hij daarvoor bang is geweest. De rechtbank zal gelet op het voorgaande de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren. Daarnaast zal de rechtbank nog een werkstraf voor de duur van 40 uren opleggen. Dit is een hogere (werk)straf dan door de officier van justitie geëist, echter de rechtbank is van oordeel dat dit door de ernst van, met name, de brandstichting passend is. Bureau Jeugdzorg zal ervoor zorg dragen dat de opgelegde bijzondere voorwaarden en werkstraf in te passen zijn in het dagelijks schema van verdachte en zijn gezin.