ECLI:NL:RBMNE:2014:7241

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 februari 2014
Publicatiedatum
6 januari 2015
Zaaknummer
16-661119-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijke gevangenisstraf na overtreding van bijzondere voorwaarden

Op 28 februari 2014 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 16/661119-13, waarin de rechtbank de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf heeft toegewezen. De veroordeelde was eerder op 26 juli 2013 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden. Deze voorwaarden omvatten onder andere meldplicht bij de reclassering en deelname aan een cognitieve vaardigheidstraining.

Tijdens de proeftijd heeft de veroordeelde echter geen initiatieven ondernomen om aan zijn meldplicht te voldoen. Het Leger des Heils, dat verantwoordelijk was voor de reclassering, heeft herhaaldelijk geprobeerd contact met de veroordeelde te krijgen, maar zonder succes. De veroordeelde was sinds zijn vrijlating zonder vaste woon- of verblijfplaats en heeft zich niet gemeld bij de reclassering of de nachtopvang.

De rechtbank heeft tijdens de zitting op 28 februari 2014 de officier van justitie en de raadsman van de veroordeelde gehoord. De raadsman pleitte voor aanhouding van de zaak tot de zitting van 26 maart 2014, maar de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om de zaak aan te houden. De rechtbank concludeerde dat de veroordeelde niet gemotiveerd was om zich aan de opgelegde bijzondere voorwaarden te houden en heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen.

De rechtbank heeft de beslissing genomen om de gevangenisstraf van twee maanden, die eerder voorwaardelijk was opgelegd, ten uitvoer te leggen. Deze uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer voor strafzaken van de Rechtbank Midden-Nederland, te Utrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661119-13
Datum uitspraak: 28 februari 2014
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling
Beslissing van de rechtbank Midden-Nederland, meervoudige kamer voor strafzaken, naar aanleiding van de vordering van de officier van justitie in dit arrondissement, ingekomen ter griffie van deze rechtbank op 22 januari 2014, strekkende tot tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij het onherroepelijk geworden vonnis van deze rechtbank van 26 juli 2013, in de zaak tegen de veroordeelde:
[veroordeelde]
geboren op [1981] te [geboorteplaats]
wonende [adres] te [woonplaats]
De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier van de veroordeelde bevindende stukken, waaronder:
- een afschrift van voormeld vonnis, waarbij de veroordeelde onder meer is veroordeeld tot -kort gezegd- een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden (met aftrek) met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde;
*zich tijdens de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland;
*zich binnen drie dagen na zijn ontslag uit de penitentiaire inrichting meldt bij de afdeling Jeugdzorg en Reclassering van het Leger des Heils, Zeehaenkade 30, 3526 LC Utrecht en zich gedurende de toezichtperiode blijft melden conform de frequentie van het toezichtniveau;
*deelneemt aan een Cognitieve vaardigheidstraining;
*meewerkt aan nadere diagnostiek en/of ambulante behandeling bij de forensische poli van Kade 17 of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering. Hierbij zal veroordeelde zich dienen te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
- een kennisgeving als bedoeld in artikel 366a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering;
- een advies tenuitvoerlegging van het Leger des Heils, afdeling reclassering, d.d. 21 januari 2014.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting d.d. 28 februari 2014 zijn de officier van justitie en de raadsman van de veroordeelde, mr. B. van Rhijn, gehoord. Tevens is de heer P. Hover, namens het Leger des Heils, afdeling reclassering, verschenen en als deskundige ter zitting gehoord.

De beoordeling:

Veroordeelde is op 26 juli 2013 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met aftrek van het voorarrest en met een proeftijd van twee jaar en daarbij bovengenoemde bijzondere voorwaarden.
Uit het rapport van het Leger des Heils van 21 januari 2014 blijkt dat er met veroordeelde, reeds tijdens zijn detentie, afspraken zijn gemaakt over de invulling van het reclasseringstoezicht dat zou starten direct na de detentieperiode. Een van die afspraken was dat veroordeelde zou zich melden bij de reclassering en dat hij zou gebruikmaken van de nachtopvang van Kwintes te Amersfoort. Verder zou worden gekeken of de ambulante hulpverlening van het Leger des Heils weer gestart zou kunnen worden. Veroordeelde is sinds het einde van zijn detentie zonder vaste woon- of verblijfplaats. De reclassering heeft hem in het kader van zijn toezicht daarom niet schriftelijk kunnen uitnodigen. Vervolgens is contact geweest met de nachtopvang van Kwintes te Amersfoort en gebleken is dat veroordeelde hier na het einde van zijn detentie niet naar toe is gegaan. Ook is tevergeefs geprobeerd om via de wijkagent contact met veroordeelde te krijgen.
Na raadpleging van alle mogelijke bronnen om de bereikbaarheidsgegevens van veroordeelde te achterhalen, concludeert het Leger des Heils dat het niet mogelijk is gebleken om met hem in contact te komen. Daarom kunnen zij geen inhoud geven aan het toezicht en om die reden is een terugmelding gedaan.
Ter zitting heeft de officier van justitie gepersisteerd bij zijn vordering.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de onderhavige zaak moet worden aangehouden tot de terechtzitting van 26 maart 2014 wanneer een andere strafzaak tegen veroordeelde, met parketnummer 16/661161-14, behandeld zal worden.
De rechtbank overweegt dat veroordeelde, ondanks de duidelijke afspraken die ten tijde van het verblijf van veroordeelde in de penitentiaire inrichting met hem zijn gemaakt, geen initiatieven heeft ondernomen om aan zijn meldplicht te voldoen. Ook is uit het rapport van het Leger des Heils gebleken dat zij, ondanks verwoede pogingen daartoe, op geen enkele manier contact hebben kunnen krijgen met veroordeelde sinds zijn vrijlating. Verder is veroordeelde niet ter zitting verschenen en daarnaast is uit de toelichting van de heer Hover ter zitting gebleken dat veroordeelde recent nog zijn schorsingsvoorwaarde in een andere zaak heeft overtreden door zich wederom niet te melden bij de reclassering. De rechtbank is van oordeel dat zij niet anders kan dan concluderen dat veroordeelde niet gemotiveerd is om zich aan de opgelegde bijzondere voorwaarden te houden en gelet hierop zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie toewijzen. De rechtbank ziet geen aanleiding om de zaak aan te houden tot de zitting van 26 maart 2014.

De beslissing:

De rechtbank:
wijst de vordering tot tenuitvoerlegging toe van de gevangenisstraf van 2 maanden die voorwaardelijk is opgelegd bij voormeld vonnis van 26 juli 2013
Aldus gedaan te Utrecht op 28 februari 2014, door mr. M.P. Glerum, voorzitter, en mrs. Z.J. Oosting en J.F. Haeck, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Meulen, als griffier.