ECLI:NL:RBMNE:2014:7239

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 februari 2014
Publicatiedatum
6 januari 2015
Zaaknummer
16-600799-10
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijke gevangenisstraf na overtreding bijzondere voorwaarden

Op 25 februari 2014 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de veroordeelde, die eerder op 10 december 2010 was veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf beoordeeld, nadat de veroordeelde herhaaldelijk de bijzondere voorwaarden had overtreden. De veroordeelde was opgenomen in de Oostvaarderskliniek, maar haar behandeling verliep problematisch, met incidenten van geweld en drugsgebruik. Ondanks de kansen die haar zijn geboden, heeft zij niet voldoende meegewerkt aan de voorwaarden van haar behandeling.

Tijdens de zitting op 11 februari 2014 zijn de officier van justitie, de veroordeelde en haar raadsman gehoord. De reclassering heeft geadviseerd om over te gaan tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, gezien de onhoudbare situatie in de kliniek en het onveilige behandelklimaat. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van de officier van justitie tijdig is ingediend en dat de veroordeelde meerdere kansen heeft gekregen om aan de voorwaarden te voldoen. Gezien de lange duur van de voorwaardelijke straf en de overtredingen die de veroordeelde heeft begaan, heeft de rechtbank besloten om de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen voor een periode van 9 maanden, terwijl de vordering voor het overige is afgewezen.

De rechtbank heeft in haar beslissing benadrukt dat de verantwoordelijkheid voor de overtredingen grotendeels bij de veroordeelde ligt, ondanks de coulance van de Oostvaarderskliniek. De beslissing is genomen in het belang van de veiligheid en de effectiviteit van de behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/600799-10
Datum uitspraak: 25 februari 2014
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling
Beslissing van de rechtbank te Midden-Nederland, meervoudige kamer voor strafzaken, naar aanleiding van de vordering van de officier van justitie in dit arrondissement, ingekomen ter griffie van deze rechtbank op 24 januari 2014, strekkende tot tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij het onherroepelijk geworden vonnis van deze rechtbank van 10 december 2010, in de zaak tegen de veroordeelde:
[veroordeelde]
geboren op [1982] te [geboorteplaats]
thans gedetineerd in de PI Utrecht, locatie Nieuwersluis
De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier van de veroordeelde bevindende stukken, waaronder:
- een afschrift van voormeld vonnis, waarbij de veroordeelde onder meer is veroordeeld tot -kort gezegd- een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en daarbij bijzondere voorwaarden;
- een afschrift van de beslissingen van 31 oktober 2011 en 26 februari 2013 waarbij de, bij vonnis van 10 december 2010, opgelegde bijzondere voorwaarden gewijzigd zijn;
- een kennisgeving als bedoeld in artikel 366a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering;
- een advies tenuitvoerlegging van Reclassering Nederland d.d. 15 januari 2014;
- een bevel voorlopige tenuitvoerlegging gegeven door de rechter-commissaris d.d. 17 januari 2014.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting d.d. 11 februari 2014 zijn de officier van justitie, de veroordeelde en haar raadsman, mr. J.P.W. Nijboer, gehoord. Tevens is mevrouw E. van der Pluijm, reclasseringswerker, verschenen.

De beoordeling:

Veroordeelde is op 10 december 2010 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden met een proeftijd van twee jaar en daarbij bovengenoemde bijzondere voorwaarden.
Uit het rapport van de reclassering van 15 januari 2014 blijkt dat de veroordeelde in eerste instantie was opgenomen in de FPK te Assen. Hier is de behandeling wegens agressief gedrag stopgezet. Daarna is door de Directie Forensische Zorg gekeken naar mogelijke klinieken in het land. Er waren geen klinieken die het aandurfde om de veroordeelde op deze justitiële titel op te nemen, met uitzondering van de Oostvaarderskliniek in Almere, waar zij op de TBS-afdeling geplaatst kon worden. Gelet op het voorgaande werden de bijzondere voorwaarden door de rechtbank gewijzigd zodat veroordeelde haar behandeling in de Oostvaarderskliniek kon voortzetten. De periode in de Oostvaarderskliniek verliep met ups en downs. Er was sprake van meerdere incidenten op het gebied van geweld en drugs, die echter niet hebben geleid tot een terugmelding. Vervolgens heeft er wederom een zitting plaatsgevonden omdat de veroordeelde, na de behandeling bij de Oostvaarderskliniek, met begeleiding wilde gaan wonen. De Oostvaarderskliniek heeft vervolgens een particuliere woning voor de veroordeelde gehuurd met één andere bewoner uit de kliniek. Na het gebruik van harddrugs is de veroordeelde echter teruggeplaatst in de kliniek voor een time-out. Vervolgens zijn de spanningen opgelopen en heeft de veroordeelde zich weer gewelddadig gedragen in de richting van de behandelaars. Ook is er sprake geweest van harddrugsgebruik en is het vermoeden dat de veroordeelde strafbare feiten pleegt. De situatie is daarmee onhoudbaar geworden en de veroordeelde heeft de kliniek moeten verlaten. De veroordeelde is vervolgens overgegaan tot agressief gedrag en zelfbeschadiging en er is een onveilige situatie ontstaan.
Concluderend is er een onhandelbare situatie in de kliniek ontstaan waarbij geen enkele invulling aan de behandeling en daarmee aan het toezicht, kan worden gegeven. De veroordeelde zorgt voor een onveilige behandelklimaat in de Oostvaarderskliniek voor zowel zichzelf als voor de medepatiënten, zodanig dat door de geneesheer directeur is besloten de behandeling per direct te beëindigen en haar uit de kliniek te verwijderen. De reclassering stelt zich op het standpunt dat de veroordeelde onvoldoende heeft meegewerkt aan de voorwaarden. Derhalve adviseert zij om over te gaan tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke strafdeel.
Uit de toelichting van mevrouw Van der Pluijm ter zitting blijkt dat de veroordeelde al met veel moeite en als grote uitzondering destijds is geplaatst op de TBS-afdeling van de Oostvaarderskliniek. Er is ook op dit moment geen enkele andere kliniek waar de veroordeelde geplaatst kan worden. Van der Pluijm is van mening dat het heel onwenselijk zou zijn dat de veroordeelde vast komt te zitten en vooral dat zij na haar detentieperiode zonder reclasseringsbegeleiding en/of behandeling op straat komt te staan, omdat geen enkele verslavingskliniek haar durft op te nemen. Van der Pluijm ziet echter ook geen andere oplossing en persisteert dan ook bij haar terugmelding.
Ter zitting heeft de officier van justitie primair gevorderd dat de vordering tenuitvoerlegging primair in zijn geheel dient te worden toegewezen en subsidiair dat de vordering wordt toegewezen ten aanzien van 9 maanden en voor het overige wordt afgewezen.
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering, strekkende tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf, moet worden afgewezen. Subsidiair is de raadsman van mening dat de vordering gedeeltelijk kan worden toegewezen voor een periode van een aantal maanden.
De rechtbank constateert dat de vordering van de officier van justitie tijdig is ingediend. Verder overweegt de rechtbank dat de veroordeelde meerdere kansen heeft gekregen om aan de behandel- en begeleidingsverplichting, die als bijzondere voorwaarde is opgenomen, mee te werken. Alles is door de reclassering in het werk gesteld om een plek voor de veroordeelde te bemachtigen en te behouden. Maar ondanks deze kansen en de coulance van de Oostvaarderskliniek, heeft de veroordeelde de bijzondere voorwaarden overtreden. Dit is, in ieder geval voor een groot gedeelte, aan de veroordeelde zelf te wijten. Gelet op het voorgaande en de zeer lange duur van de voorwaardelijke straf, zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie toewijzen voor de duur van 9 maanden. Voor het overige zal de rechtbank de vordering afwijzen.

Beslissing:

De rechtbank:
-wijst de vordering tot tenuitvoerlegging toe voor de duur van 9 maanden;
-wijst de vordering voor het overige af.
Aldus gedaan te Utrecht op 25 februari 2014, door mr. M.P. Glerum, voorzitter, en mrs. E.A. Messer en P.J.M. Mol, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Meulen, als griffier.