ECLI:NL:RBMNE:2014:7236

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 januari 2014
Publicatiedatum
6 januari 2015
Zaaknummer
16-661760-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met braak en poging tot diefstal uit voertuigen in Utrecht

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 januari 2014 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1972 in Marokko, die zich op 31 juli 2013 schuldig heeft gemaakt aan twee vermogensdelicten in Utrecht. De verdachte heeft een diefstal met braak gepleegd uit een Volkswagen en heeft geprobeerd goederen weg te nemen uit een Fiat. Tijdens de zitting op 14 januari 2014 heeft de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. W.C. den Daas, de feiten bekend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie heeft de verdachte beschuldigd van beide feiten, en de verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

De rechtbank heeft de bewijsmiddelen beoordeeld, waaronder aangiften van de benadeelden en de bekennende verklaring van de verdachte. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich de toegang tot de voertuigen heeft verschaft door middel van braak, wat de strafbaarheid van de feiten bevestigt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) voor de maximale duur van twee jaar, gezien zijn recidive en de ernst van de feiten.

Daarnaast heeft de rechtbank de vorderingen van de benadeelde partijen [Aangever 1] en [Aangever 2] toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van respectievelijk € 118,68 en € 67,50 aan schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf afgewezen, omdat de ISD-maatregel werd opgelegd. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 24c, 36f, 38m, 38n, 45, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummers: 16/661760-13; 16/655378-12 (tul)
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 januari 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1972] te [geboorteplaats] (Marokko)
thans gedetineerd in HvB Detentiecentrum Schiphol te Badhoevedorp

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 14 januari 2014. Verdachte is verschenen met zijn raadsman mr. W.C. den Daas, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat de verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De (gewijzigde) tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: op 31 juli 2013 te Utrecht goederen heeft weggenomen uit een personenauto (Volkswagen);
Feit 2: op 31 juli 2013 te Utrecht heeft geprobeerd goederen weg te nemen uit een personenauto (Fiat).

3.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte beide primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van beide ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, gelet op de bekennende verklaring van verdachte ten aanzien van deze feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Aangezien verdachte de primair onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft bekend en de verdediging geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht bovengenoemde ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen gelet op:
feit 1 primair
- de aangifte (met bijlage) van [Aangever 1] [1]
- de processen-verbaal van bevindingen [2] [3]
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting [4]
feit 2 primair
- de aangifte van [Aangever 2] [5]
- het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] [6]
- de bekennende verklaring van verdachte ter zitting [7]

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de onder 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat
1.
Primair
hij op 31 juli 2013 te Utrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een personenauto (merk Volkswagen, type Fox) heeft weggenomen een radio/cd-speler (merk Kenwood) toebehorende aan [Aangever 1], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak op een raam van voornoemde personenauto;
2.
Primair
hij op 31 juli 2013 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een personenauto (merk Fiat, type
Panda) weg te nemen goederen en/of geld, toebehorende aan [Aangever 2] en zich daarbij de toegang tot voornoemde personenauto te verschaffen door middel van braak, immers heeft hij, verdachte
- met de hand(en) en/of een voorwerp een raam van voornoemde personenauto
ingeslagen/vernield,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezen verklaarde levert de navolgende strafbare feiten op:
feit 1 primair
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Feit 2 primair
Poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht en gebaseerd op de wettelijke vereisten waaraan is voldaan, gevorderd aan verdachte op te leggen de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD).
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat de ISD-maatregel in dit geval een passende afdoening is. De raadsman is van mening dat verdachte nu gemotiveerder is dan voorheen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft twee vermogensdelicten gepleegd, te weten een diefstal met braak en een poging daartoe. Uit de handelingen van verdachte blijkt dat verdachte weinig respect toont voor andere mensen en hun eigendommen. Bovendien veroorzaakt verdachte door het plegen van dit soort strafbare feiten veel overlast en angst.
Blijkens het Uittreksel justitiële documentatie van 3 december 2013, dat inmiddels 55 pagina’s beslaat, is verdachte veelvuldig veroordeeld voor voornamelijk vermogensdelicten, onder meer tot vrijheidsbenemende straffen. Daarnaast heeft de Meervoudige Strafkamer in de rechtbank te Utrecht aan verdachte al meerdere keren (waarvan eenmaal voorwaardelijk) de ISD-maatregel opgelegd.
Blijkens het rapport van Victas d.d. 9 januari 2014, opgemaakt door reclasseringswerker B.H.V. Dölle, is verdachte (fors) verslaafd aan cocaïne en is hij meermalen veroordeeld voor vermogensdelicten die hij pleegde om in zijn verslaving te voorzien. Daarnaast spelen factoren als het ontbreken van een opleiding en dagbesteding en daarmee het ontbreken van een inkomen, maar ook zijn emotioneel welzijn en zijn houding en gedrag, een rol in het delictgedrag. Verdachte heeft vanwege zijn gedrag het afgelopen jaar voortijdig de klinische behandeling bij Basalt moeten afbreken en is vrijwel direct daarna gerecidiveerd. Het recidiverisico is hoog, er zijn problemen op meerdere leefgebieden. Het risico op het zich onttrekken aan voorwaarden is eveneens hoog: verdachte houdt zich wel aan de meldplichtafspraken, maar is onbehandelbaar. Tot op heden heeft verdachte geweigerd mee te werken aan behandelingen gericht op (het inzicht verkrijgen in de lichamelijke en gedragsmatige effecten van) zijn middelengebruik en op het gebied van zijn psychisch functioneren, en met betrekking tot het verlies van validiteit en het aanleren van adequate coping mechanismen en sociale vaardigheden, spanningsregulatie en psycho-educatie. Er is geen risico op letselschade: de delicten in de sfeer van geweld zijn beperkt gebleven tot beledigingen, bedreigingen en vernieling.
Ter zitting heeft de heer Dölle toegelicht dat er geen mogelijkheden meer zijn in het kader van toezicht. Daarom is oplegging van de ISD-maatregel noodzakelijk.
De rechtbank is op grond van voormelde bevindingen van oordeel dat het opleggen van de maatregel tot plaatsing van de verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders wenselijk en noodzakelijk is.
Daarbij heeft de rechtbank tevens in aanmerking genomen dat voldaan wordt aan de eisen die de wet daaromtrent stelt.
Immers op het door verdachte begane misdrijf is voorlopige hechtenis toegelaten, terwijl de verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane misdrijf ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of taakstraf is veroordeeld, het feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen of maatregelen en er voorts ernstig rekening mede moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan en de veiligheid van goederen het opleggen van de maatregel eist. Gelet op het hiervoor vermelde acht de rechtbank de maatregel niet disproportioneel. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de maatregel het beste kader biedt voor verdachte om aan zijn goede voornemen, om zijn leven te gaan beteren, vorm te geven.
Tot slot is de rechtbank ambtshalve bekend dat er voldoende capaciteit is om de maatregel op korte termijn ten uitvoer te leggen.
De rechtbank zal de gevorderde ISD-maatregel voor de maximale duur van twee jaren opleggen. Om de recidive te beëindigen en tot een zo optimaal mogelijke oplossing van de problematiek van verdachte te komen, zal de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht niet in mindering worden gebracht op de duur van de maatregel.

9.De benadeelde partijen

feit 1
De benadeelde partij [Aangever 1] heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van zijn vordering. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 118,68 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft integrale toewijzing gevorderd van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente en met daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. De rechtbank zal de gevorderde schade in zijn geheel toewijzen, omdat deze voldoende is onderbouwd en niet is weersproken. Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen vanaf 31 juli 2013.
De verdachte zal worden verwezen in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
feit 2
De benadeelde partij [Aangever 2] heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van zijn vordering. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 67,50 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft integrale toewijzing gevorderd van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente en met daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. De rechtbank zal de gevorderde schade in zijn geheel toewijzen, omdat deze voldoende is onderbouwd en niet is weersproken. Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen vanaf 31 juli 2013.
De verdachte zal worden verwezen in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.

10.De tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tenuitvoerlegging moet worden toegewezen. De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering tenuitvoerlegging moet worden afgewezen en subsidiair is hij van mening dat enkel dat deel moet worden toegewezen dat gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft gezeten.
Aan verdachte is bij vonnis van deze rechtbank van 21 mei 2012 (onder meer) een voorwaardelijke gevangenisstraf van 365 dagen met een proeftijd van twee jaar opgelegd.
Bij vonnis van 19 december 2012 zijn reeds 65 dagen ten uitvoer gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
De rechtbank zal hiertoe echter niet besluiten, omdat in de onderhavige hoofdzaak de maatregel van ISD zal worden opgelegd.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 38m, 38n, 45, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Feit 2 primair
Poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Maatregel
- gelast de
plaatsingvan verdachte
in een inrichting voor stelselmatige daders voor twee jaar;
Benadeelde partijen
[Aangever 1] (feit 1)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [Aangever 1] van een bedrag van € 118,68 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, te berekenen vanaf 31 juli 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [Aangever 1],
€ 118,68 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 3 dagen hechtenis;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
[Aangever 2] (feit 2)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [Aangever 2] van een bedrag van € 67,50 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, te berekenen vanaf 31 juli 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [Aangever 2],
€ 67,50 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 2 dagen hechtenis;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Krol, voorzitter, mrs. E.A. Messer en C.E.A. Bakker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Meulen, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 januari 2014.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
Primair
hij op of omstreeks 31 juli 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit
een personenauto (merk Volkswagen, type Fox) heeft weggenomen een
radio/cd-speler (merk Kenwood) en/of een navigatiesysteem (merk Navman), in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Aangever 1], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de
toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en / of de / het weg te
nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak op
en/of verbreking van een raam van voornoemde personenauto;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 31 juli 2013 te Utrecht, in elk geval in Nederland, een
radio/cd-speler (merk Kenwood) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of
heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden
krijgen van die radio/cd-speler wist, althans redelijkerwijs had moeten
vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
2.
Primair
hij op of omstreeks 31 juli 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk
van wederrechtelijke toeëigening in / uit een personenauto (merk Fiat, type
Panda) weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan
[Aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en
zich daarbij de toegang tot voornoemde personenauto te verschaffen en / of die
/ dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn bereik te brengen door
middel van braak en/of verbreking,
immers heeft hij, verdachte
- met de hand(en) en/of een voorwerp een raam van voornoemde personenauto
ingeslagen/vernield,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 31 juli 2013 te Utrecht opzettelijk en wederrechtelijk
een ruit van een auto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [Aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
heeft vernield en / of beschadigd en / of onbruikbaar gemaakt, door toen
aldaar opzettelijk en wederrechtelijk die ruit in te slaan en/of te verbreken;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Proces-verbaal van aangifte van [Aangever 1], opgenomen op pagina 20 en 22 van het proces-verbaal dossiernummer PL091A 2013171582, in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 1 tot en met 41.
2.Proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina 9 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
3.Proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina 5 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
4.de verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 14 januari 2014
5.Proces-verbaal van aangifte van [Aangever 2], opgenomen op pagina 11 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
6.Proces-verbaal van getuige [getuige], opgenomen op pagina 16 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
7.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 14 januari 2014.