In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 januari 2014 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1972 in Marokko, die zich op 31 juli 2013 schuldig heeft gemaakt aan twee vermogensdelicten in Utrecht. De verdachte heeft een diefstal met braak gepleegd uit een Volkswagen en heeft geprobeerd goederen weg te nemen uit een Fiat. Tijdens de zitting op 14 januari 2014 heeft de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. W.C. den Daas, de feiten bekend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie heeft de verdachte beschuldigd van beide feiten, en de verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft de bewijsmiddelen beoordeeld, waaronder aangiften van de benadeelden en de bekennende verklaring van de verdachte. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich de toegang tot de voertuigen heeft verschaft door middel van braak, wat de strafbaarheid van de feiten bevestigt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) voor de maximale duur van twee jaar, gezien zijn recidive en de ernst van de feiten.
Daarnaast heeft de rechtbank de vorderingen van de benadeelde partijen [Aangever 1] en [Aangever 2] toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van respectievelijk € 118,68 en € 67,50 aan schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf afgewezen, omdat de ISD-maatregel werd opgelegd. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 24c, 36f, 38m, 38n, 45, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.