ECLI:NL:RBMNE:2014:7221

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 december 2014
Publicatiedatum
6 januari 2015
Zaaknummer
16.659816-14 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een geldboete voor handelen in strijd met de Opiumwet

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is de verdachte beschuldigd van het in bezit hebben van een hoeveelheid hennep in strijd met de Opiumwet. De zaak werd behandeld in een openbare terechtzitting op 19 december 2014, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. W.R. Jonk. De officier van justitie, mr. N.T.R.M. Franken, vorderde een geldboete van €100 voor de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte werd beschuldigd van het aanwezig hebben van 3,16 gram hennep op 27 mei 2013 in zijn woning.

Tijdens het onderzoek ter terechtzitting werd vastgesteld dat de politie op de genoemde datum een hennepkwekerij in de woning van de verdachte had aangetroffen. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien en kwam tot de conclusie dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan het ten laste gelegde feit. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden vrijgesproken, aangezien er voldoende bewijs was dat de in beslag genomen plantendelen hennep waren.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van €100, met de mogelijkheid van 2 dagen hechtenis bij gebreke van betaling. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn justitiële documentatie, waaruit bleek dat hij eerder was veroordeeld, maar niet voor soortgelijke feiten. Het vonnis werd uitgesproken op 31 december 2014 door de meervoudige kamer van de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16.659816-14 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 31 december 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1979] te [geboorteplaats] (Colombia),
wonende te [woonplaats] aan de [adres].

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 19 december 2014, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W.R. Jonk, advocaat te Almere.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. N.T.R.M. Franken en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 mei 2013 te [woonplaats], in elk geval in Nederland, aanwezig heeft gehad in een woning aan [adres], een hoeveelheid van (ongeveer) (in totaal) 3,16 gram hennep en/of hasjiesj, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen geacht.
Toen de politie de woning van verdachte binnenging, troffen zij een hennepkwekerij aan waar reeds geoogst was. De aangetroffen hennep betrof restafval van die kwekerij. Er is geen sprake van een hoeveelheid hennep bestemd voor eigen gebruik. Dat volgt ook uit de 78 potten met aarde die werden aangetroffen door de politie.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde. De raadsman heeft bepleit dat niet kan worden vastgesteld dat de door de Forensische Opsporing onderzochte inhoud van een seal bag het op 27 mei 2013 inbeslaggenomen materiaal betreft en dat enig ander bewijs ten aanzien van de aard van de aanwezige plantendelen in de woning ontbreekt.
Het oordeel van de rechtbank [1]
Verbalisanten troffen op 27 mei 2013 in een woning aan de [adres] te [woonplaats] een tent aan die zij ambtshalve herkenden als een henneptent of growtent. In die tent roken zij de geur van hennep. In die tent hingen vier assimilatielampen en een koolstoffilter en er stonden 78 potten met aarde. Verder lagen er stekbakjes op de grond. In de tent lagen bovendien diverse hennepbladeren, waarvan er een aantal in beslag zijn genomen voor bemonstering bij de forensische opsporing. [2]
Verdachte heeft verklaard dat hij de enige huurder was van de betreffende woning en dat hij er alleen woonde. [3]
Uit een ‘Proces-verbaal Opiumwet’ d.d. 27 juni 2013 volgt dat er een onderzoek heeft plaatsgevonden naar materiaal dat was inbeslaggenomen tijdens een onderzoek ingevolgde de Opiumwet tegen verdachte. De aangeboden partij betrof 3,16 gram aan gedroogde plantendelen in een seal bag met goednummer 954257. De plantendelen werden herkend als hennep en uit een indicatieve test bleken die plantendelen THC te bevatten. [4]
In de Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 27 mei 2013 wordt melding gemaakt van circa vijf hennepbladeren die voor bemonstering naar ‘fo’ worden gestuurd. Hierbij wordt een goednummer vermeld dat overeenkomt met het goednummer dat in voornoemd ‘Proces-verbaal Opiumwet’ wordt genoemd. De rechtbank heeft, gelet op voorgaande bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, geen reden om te betwijfelen dat de door de Forensische Opsporing onderzochte plantendelen de in de woning van verdachte inbeslaggenomen hennepbladeren betreffen.
De rechtbank acht het tenlastegelegde, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen zoals hierna onder 5 is omschreven.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 27 mei 2013 te [woonplaats] aanwezig heeft gehad in een woning aan [adres], een hoeveelheid van 3,16 gram hennep.
Van het meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
6 KWALIFICATIE
Het bewezene levert op:
Handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID

Het feit en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 100,-.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over de op te leggen straf.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon en draagkracht van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank acht het opleggen van de door de officier van justitie geëiste geldboete passend en geboden. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op een uittreksel betreffende de justitiële documentatie van verdachte d.d. 6 november 2014, waaruit is gebleken dat verdachte weliswaar eerder is veroordeeld, maar niet voor soortgelijke strafbare feiten.

9.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op
  • de artikelen 23, 24, 24c en 91 van het Wetboek van Strafrecht;
  • de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet,
zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde feit strafbaar, zodanig als hierboven onder 6 is gekwalificeerd;
- verklaart verdachte strafbaar;

Strafoplegging

- legt aan verdachte op een geldboete van
€ 100,--bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 dagen hechtenis
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C.J. Elte-Hamming, voorzitter, mr. drs. S.M. van Lieshout en mr. C.A. de Beaufort, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.J. Laanstra, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 december 2014.
Mr. Hamming is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2013035284, doorgenummerd 1 tot en met 95.
2.Pagina 60, alinea’s 3, 4 en 9. Pagina 61, alinea
3.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 19 december 2014.
4.Pagina 80.