Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[eiser sub 2],
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 15;
- de producties 16 tot en met 21 van de zijde van de Identiteitsraad;
- de op 16 december 2014 toegezonden producties van Amaris Zorggroep;
- de mondelinge behandeling op 17 december 2014;
- de pleitnota van de Identiteitsraad;
- de pleitnota van Amaris Zorggroep.
2.De feiten
3.Het geschil
alseen besluit tot wijziging van de Statuten (artikel 2:317 BW). Uit artikel 14.4 van de Statuten d.d. 18 september 2008 blijkt dat voor wijziging van de Statuten in dit geval, voor zover het artikel 12.2 betreft, de instemming van de Identiteitsraad nodig is. Uit artikel 6 van het Reglement blijkt dat ook voor wijziging van artikel 2 van de Statuten die instemming is vereist. Dit heeft tot gevolg dat voor een besluit tot fusie de instemming van de Identiteitsraad nodig is, ongeacht of de tekst van de Statuten wijzigt. Immers uit artikel 2:317 BW volgt dat een besluit tot fusie wat betreft de formaliteiten overeenkomstig een besluit tot wijziging van de Statuten moet worden behandeld. Hieruit volgt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet dat de formaliteiten die gelden bij een Statutenwijziging niet in acht hoeven te worden genomen, indien het besluit tot fusie niet leidt tot inhoudelijke wijzigingen in die Statuten, zoals Amaris Zorggroep suggereert. Bovendien geldt hier dat artikel 2 en 12.2. van de Statuten door het fusiebesluit zijn gewijzigd en die wijziging niet enkel tekstueel te beschouwen is. In artikel 15 van de nieuwe Statuten (het oude artikel 12.2) wordt bovendien een discretionaire bevoegdheid gecreëerd die de instemming van de Identiteitsraad behoeft. Hierin wordt immers bepaald dat de Raad van Bestuur een Identiteitsraad
kaninstellen.