ECLI:NL:RBMNE:2014:7161

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 december 2014
Publicatiedatum
30 december 2014
Zaaknummer
C-16-369889 - HL ZA 14-171
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad door oplichting van Ziggo B.V. met valse facturen

In deze civiele zaak heeft Ziggo B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] wegens onrechtmatige daad, specifiek het (mede)plegen van oplichting. Ziggo heeft op basis van valse facturen in totaal € 148.472,48 betaald aan bankrekeningen die niet toebehoorden aan haar leveranciers. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs is voor een strafrechtelijke veroordeling van de gedaagden. De feiten tonen aan dat [gedaagde 1], als Master Data Beheerder bij Ziggo, betrokken was bij het openen van bankrekeningen op naam van derden, op verzoek van [gedaagde 2]. De rechtbank concludeert dat de gedragingen van beide gedaagden een onrechtmatige daad opleveren, waardoor Ziggo schade heeft geleden. De rechtbank heeft de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade en hen veroordeeld tot betaling van het bedrag van € 153.446,16, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast zijn de beslagkosten en proceskosten aan de gedaagden opgelegd. Het vonnis is uitgesproken op 31 december 2014.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/16/369889 / HL ZA 14-171
Vonnis van 31 december 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ZIGGO B.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiseres,
advocaat mr. A.P. Fijn van Draat te Utrecht,
tegen

1.[gedaagde 1],

wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. B.J.H.L. Brouwer te Apeldoorn,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. R. Akkaya te Helmond.
Partijen zullen hierna Ziggo en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 3 september 2014
  • de akte van Ziggo houdende inbreng van producties
  • het proces-verbaal van comparitie van 14 november 2014, met de brief van [gedaagde 2] van
21 november 2014 met opmerkingen op dat proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Ziggo heeft op 14 maart 2014 van de ING Bank een waarschuwing ontvangen, inhoudende dat –samengevat- bij de ING Bank in korte tijd op verschillende namen 48 bankrekeningen waren geopend, dat alle eerste stortingen op die bankrekeningen van Ziggo afkomstig waren, dat al die stortingen vervolgens waren overgeschreven naar één en dezelfde bankrekening en vervolgens contant zijn opgenomen. Ziggo heeft vervolgens een onderzoek laten uitvoeren door International Security Partners B.V. (hierna: ISP).
2.2.
Door Ziggo is op basis van, zoals uit het onderzoek van ISP is gebleken, valse facturen in totaal € 148.472,48 betaald (productie 4 van Ziggo). Deze betalingen hebben plaatsgevonden op ING bankrekeningen die op naam leken te staan van leveranciers van Ziggo, te weten Aspider (€ 6.008,86), Mullervisual (€ 58.038,86), Nic. Oud Direct Mail
(€ 24.996,62), Locatus (€ 6.964,18), Mare (€ 12.281,50), PostNL (€ 10.699,60), Stampa
(€ 11.205,81) en Unitid (€ 18.277,05). Na onderzoek is gebleken dat deze bankrekeningen niet toebehoorden aan leveranciers van Ziggo.
2.3.
De hiervoor genoemde bankrekeningen zijn, op verzoek van [gedaagde 1], geopend door [gedaagde 2]. De tenaamstelling van deze bankrekeningen werd bepaald door [gedaagde 1]. [gedaagde 2] kreeg voor het openen van rekeningen een vergoeding van [gedaagde 1], volgens [gedaagde 1] bedroeg deze vergoeding een deel van zijn gokwinst, volgens [gedaagde 2] kreeg hij € 50,00 per geopende rekening. De zogenaamde ‘tancodes’ van deze bankrekeningen, waarmee overboekingen konden worden geautoriseerd, werden verzonden naar het telefoonnummer van [gedaagde 1].
2.4.
De hiervoor genoemde bedragen zijn na ontvangst op de hiervoor genoemde ING bankrekeningen overgeboekt naar twee bankrekeningen, te weten de hiervoor genoemde bankrekening op naam van PostNL en een op verzoek van [gedaagde 1] door [gedaagde 2] geopende bankrekening op naam van DDB. Vanaf die beide bankrekeningen zijn bedragen contant opgenomen door [gedaagde 2]. Voorts zijn bedragen naar de privé rekeningen van [gedaagde 2] en [gedaagde 1] overgeboekt en zijn (kleinere) bedragen van andere bankrekeningen ontvangen. Volgens opgave van de ING Bank staat er geen geld meer op voornoemde bankrekeningen.
2.5.
[gedaagde 1] was in zijn functie van Master Data Beheerder bij Ziggo, onder meer, verantwoordelijk voor het beheren en muteren van de gegevens van leveranciers van Ziggo.
2.6.
Op 2 maart 2014 heeft [gedaagde 1] aan [gedaagde 2] (werkzaam bij PostNL) de volgende chatboodschap gestuurd:
“Gozer!! Morgen bespreking! Belangrijk! Kan je morgen 6900 opnemen bij je werkgever? Ik heb het hard nodig slechte tijden. Laat het je weten wanneer het er op staat!”
2.7.
Op 3 maart 2014 is € 6.900,00 bijgeschreven op de hiervoor genoemde bankrekening op naam van PostNL en diezelfde dag contant opgenomen door [gedaagde 2]. Dit bedrag was afkomstig van de hiervoor genoemde bankrekening op naam van Locatus. Op die bankrekening was door Ziggo € 6.964,18 overgemaakt op grond van een valse factuur.
2.8.
Ziggo heeft aangifte gedaan bij de politie, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn (nog) niet gehoord als verdachten.
2.9.
ISP heeft voor haar werkzaamheden in het kader van het hiervoor onder 2.1. genoemde onderzoek op 10 april 2014 € 4.973,68 gefactureerd aan Ziggo. In totaal heeft ISP voor deze werkzaamheden € 11.482,41 gefactureerd aan Ziggo.

3.Het geschil

3.1.
Ziggo vordert, samengevat, dat de rechtbank:
I. zal verklaren voor recht dat [gedaagde 1] en/of [gedaagde 2] uit eigen hoofde aansprakelijk zijn voor de volledige schade die Ziggo lijdt, althans dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor deze schade, althans dat [gedaagde 1] en/of [gedaagde 2] verplicht zijn de schade die Ziggo lijdt te vergoeden tot het bedrag van hun verrijking;
II. [gedaagde 1] en/of [gedaagde 2], des de één betalende de ander is gekweten, zal veroordelen aan Ziggo te voldoen € 148.472,48, althans een geldbedrag zoals de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren, althans een geldbedrag nader op te maken bij staat, althans
III. [gedaagde 1] en/of [gedaagde 2] zal veroordelen aan Ziggo te voldoen € 74.236,24, althans een geldbedrag zoals de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren, althans een geldbedrag nader op te maken bij staat;
IV. [gedaagde 1] en/of [gedaagde 2], des de één betalende de ander is gekweten, zal veroordelen aan Ziggo te voldoen een PM geldbedrag ter vergoeding van de kosten die zijn verbonden aan het onderzoek dat is uitgevoerd door International Security Partners B.V., althans een geldbedrag zoals de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren, althans een geldbedrag nader op te maken bij staat, althans
V. [gedaagde 1] en/of [gedaagde 2], des de één betalende de ander is gekweten, zal veroordelen aan Ziggo te voldoen de wettelijke rente over de betaling(en) die zij ingevolge dit vonnis aan Ziggo dienen te doen, zulks te rekenen vanaf de dag der dagvaarding tot die van algehele voldoening;
VI. [gedaagde 1] zal veroordelen aan Ziggo te voldoen een PM geldbedrag ter vergoeding van de (deurwaarders)kosten verbonden aan het leggen van het conservatoire (derden)beslag, althans een geldbedrag zoals de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren, althans een geldbedrag nader op te maken bij staat;
VII. met veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de kosten van deze procedure.
3.2.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Ziggo baseert haar vordering primair op de stelling dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] onrechtmatig jegens haar hebben gehandeld door het (mede)plegen van oplichting en dat zij voor de dientengevolge door Ziggo geleden schade aansprakelijk zijn. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] betwisten dat zij Ziggo hebben opgelicht of anderszins betrokken zijn geweest bij die oplichting.
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat voor aansprakelijkheid ingevolge artikel 6:162 BW sprake dient te zijn van een onrechtmatige daad, die aan de dader kan worden toegerekend, terwijl er schade is en een causaal verband tussen daad en schade. Als onrechtmatige daad wordt –onder andere- aangemerkt een inbreuk op een recht, behoudens de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond. Van een inbreuk op een recht kan sprake zijn, indien de dader een strafbaar feit pleegt en het slachtoffer daarmee in zijn (eigendoms)recht aantast. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een strafbaar feit, neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat, zoals de Hoge Raad in zijn uitspraak van 29 mei 2009 (ECLI:NL:HR: 2009:BH4720) heeft bepaald, de rechtbank, ook al heeft de strafrechter (nog) geen oordeel uitgesproken, zonder miskenning van haar taak als burgerlijke rechter en zonder schending van de door artikel 6 lid 2 EVRM gewaarborgde onschuldpresumptie tot een dergelijke oordeel kan komen.
4.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat Ziggo is opgelicht voor een bedrag van
€ 148.472,48. Ziggo is bewogen dit bedrag te betalen op basis van valse (of vervalste) facturen, die afkomstig leken van haar bekende leveranciers waarmee zij een handelsrelatie onderhield, maar die in werkelijkheid niet van deze leveranciers afkomstig waren. Op deze valse facturen was een bankrekeningnummer vermeld, dat niet het bankrekeningnummer was van de leverancier van wie de factuur afkomstig leek. De tenaamstelling van dit bankrekeningnummer was (vrijwel) gelijkluidend aan de naam van de leverancier van wie de factuur afkomstig leek. De betalingen van Ziggo op die bankrekeningen zijn dan ook niet ten goede gekomen aan die leveranciers. Uiteindelijk zijn alle op deze wijze door Ziggo betaalde bedragen contant opgenomen van de bankrekeningen.
4.4.
Ten aanzien van de vraag of [gedaagde 1] en [gedaagde 2] onrechtmatig jegens Ziggo hebben gehandeld, neemt de rechtbank het volgende in overweging.
  • Ziggo maakt gebruik van een digitaal systeem waarin haar leveranciers zijn opgenomen, met daarbij –onder meer- vermeld hun bankrekeningnummer en het bedrag dat zij nog kunnen declareren aan leveranties.
  • [gedaagde 1] was uit hoofde van zijn functie bij Ziggo bekend met de namen van de leveranciers van Ziggo en droeg uit dien hoofde eveneens kennis van de bedragen die zij nog konden declareren aan leveranties.
  • De bankrekeningen die op de hiervoor genoemde valse facturen stonden vermeld, alsmede een bankrekening op naam van DDB, zijn alle geopend door [gedaagde 2], op verzoek van [gedaagde 1]. [gedaagde 1] bepaalde onder welke namen die bankrekeningen werden geopend door [gedaagde 2]. [gedaagde 1] heeft [gedaagde 2] hiervoor een vergoeding betaald of in het vooruitzicht gesteld.
  • De bij die bankrekeningen behorende tancodes, waarmee digitale overboekingen geautoriseerd konden worden, zijn verzonden naar het telefoonnummer van [gedaagde 1].
  • De door Ziggo, op basis van de voornoemde valse facturen, op die bankrekeningen overgemaakte bedragen, zijn (kort) na bijschrijving op de betreffende bankrekening overgeschreven naar de voornoemde bankrekeningen op naam van PostNL en DDB en vervolgens, veelal op dezelfde dag, van die rekeningen contant opgenomen door [gedaagde 2].
  • [gedaagde 1] heeft op 2 maart 2014 aan [gedaagde 2] gevraagd of hij daags erna ‘6900’ kon opnemen bij ‘zijn werkgever’, te weten PostNL, en hem daarbij medegedeeld dat hij ([gedaagde 1]) aan hem ([gedaagde 2]) zou laten weten wanneer ‘het’ er op stond. Op 3 maart 2014 is € 6.900,00 van de (door [gedaagde 2] geopende) bankrekening op naam van Locatus overgeschreven op de (eveneens door [gedaagde 2] geopende) bankrekening op naam van PostNL en op diezelfde dag contant opgenomen van die rekening door, naar eigen zeggen, [gedaagde 2].
4.5.
[gedaagde 1] heeft verklaard dat hij door [gedaagde 2] bankrekeningen heeft laten openen omdat hij online gokte en op die manier extra bonussen kon ontvangen. [gedaagde 1] heeft echter geen verklaring kunnen geven voor het feit dat hij die bankrekeningen liet openen op identieke of vrijwel identieke namen van leveranciers van Ziggo en evenmin waarom hij deze bankrekeningen niet zelf heeft geopend, maar dit, onder betaling, door [gedaagde 2] liet doen. Evenmin heeft [gedaagde 1] een bevredigende verklaring kunnen geven voor het feit dat, zonder dat hij, naar eigen zeggen, hiervan op de hoogte was, met behulp van de tancodes die door de ING Bank naar zijn mobiele telefoon zijn gezonden, kort nadat Ziggo de bedragen had overgeboekt op de hiervoor genoemde bankrekeningen, deze bedragen zijn overgeboekt naar de bankrekeningen op naam van PostNL en DDB en van die rekeningen contant zijn opgenomen door [gedaagde 2]. Weliswaar heeft [gedaagde 1] verklaard dat hij zelf uitsluitend kleine overboekingen deed naar goksites en naar zijn eigen rekening en ‘wel eens’ tancodes aan [gedaagde 2] heeft doorgegeven, maar niet alleen heeft [gedaagde 2] dit betwist, ook valt deze verklaring niet te rijmen met de inhoud van het bericht dat [gedaagde 1] op 2 maart 2014 aan [gedaagde 2] heeft gezonden. Uit dat bericht, en de daarop volgende financiële transacties op 3 maart 2014, leidt de rechtbank af, dat [gedaagde 1] wist dat het geldbedrag van € 6.900,00, dat kort daarvoor door Ziggo was overgemaakt op basis van een valse factuur, zou worden overgemaakt van de bankrekening op naam van Locatus naar de bankrekening op naam van PostNL en ook dat [gedaagde 1] wist wanneer die overboeking zou plaatsvinden. Ter comparitie heeft [gedaagde 1] omtrent zijn bericht van 2 maart 2014 aan [gedaagde 2] uitsluitend verklaard dat hij zich de context van dat bericht niet meer voor de geest kan halen en om die reden omtrent dat bericht niets kan verklaren.
4.6.
[gedaagde 2] heeft gesteld dat hij er van uitging dat de door hem op verzoek van [gedaagde 1] geopende bankrekeningen, bedoeld waren voor het online gokken door [gedaagde 1]. [gedaagde 2] heeft echter evenzo verklaard dat hij de papieren afschriften van de door hem geopende bankrekeningen gedurende enkele maanden heeft gecontroleerd om te zien of op die rekening, in zijn woorden, ‘vreemde’ activiteiten plaatsvonden. Hieruit volgt dat het, ook voor [gedaagde 2], klaarblijkelijk niet zonder meer vaststond dat het handelen van [gedaagde 1], waaraan hijzelf door het openen van de bankrekeningen op namen van anderen dan van hemzelf en [gedaagde 1] een bijdrage leverde, volstrekt onverdacht was. Het had dan ook op de weg van [gedaagde 2] gelegen om, zeker vanaf het moment dat hij, naar eigen zeggen, voor [gedaagde 1] grote bedragen contant moest opnemen van de door hem geopende bankrekeningen, te controleren waar dat geld op die bankrekeningen vandaan kwam. [gedaagde 2] had deze controle ook kunnen doen, omdat de papieren bankafschriften op zijn adres werden bezorgd. Hetzelfde geldt voor de contante opnames die [gedaagde 2], naar eigen zeggen, op verzoek van [gedaagde 1] heeft gedaan. Ook ten aanzien van die opnames heeft [gedaagde 2] zich niet vergewist van de herkomst van de gelden, terwijl ook dat voor hem mogelijk was geweest.
4.7.
De hiervoor besproken feiten en omstandigheden brengen de rechtbank, in het licht van het hiervoor onder 4.2. geformuleerde uitgangspunt, tot het oordeel, dat de gedragingen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2], in onderlinge samenhang bezien, een bewezenverklaring van medeplegen van of medeplichtigheid aan oplichting, meermalen gepleegd, kunnen dragen. De oplichting van Ziggo had immers niet op hiervoor omschreven manier kunnen slagen, indien door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet de hiervoor genoemde bankrekeningen waren geopend op de hiervoor genoemde namen en de bedragen vervolgens niet waren overgeboekt en contant opgenomen. Aldus hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een inbreuk gemaakt op het (eigendoms)recht van Ziggo. Gesteld noch gebleken is dat voor deze inbreuk een rechtvaardigingsgrond aanwezig was, zodat de inbreuk een onrechtmatige daad jegens Ziggo oplevert.
4.8.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben niet betwist dat de onrechtmatige daad aan hen kan worden toegerekend en evenmin dat er schade is en een causaal verband bestaat tussen de onrechtmatige daad en de schade. [gedaagde 2] heeft in dit kader nog wel aangevoerd dat het niet inzien van de afschriften van de desbetreffende bankrekeningen niet in een causaal verband staat tot de door Ziggo geleden schade, maar deze stelling miskent dat de door [gedaagde 2] gepleegde onrechtmatige daad (tevens) is het (in samenwerking met [gedaagde 1]) openen en tenaamstellen van bankrekeningen en het opnemen van contante bedragen van die rekeningen. Zoals hiervoor is overwogen bestaat tussen de handelingen en de oplichting van Ziggo voldoende causaal verband, in de zin dat de oplichting niet op deze manier zou zijn geslaagd indien die bankrekeningen (op die namen) niet waren geopend.
4.9.
Het vorenstaande betekent dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] verplicht zijn de schade die Ziggo als gevolg van de door hen gepleegde onrechtmatige daad heeft geleden, te vergoeden. De onder I. gevorderde verklaring voor recht zal dan ook worden toegewezen op de wijze als hierna vermeld. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben de hoogte van de door Ziggo gestelde schade niet betwist. De rechtbank zal de vordering onder II. toewijzen. De subsidiaire vordering onder III. kan daarmee onbesproken blijven.
4.10.
Ziggo heeft voorts vergoeding gevorderd van de kosten van het onderzoek door ISP. In de dagvaarding is dit bedrag aangeduid als P[ro] M[emorie]. Ter gelegenheid van de comparitie heeft Ziggo gesteld dat in plaats van PM in de dagvaarding moet worden gelezen € 4.973,68. De advocaten van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben desgevraagd te kennen gegeven, de dagvaarding ook zo te hebben gelezen. De rechtbank zal hen in die lezing volgen. Ingevolge artikel 6:96 BW komen mede voor vergoeding in aanmerking de redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid. [gedaagde 1] heeft (de redelijkheid van) deze kostenpost niet betwist. [gedaagde 2] heeft aangevoerd dat deze kosten ‘exorbitant’ zijn en om die reden niet als redelijk kunnen worden aangemerkt. De rechtbank is van oordeel, dat deze kosten, gelet op de omvang van het door ISP uitgevoerde onderzoek en het daarvoor in totaal door haar aan Ziggo in rekening gebrachte kosten, redelijk zijn. Nu [gedaagde 2] niet nader heeft onderbouwd waarom deze kostenpost in zijn woorden exorbitant zijn, zal de rechtbank dat verweer passeren. De vordering onder IV. ten aanzien van de kosten van het onderzoek door ISP zal dan ook worden toegewezen.
4.11.
De onder V. gevorderde betaling van wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de datum van dagvaarding, 13 mei 2014, is niet betwist en zal als steunend op de wet dan ook worden toegewezen.
4.12.
Ziggo vordert voorts onder VI. [gedaagde 1] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in art. 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot, mede gezien de kostenopgave van de deurwaarder van 19 mei 2014 (productie 15 van Ziggo) op € 1.281,83 voor verschotten en € 2.000,00 voor salaris advocaat (1 rekest x € 2.000,00).
4.13.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Ziggo worden begroot op:
- dagvaarding € 77,52
- overige explootkosten € 17,86
- griffierecht € 3.221,00
- salaris advocaat €
4.000,00(2,0 punten × tarief € 2.000,00)
Totaal € 7.316,38

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht, dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die Ziggo lijdt, als gevolg van de door hen gepleegde onrechtmatige daad;
5.2.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan Ziggo te betalen een bedrag van € 153.446,16 (éénhonderddrieënvijftig duizendvierhonderdzesenveertig euro en zestien eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dat bedrag vanaf 13 mei 2014 tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde 1] in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 3.281,83,
5.4.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van Ziggo tot op heden begroot op € 7.316,38,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C.P. de Ridder en in het openbaar uitgesproken op 31 december 2014. [1]

Voetnoten

1.type: MdR