ECLI:NL:RBMNE:2014:716

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 februari 2014
Publicatiedatum
25 februari 2014
Zaaknummer
358871 / HA RK 13-331
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek van verzoeker in bestuursrechtelijke procedure

In deze wrakingszaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 20 februari 2014, heeft verzoeker [verzoeker] een wrakingsverzoek ingediend tegen de leden van de wrakingskamer. Dit verzoek volgde op eerdere wrakingsverzoeken die door verzoeker waren ingediend in andere procedures. Verzoeker stelde dat mr. Hofman, lid van de wrakingskamer, niet onpartijdig kon oordelen omdat hij betrokken was bij de behandeling van notariële zaken die relevant waren voor de hoofdzaak. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat verzoeker zijn wrakingsverzoek niet tijdig had ingediend, aangezien hij pas op 8 december 2013 zijn verzoek indiende, terwijl de feiten die tot het verzoek leidden al eerder bekend waren. Hierdoor werd verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek.

Daarnaast overwoog de rechtbank dat er sprake was van misbruik van het wrakingsinstrument, omdat verzoeker herhaaldelijk wrakingsverzoeken indiende in samenhangende procedures. De rechtbank besloot dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker, dat betrekking had op de onderliggende hoofdprocedure, niet in behandeling zou worden genomen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de griffier werd opgedragen om een afschrift van de beslissing toe te zenden aan de betrokken partijen. De rechtbank benadrukte dat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel openstond.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingslocatie Utrecht
Zaaknummer / rekestnummer: 358871 / HA RK 13-331
beslissing van 20 februari 2014 van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken,
op het verzoek in de zin van artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van:
[verzoeker](hierna te noemen: [verzoeker]),
wonende te [woonplaats],
verzoeker.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het wrakingsverzoek van [verzoeker] van 8 december 2013;
- de pleitnota van [verzoeker] van 10 december 2013;
- de schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek van mrs. J.M. Willems, J.W. Veenendaal en E.J.W. Verhaagh van 18 december 2013;
- het e-mailbericht van [verzoeker] van 6 januari 2014 tot wraking van deze wrakingskamer;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van de zitting van deze wrakingskamer op 7 januari 2014;
- de beslissing van de wrakingskamer van 20 januari 2014.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling op 6 februari 2014 zijn [verzoeker], de heer [A] alsmede mr. Willems verschenen.
1.3.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De beoordeling

Bevoegdheid
2.1.
Terstond na het uitroepen van de wrakingszaak heeft [verzoeker] (opnieuw) de wrakingskamer gewraakt. Hij heeft daartoe aangevoerd dat mr. Hofman lid is van de kamer voor het notariaat. Mr. Beens, als notaris betrokken bij de akte(s) van de VVE in de hoofdzaak, is hier ook lid van. [verzoeker] vreest daardoor dat het mr. Hofman aan onpartijdigheid ontbreekt. Nu mr. Hofman de zaak met de overige leden van deze wrakingskamer heeft besproken, vreest hij dat het hen ook aan onpartijdigheid ontbreekt.
2.2.
In de wrakingsbeslissing van 20 januari 2014 is bepaald dat een volgend verzoek van [verzoeker] tot wraking van leden van de rechtbank belast met de behandeling van wrakingsverzoeken in deze zaak niet in behandeling wordt genomen. De wrakingskamer heeft na schorsing voor beraad dienovereenkomstig beslist en de behandeling van het wrakingsverzoek van mrs. Willems, Veenendaal en Verhaagh voortgezet.
Ontvankelijkheid
2.3.
Artikel 37 Rv (zie ook 4.1 van het Landelijk Model wrakingsprotocol) bepaalt dat het verzoek tot wraking dient te worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden, welke tot het doen van het wrakingsverzoek aanleiding hebben gegeven, aan de verzoeker bekend zijn geworden. [verzoeker] baseert zich ter onderbouwing van zijn wrakingsverzoek op de bij brief van 12 september 2013 genomen procesbeslissingen. Nu hij eerst op 8 december 2013 een wrakingsverzoek heeft ingediend, heeft hij zulks niet tijdig gedaan. [verzoeker] wordt daarom in zijn verzoek niet-ontvankelijk verklaard.
2.4.
Voorts overweegt de rechtbank het volgende. Ingevolge artikel 39 lid 4 Rv heeft de rechtbank de bevoegdheid om te bepalen dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling wordt genomen indien er sprake is van misbruik van het wrakingsinstrument. Vaststaat dat [verzoeker] in andere procedures waarbij hij partij is wrakingsverzoeken heeft ingediend en dat hij herhaaldelijk de wrakingskamer die daar over moet oordelen wraakt. Zo ook in de onderhavige zaak. Door het herhaald indienen van wrakingsverzoeken in dezelfde en samenhangende procedures kan niet worden toegekomen aan de (verdere) inhoudelijke behandeling van de zaak. De rechtbank ziet daarom aanleiding te bepalen dat een volgend wrakingsverzoek van [verzoeker], betrekking hebbend op de onderliggende hoofdprocedure, niet in behandeling zal worden genomen.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
verklaart [verzoeker] in zijn verzoek tot wraking niet-ontvankelijk;
3.2.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van [verzoeker], betrekking hebbend op de onderliggende hoofdprocedure bekend onder nummer UTR 13 / 1386, niet in behandeling zal worden genomen;
3.3.
draagt de griffier van de wrakingskamer op een afschrift van deze beslissing toe te zenden aan [verzoeker], de gewraakte rechters alsmede aan de voorzitter van de afdeling bestuursrecht en de president van deze rechtbank;
3.4.
bepaalt dat de hoofdzaak dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing van de behandeling vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. P.S. Elkhuizen-Koopmans, voorzitter, mr. P. Bender en mr. C.J. Hofman, leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. A. van der Landen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2014.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.