4.3Het oordeel van de rechtbank
Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende proces-verbaal, nummer PL0900 2014240336 en A, B, C, D en E, bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering (pagina 1 tot en met 440). Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
[aangever] kwam samen met [getuige 1] op 30 augustus 2014 rond 13.00 uur aan bij het bedrijfspand aan de [adres] te [vestigingsplaats]. Op de toegangsdeur zaten drie sloten. Deze zijn geopend door [aangever]. Vervolgens zijn ze een ruimte ingestapt die op een halletje lijkt. Na drie stappen naar rechts hangen rubberen deuren in de vorm van flappen. [aangever] liep naar de flappen, liep er door heen en deed twee stappen. Vervolgens zag hij voor zich iets bewegen. Hij zag voor zich een persoon met een bivakmuts op. Hij zag dat de persoon een pistool op hem richtte. Achter deze persoon zag hij twee schimmen bewegen.Hij zag drie mannen geheel in het zwart gekleed en met bivakmutsen op.Hij hoorde een mannenstem roepen: “Politie, ga op de grond liggen”. [aangever] draaide zich om, om te vluchten. Op dat moment hoorde hij een knal en voelde langs zijn rechter onderbeen een windbeweging.
[getuige 1] liep vlak achter [aangever]. Op het moment dat [aangever] binnen was hoorde hij iemand roepen: “politie, politie, ga liggen.” Direct daarna hoorde hij een schot.
[getuige 2] zag op 30 augustus 2014 rond 13.00 uur/13.15 uur dat drie jongens in het weiland bij het perceel [adres] te [vestigingsplaats] liepen. De jongens waren allen donker gekleed en droegen bovenkleding met een capuchon welke zij over hun hoofd droegen. De jongens liepen in de richting van het volgende weiland.
Door de speurhond van verbalisant [verbalisant 1] werd een geurspoor opgepakt op het punt waar getuige [getuige 2] drie mannen in het weiland zag lopen. De speurhond volgde het geurspoor door de weilanden tot aan een sloot, gelegen aan de Dieselbaan te Nieuwegein.
Op aanwijzing van de speurhond werden op diverse plaatsen langs de route van het geurspoor twee zwarte handschoenen en drie stuks bovenkleding aangetroffen.
Verbalisant [verbalisant 1] zag aan de overkant van de sloot een loopspoor via platgetrapte struiken. Verbalisant volgde het loopspoor dat eindigde bij een hek aan het einde van de Dieselbaan.Voornoemde bovenkleding betrof een drietal zwarte truien, alle voorzien van een capuchon.
Uit onderzoek van het NFI volgt dat op één van voornoemde truien sporen zijn aangetroffen waaruit volgt dat er een relatie is tussen de trui en een schietproces.
Door de speurhond van verbalisant [verbalisant 2] werd een geurspoor opgepakt vanaf het punt waar de speurhond van verbalisant [verbalisant 1] een geurspoor oppakte. De speurhond van [verbalisant 2] volgde het geurspoor in tegengestelde richting, in de richting van een sloot. Uit de bijgevoegde plattegrond volgt dat schuin aan de overkant van de sloot het perceel [adres] te [vestigingsplaats] lag. Op aanwijzing van de speurhond werden op diverse plaatsen in het water langs de route van het geurspoor een tas met gereedschap en een witte recorder en een zwarte trainingsbroek aangetroffen.
Voornoemde recorder betrof een harddisk recorder (DVR, merk Anchen CCTV System)en werd door aangever [aangever] herkend als zijn eigendom.
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] zagen op 30 augustus 2014 omstreeks 14.09 uur dat er drie mannen in de bosjes op de Marconibaan te Nieuwegein stonden. De mannen droegen allen een donkere broek en een t-shirt. Even later werden de drie voornoemde mannen aangehouden door collega’s. De mannen bleken te zijn: [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] (hierna te noemen: verdachten).Verdachten waren alle drie volledig nat en hadden allen stukjes gras en takjes op hun kleding.
Door de speurhond van verbalisant [verbalisant 1] werd een geurspoor opgepakt op het punt waar verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] de drie verdachten in de bosjes op de Marconibaan te Nieuwegein zagen. De speurhond volgde het geurspoor verder de struiken in. Het spoor eindigde op de Dieselbaan te Nieuwegein.
Op de benedenverdieping van het pand aan de [adres] te [vestigingsplaats] bevond zich in een hal achter de hoofdingang een ruimte met een kluisdeur. Aan de andere zijde van deze ruimte, zat een gat in de muur.Voor het gat in de muur van de kluisruimte lagen diverse hand- en breekgereedschappen, een slijptol en een sleuvenfrees. De kluisdeur van de kluisruimte vertoonde slijpsporen. Naast de kluisdeur lagen slijpschijven.
Op 31 augustus 2014 werd op ca. 9 meter afstand van het perceel [adres] te [vestigingsplaats], in de struiken een gereedschapskoffer met het opschrift “[naam]” aangetroffen. In de koffer bevonden zich een groot model boorhamer en diverse beitels.Uit het huurcontract van [naam] blijkt dat voornoemde boorhamer en beitels op 30 augustus 2014 te 09.25 uur zijn verhuurd aan (mede)verdachte [medeverdachte 1].
Uit het verrichte vergelijkend werktuigsporenonderzoek volgt dat de afgevormde indruksporen bij het gat in de muur mogelijk veroorzaakt zijn met de puntbeitel van de aangetroffen breekhamer.
Op de vloer voor het gat in de muur van de ruimte in het pand aan de [adres] te [vestigingsplaats] lagen diverse verhuisdozen. Op één van deze dozen waren diverse schoensporen zichtbaar.Deze ruimte met het gat in de muur is gelegen in de ruimte achter de ruimte waar de diverse munitie onderdelen zijn aangetroffen.
Uit het verrichte sporenonderzoek volgt met betrekking tot deze sporen het volgende:
- een spoor komt overeen met het profiel en de afmeting van de zool van de rechterschoen van (mede)verdachte [verdachte] en is veroorzaakt met de rechterschoen van (mede)verdachte [verdachte];
- een spoor komt overeen met het profiel en de afmeting van de zool van de rechterschoen van (mede)verdachte [medeverdachte 1] en is mogelijk veroorzaakt met de rechterschoen van (mede)verdachte [medeverdachte 1];
- twee sporen komen overeen met het profiel en de afmetingen van de zolen van de linker- en rechterschoen van (mede)verdachte [medeverdachte 2] en zijn zeer waarschijnlijk veroorzaakt met de schoenen van (mede)verdachte [medeverdachte 2].
Op de vloer voor het gat in de muur van de ruimte in het pand aan de [adres] te [vestigingsplaats] werd een snoeischaar aangetroffen.Op de snoeischaar werd onder andere het DNA profiel van (mede)verdachte [medeverdachte 2] aangetroffen. De kans dat het aangetroffen DNA profiel afkomstig is van een ander dan verdachte is kleiner dan 1 op 1 miljard.
In het kozijn van de doorgang naar de loods werd een beschadiging aangetroffen. Naast deze beschadiging lag een projectiel op de vloer. Even verderop lag een mantel van een projectiel. Voorts werd onder de verwarming een huls aangetroffen, met het opschrift “S&B 9 mm Luger”. Tezamen vormden de aangetroffen delen een 9 MM volmantel patroon.
Voornoemde huls is vermoedelijk verschoten met een semi-automatisch werkend pistool van het kaliber 9 mm Parabellum.
Uit onderzoek aan het pand aan de [adres] te [vestigingsplaats] volgt dat, indien de daders niet in het bezit waren van een sleutel, zij het pand alleen konden betreden via het raam aan de achterzijde op de eerste verdieping.
Op de 1e verdieping waren alle ramen, op een na afgesloten. Aan het raam was geen braakschade zichtbaar. Er was een handgreep zichtbaar, passend bij het naar binnen klimmen.
Bewijsoverwegingen
Schietincident
Op basis van de verklaringen van [aangever] en [getuige 1], de aangetroffen beschadiging in het kozijn van de doorgang naar de loods en de diverse munitieonderdelen, welke op korte afstand werden aangetroffen van voornoemde beschadiging, en tezamen een 9 MM volmantel patroon vormden, staat vast dat er een schot werd gelost nadat [aangever] de drie sloten had geopend, het halletje was binnen gegaan en met twee stappen de volgende ruimte betreden had, .
Verdachten
De rechtbank overweegt dat aangever [aangever] drie, in het donker geklede mannen met bivakmutsen zag. De door de speurhonden aangegeven geursporen beslaan nagenoeg de gehele vluchtroute, lopende van het pand aan de [adres] te [vestigingsplaats] tot aan de plaats waar de drie verdachten op de Marconibaan in de bosjes werden gezien. Getuige [getuige 2] zag kort na het incident drie mannen met donkere bovenkleding voorzien van capuchon op voornoemde vluchtroute. Voornoemde vluchtroute liep door weilanden, struiken en via een sloot. Op de vluchtroute werden onder andere 3 capuchontruien en diverse handschoenen aangetroffen. Verdachten droegen ten tijde van hun aanhouding slechts een T-shirt als bovenkleding, verder waren zij nat en hadden stukjes gras en takjes op hun kleding. Een van de capuchontruien is gebruikt/gedragen bij een schietproces.
Voorts werd in het pand het DNA van verdachte [medeverdachte 2] aangetroffen en zijn in het pand bij de kluisruimte schoensporen aangetroffen welke te herleiden zijn tot de aangehouden verdachten.
Het dossier bevat voorts geen enkel aanknopingspunt waaruit volgt dat zich ten tijde van het tenlastegelegde op enig moment, naast [aangever] en [getuige 1], andere personen dan voornoemde verdachten in het pand op de Edisonbaan bevonden.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van voornoemde feiten en omstandigheden vast staat dat de aangehouden verdachten de drie personen zijn die bij de kluisruimte in het pand aan de [adres] te [vestigingsplaats] waren en door [aangever] zijn gezien, direct voordat er geschoten werd.
Het gegeven dat op basis van het schotrestenonderzoek voor wat betreft de sporen op de handen en kleding van verdachten niet vastgesteld kan worden dat er een relatie is met een schietproces, anders dan een relatie met een schietproces waarbij gemarkeerde politiemunitie aan de orde is, doet daar niet aan af. Immers, verdachten hebben zich van hun bovenkleding en handschoenen ontdaan en zijn door struiken en sloten gevlucht, waardoor eventuele aanwezige sporen gewist werden.
Medeplegen
Om tot een bewezenverklaring van medeplegen te komen, dient sprake te zijn van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten.
Verdachten, van wie er twee in Friesland woonachtig zijn, zijn samen naar het pand aan de [adres] te [vestigingsplaats] gegaan. Om bij een eventuele betrapping niet herkend te worden droegen verdachten bivakmutsen. Men was kennelijk op de hoogte van de situatie, i.c. de kluisruimte, in het pand en heeft om toegang tot deze te krijgen het benodigde gereedschap gehuurd en meegenomen. In het pand hebben zij geprobeerd de kluisdeur open te breken en hebben zij een gat in de muur van de kluisruimte gemaakt.
Op het moment dat [aangever] bij het pand aankwam en met enig lawaai de drie sloten heeft geopend en het pand betrad, zijn de verdachten er niet vandoor gegaan. Zij hebben gezamenlijk de ruimte verlaten waar zij een gat in de muur maakten en zijn alle drie naar de ruimte gegaan waar [aangever] binnenkwam. Een van hen heeft direct een vuurwapen op [aangever] gericht en een schot in de richting van die [aangever] gelost op het moment dat deze er vandoor ging. Verdachten zijn daarna op de vlucht geslagen. De gehuurde boorhamer is buiten het pand in de struiken achtergelaten. Voorts hebben verdachten zich tijdens hun vlucht ontdaan van onder andere de capuchontruien, handschoenen, een broek en een uit het pand meegenomen harddisk recorder.
Verdachten hebben een tot in detail voorbereid crimineel plan opgesteld, waarbij men in alle facetten, zoals voorbereiding, uitvoering, de aanwezigheid van derden en vlucht, had voorzien. Uit het handelen van verdachten op het moment dat [aangever] en [getuige 1] bij het pand verschenen, leidt de rechtbank af dat zij gezamenlijk in de richting van [aangever] en [getuige 1] zijn gegaan met een bivakmuts op en een getrokken wapen.
Verdachten hebben zich bij de politie beroepen op hun zwijgrecht. Verdachte heeft ook ter terechtzitting zich beroepen op zijn zwijgrecht en op geen enkel punt ook maar enige helderheid willen verschaffen.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat er vanaf het begin tot het eind, ook voor wat betreft de ten laste gelegde geweldshandeling, sprake was van een zeer nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten.
De rechtbank acht, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met zijn medeverdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
Genoemde bewijsmiddelen worden, ook in hun onderdelen, slechts gebruikt tot bewijs van het feit waarop zij blijkens hun inhoud in het bijzonder betrekking hebben.