ECLI:NL:RBMNE:2014:7117

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 december 2014
Publicatiedatum
24 december 2014
Zaaknummer
16/705093-14
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot diefstal met geweld in Bunnik

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 december 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van een poging tot diefstal met geweld. De feiten vonden plaats op 8 maart 2014 in Bunnik, waar de verdachte samen met anderen een gewelddadige overval op een slachtoffer heeft gepleegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, door het slachtoffer te bellen en de deur open te laten voor zijn mededaders, een cruciale rol heeft gespeeld in de uitvoering van het misdrijf. Tijdens de overval werd het slachtoffer met een mes bedreigd en meerdere keren gestoken, wat leidde tot ernstige verwondingen. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de medeverdachten zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de betrokkenen. De verdachte werd schuldig bevonden aan het primair tenlastegelegde feit en kreeg een jeugddetentie van 80 dagen, waarvan 69 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 80 uur. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer, die als gevolg van de overval schade had geleden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/705093-14
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 23 december 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
Geboren op [1997] in [geboorteplaats],
Wonende aan de [adres]in [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft, achter gesloten deuren, plaatsgevonden op 12 december 2014. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. D.I.A. Schröder, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenkingen komen er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
Primair: op 8 maart 2014 samen met anderen heeft geprobeerd om [slachtoffer] af te persen;
en/of
op 8 maart 2014 samen met anderen heeft geprobeerd [slachtoffer] met geweld te beroven.
Subsidiair: medeplichtig is aan het op 8 maart 2014 samen met anderen proberen [slachtoffer] af te persen door behulpzaam te zijn geweest bij het misdrijf;
en/of
medeplichtig is aan het op 8 maart 2014 samen met anderen proberen [slachtoffer] met geweld te beroven, door behulpzaam te zijn geweest bij het misdrijf.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie is van mening dat het primair tenlastegelegde, zijnde het medeplegen van de poging tot afpersing en diefstal met geweld bewezen dient te worden verklaard en verwijst hiervoor naar de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen en de verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht verdachte vrij te spreken van het primair tenlastegelegde feit omdat er geen sprake is van medeplegen in de zin van een bewuste en nauwe samenwerking met betrekking tot de voorbereiding en uitvoering van het plan. De verdediging voert hiertoe aan dat verdachte geen rol heeft gehad in het bedenken van het plan en niet wist dat de mededaders een mes bij zich zouden hebben bij het plegen van de overval. Daar komt bij dat de opzet van verdachte niet was gericht op de geweldselementen die in de tenlastelegging worden genoemd, waardoor ook in dat opzicht niet kan worden gesproken van een nauwe en bewuste samenwerking.
Daarnaast heeft de verdediging verzocht om verdachte hoogstens te veroordelen voor de subsidiair tenlastegelegde medeplichtigheid aan poging tot diefstal met geweld. De verdediging heeft betwist dat de feiten gekwalificeerd zouden kunnen worden als ‘medeplegen van een poging tot afpersing’
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het primair tenlastegelegde [1]
Op 8 maart 2014 komt [slachtoffer] (hierna: aangever) aangifte doen bij de politie. Hij verklaart dat hij op 8 maart rond 21:12 uur werd gebeld door iemand die hij kent als ‘[naam]’ met het telefoonnummer [telefoonnummer]. Deze [naam] wilde langskomen omdat hij een baantje zocht. Even later komt [naam], samen met een andere jongen bij aangever thuis. Nadat de jongens even later zijn huis weer verlieten, kwamen er twee gemaskerde jongens zijn huis in. Eén van deze jongens had een soort priem in zijn handen en riep ‘ga liggen, ga liggen op de grond’. Aangever is gaan schreeuwen en op één van de jongens afgelopen. [2] Vervolgens is aangever meerdere malen gestoken. [3] De aangever is in het ziekenhuis opgenomen, waar bleek dat hij zes steekverwondingen had opgelopen. [4]
Onderzoek naar de telefoongegevens van het telefoonnummer waarmee aangever is gebeld, wijst uit dat dit nummer toebehoort aan [verdachte] (hierna: verdachte). [5] Deze verklaart dat hij inderdaad samen met [medeverdachte 1] bij aangever in huis is geweest om hasj bij hem te halen. [6] Verdachte verklaart dat hij een week voor de overval door [medeverdachte 2] werd gevraagd om de deur bij aangever open te laten staan nadat hij hasj zou hebben gehaald, zodat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] naar binnen konden met een nepwapen om hasj en geld te stelen. [7] Bij de rechter-commissaris heeft verdachte verklaard dat hij aan [medeverdachte 1] vertelde dat hij ‘ja’ had gezegd toen hem werd gevraagd om mee te doen met de overval met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]. [8]
Bewijsoverweging ten aanzien van het ‘medeplegen’
De raadsvrouw heeft het verweer gevoerd dat geen sprake is van medeplegen. De rechtbank verwerpt dit verweer en oordeelt dat wel degelijk sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten. [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] hebben het plan bedacht en een week voor de overval gevraagd aan verdachte of hij mee wilde doen. Verdachte moest het slachtoffer opbellen in verband met een bezoek in diens woning, omdat hij het slachtoffer kende en deze alleen de deur open zou doen voor bekenden. Vervolgens moest verdachte samen met [medeverdachte 1] bij het slachtoffer hasj kopen en bij het verlaten van de woning de deur open laten staan, zodat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3], die om de hoek stonden te wachten, de woning in konden komen om de overval te plegen. De verdachten hebben ruim van tevoren samen besproken wat er zou moeten gebeuren om het slachtoffer in zijn woning te beroven en ieder had daarin een eigen rol. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het primair tenlastegelegde.
Bewijsoverweging ten aanzien van de kwalificatie ‘diefstal met geweld’
De rechtbank is van oordeel dat verdachte moet worden veroordeeld voor medeplegen van de poging tot diefstal met geweld. De rechtbank overweegt hiertoe dat uit het dossier niet naar voren komt dat sprake is geweest van ‘dwang tot afgifte’, hetgeen voor een bewezenverklaring voor een afpersing noodzakelijk is. De rechtbank stelt vast dat uit de bewijsmiddelen en de verklaringen van verdachte en medeverdachten blijkt dat het idee was dat aangever gedwongen zou worden om op de grond te gaan liggen, waarna er hasj en geld uit de woning weggenomen kon worden.
De rechtbank leidt uit het bovenstaande af dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem primair tenlastegelegde.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
ten aanzien van het primair tenlastegelegde
hij op 8 maart 2014 te Bunnik, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en hasj toebehorende aan [slachtoffer] en daarbij die voorgenomen diefstal te doen vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, tezamen en in vereniging met elkaar, als volgt heeft gehandeld: zijnde en hebbende hij, verdachte, en zijn mededaders
- voorzien van een gezichtsmasker de woning van die [slachtoffer] binnengegaan en
- die [slachtoffer] een mes getoond en op dreigende toon tegen die [slachtoffer] gezegd:" Ga liggen, ga op de grond liggen" en
- nadat die [slachtoffer] weigerde om op de grond te gaan liggen die [slachtoffer], zes keer met dat mes gestoken in diens buik en zij en heup en arm,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Voor zover in de tenlasteleggingen, met uitzondering van de aangehaalde tekst van verdachte, taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als:
medeplegen van poging tot diefstal met geweld.

7.De strafbaarheid van verdachte

De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte voor het door hem bewezen geachte feit moet worden opgelegd een jeugddetentie van 80 dagen, waarvan 69 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en aftrek van de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast vordert de officier van justitie om aan verdachte op te leggen een werkstraf van 100 uur, te vervangen door 50 dagen vervangende jeugddetentie.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om rekening te houden met de rapportages die zijn opgemaakt en waaruit blijkt dat verdachte de consequenties van zijn daden niet goed heeft kunnen overzien. Daarnaast merkt de raadsvrouw op dat verdachte via Slachtoffer in Beeld een gesprek heeft gehad met dhr. [slachtoffer] en dat hij hierdoor verantwoording heeft genomen voor wat er is gebeurd. De verdediging kan zich vinden in het advies van Bureau Jeugdzorg ten aanzien van de strafmaat.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte is schuldig bevonden aan het medeplegen van een poging tot diefstal met geweld. Verdachte heeft de deur van de woning van het slachtoffer open laten staan, zodat zijn mededaders naar binnen konden gaan om het slachtoffer te beroven. Bij de beroving is het slachtoffer zes maal in zijn lichaam gestoken door een van de mededaders van verdachte. Verdachte heeft eraan bijgedragen dat er op grove wijze inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Daarnaast is het algemeen bekend dat slachtoffers van een dergelijke gewelddadige beroving hier nog lange tijd zowel fysiek als geestelijk last van kunnen hebben, wat ook blijkt uit de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met het uittreksel justitiële documentatie d.d. 23 oktober 2014 van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Tevens heeft de rechtbank kennis genomen van een rapportage opgesteld door Bureau Jeugdzorg d.d. 9 december 2014, waaruit blijkt dat de jeugdreclassering in juli 2014 kwam tot het advies om aan verdachte toezicht en begeleiding op te leggen, maar dat op dit moment een ander advies wordt gegeven. Bureau Jeugdzorg is van mening dat verdere begeleiding geen meerwaarde heeft, omdat verdachte de afgelopen maanden een zodanig positieve lijn heeft laten zien, dat kan worden volstaan met een gedeeltelijk voorwaardelijke werkstraf zonder bijzondere voorwaarden.
Ter zitting d.d. 12 december 2014 heeft mw. [A] van Bureau Jeugdzorg verklaard dat verdachte inmiddels zo doordrongen is van de ernst van het delict, dat het risico op recidive zeer laag is. Daar komt bij dat de ouders van verdachte zeer betrokken zijn en dat hijzelf de afgelopen maanden een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte dient te worden opgelegd een jeugddetentie van 80 dagen waarvan 69 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast zal de rechtbank opleggen een werkstraf van 80 uur, te vervangen door 40 dagen jeugddetentie indien deze niet naar behoren wordt verricht.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 1.587,33 in verband met de door het tenlastegelegde feit geleden schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
9.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zitting verzocht om de vordering van de benadeelde partij in haar geheel toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening en om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Daarnaast heeft de officier van justitie de rechtbank verzocht om de schadevergoeding hoofdelijk op te leggen.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank om de taxikosten en de kosten van het eigen risico niet-ontvankelijk te verklaren, nu deze niet voldoende onderbouwd zijn door de benadeelde partij. Daarnaast verzoekt de verdediging om de immateriële schade te matigen. Ten slotte is de verdediging van mening dat het hoofdelijk opleggen van de schadevergoeding niet opportuun is, omdat verdachte een betrekkelijk kleine rol heeft gespeeld in het geheel. Aan ieder van de verdachten dient een deelbedrag te worden opgelegd dat past bij de rol die de desbetreffende verdachte gespeeld heeft, aldus de verdediging.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De behandeling van de vordering van de benadeelde partij levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Tevens is vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank waardeert de totale schade op € 1.227,33 (zegge: duizendtweehonderdzevenentwintig euro en drieëndertig eurocent), te weten € 227,33 aan materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade. De rechtbank zal de vordering tot een bedrag van € 1.227,33 toewijzen, inclusief de wettelijke rente berekend vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 8 maart 2014, tot aan de dag der algehele voldoening.
Ten aanzien van de schade die is aangevoerd met betrekking tot het eigen risico acht de rechtbank het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt nu niet met bescheiden is onderbouwd dat het eigen risico voor het betreffende kalenderjaar is gebruikt voor de hier aan de orde zijnde medische kosten. De rechtbank zal de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opgelegd, eveneens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade, te weten 8 maart 2014 tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank legt de schadevergoeding hoofdelijk op nu verdachte deel heeft uitgemaakt van de groep die de schade aan [slachtoffer] heeft toegebracht. Hij is daardoor mede verantwoordelijk voor het letsel van [slachtoffer].
De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de verdachten de beoogde buit in de vorm van hasj en geld ook onderling zouden verdelen, waarbij een concrete verdeelsleutel overigens niet bekend is. Daarom moeten de verdachten de schade als gevolg van deze overval samen betalen en zijn zij ieder voor het geheel hoofdelijk aansprakelijk. De verschillende rollen die de verdachten hebben gehad zullen worden verdisconteerd in de respectievelijke strafmaten, dus niet in deze financiële afwikkeling.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikelen 36f, 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
- Het bewezen verklaarde levert op zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld.
Strafbaarheid
- Verklaart het bewezene strafbaar.
- Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
- Veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentie van 80 dagen;
- Bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
- Beveelt dat
69 dagen van die jeugddetentieniet zal worden uitgevoerd, tenzij later anders wordt gelast en stelt daarbij
een proeftijd van 2 jarenvast;
- De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende
algemene voorwaardenhoudt:
o de verdachte zal zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maken aan een strafbaar feit;
o de verdachte zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
o de verdachte zal medewerking verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in 77aa, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
- Veroordeelt verdachte tot een
werkstraf van 80 uur;
- Beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet of niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
40 dagen.
Benadeelde partij
- Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te Bunnik, toe tot een bedrag van € 1.227,33 (zegge: duizendtweehonderdzevenentwintig euro en drieëndertig eurocent), bestaande uit € 227,33 aan materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend vanaf 8 maart 2014 tot aan de dag der algehele voldoening;
- Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer] voornoemd, het bedrag te betalen;
- Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- Bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], te betalen de som van € 1.227,33 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 maart 2014 tot de dag der voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 22 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Voorlopige hechtenis
- Heft op het reeds geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.A. Gerritse, voorzitter, tevens kinderrechter,
mrs. M.P. Glerum en A.R. Creutzberg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Capitano, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 december 2014.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
Primair
hij op of omstreeks 08 maart 2014 te Bunnik, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededaders(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en / of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld en/of hash/hennep en/of andere goederen van hun/zijn gading, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s)
- voorzien van een gezichtsmasker de woning van die [slachtoffer] binnengegaan en/of
- die [slachtoffer] een mes/priem, althans een steekvoorwerp, getoond en/of (op dreigende toon) tegen die [slachtoffer] gezegd:" Ga liggen, ga op de grond liggen" en/of
- ( nadat die [slachtoffer] weigerde om op de grond te gaan liggen) die [slachtoffer], zes keer, althans een of meermalen, met dat/die mes/priem, althans dat steekvoorwerp, gestoken in diens buik en/of zij en/of heup en/of arm,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 08 maart 2014 te Bunnik, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en/of hash/hennep en/of andere goederen van hun/zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en / of te doen vergezellen en / of te doen volgen van geweld en / of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, tezamen en in vereniging met elkaar, althans
alleen, als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (of meer van) zijn mededader(s)
- voorzien van een gezichtsmasker de woning van die [slachtoffer] binnengegaan en/of
- die [slachtoffer] een mes/priem, althans een steekvoorwerp, getoond en/of (op dreigende toon) tegen die [slachtoffer] gezegd:" Ga liggen, ga op de grond liggen" en/of
- ( nadat die [slachtoffer] weigerde om op de grond te gaan liggen) die [slachtoffer], zes keer, althans een of meermalen, met dat/die mes/priem, althans dat steekvoorwerp, gestoken in diens buik en/of zij en/of heup en/of arm,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art. 312 Wetboek van Strafrecht
art. 47 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] op of omstreeks 08 maart 2014 te Bunnik, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en / of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld en/of hash/hennep en/of andere goederen van hun/zijn gading, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] en/of verdachte en / of zijn mededader(s), tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, als volgt hebben/heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3]
- voorzien van een gezichtsmasker de woning van die [slachtoffer] binnengegaan en/of
- die [slachtoffer] een mes/priem, althans een steekvoorwerp, getoond en/of (op dreigende toon) tegen die [slachtoffer] gezegd:" Ga liggen, ga op de grond liggen" en/of
- ( nadat die [slachtoffer] weigerde om op de grond te gaan liggen) die [slachtoffer], zes keer, althans een of meermalen, met dat/die mes/priem, althans dat steekvoorwerp, gestoken in diens buik en/of zij en/of heup en/of arm,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte tezamen in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk behulpzaam is geweest door op of omstreeks 8 maart 2014 te Bunnik, althans in het arrondissement Midden-Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk, die [slachtoffer] in diens woning te bezoeken en/of bij het verlaten van die woning de deur van die woning open te laten staan (teneinde die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] de gelegenheid te geven zich toegang tot die
woning te verschaffen);
en/of
[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] op of omstreeks 08 maart 2014 te Bunnik, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en/of hash/hennep en/of andere goederen van hun/zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] en/of verdachte en / of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en / of te doen vergezellen en / of te doen volgen van geweld en / of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/ of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3], tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen,
- voorzien van een gezichtsmasker de woning van die [slachtoffer] binnengegaan en/of
- die [slachtoffer] een mes/priem, althans een steekvoorwerp, getoond en/of (op dreigende toon) tegen die [slachtoffer] gezegd:" Ga liggen, ga op de grond liggen" en/of
- ( nadat die [slachtoffer] weigerde om op de grond te gaan liggen) die [slachtoffer], zes keer, althans een of meermalen, met dat/die mes/priem, althans dat steekvoorwerp, gestoken in diens buik en/of zij en/of heup en/of arm,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte tezamen in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk behulpzaam is geweest door op of omstreeks 8 maart 2014 te Bunnik, althans in het arrondissement Midden-Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk, die [slachtoffer] in diens woning te bezoeken en/of bij het verlaten van die woning de deur van die woning open te laten staan (teneinde die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] de gelegenheid te geven zich toegang tot die
woning te verschaffen).
art. 312 Wetboek van Strafrecht
art. 317 Wetboek van Strafrecht
art. 45 Wetboek van Strafrecht
art. 47 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om proces-verbaal nr. PL0920/2014054976, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte, pagina 356.
3.Proces-verbaal van aangifte, pagina 357.
4.Medische verklaring d.d. 14 maart, pagina 365.
5.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 369.
6.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 369.
7.Proces-verbaal van verhoor, pagina 259.
8.Proces-verbaal van verhoor bij rechter-commissaris d.d. 1 oktober 2014.