ECLI:NL:RBMNE:2014:7053

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 december 2014
Publicatiedatum
23 december 2014
Zaaknummer
16-655030-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting ISD-maatregel voor veroordeelde met licht verstandelijke beperking

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 31 december 2014 uitspraak gedaan over de voortzetting van de ISD-maatregel voor een veroordeelde, geboren in 1976, die momenteel verblijft in een inrichting voor stelselmatige daders. De rechtbank heeft de beslissing genomen naar aanleiding van een onderzoek ex artikel 509aa van het Wetboek van Strafvordering, waarbij de noodzaak van de maatregel werd beoordeeld. De veroordeelde was eerder op 7 februari 2014 veroordeeld tot een ISD-maatregel van twee jaar, met de verplichting voor het Openbaar Ministerie om binnen negen maanden te rapporteren over de voortzetting van de maatregel. Tijdens de zitting op 19 december 2014 zijn de officier van justitie, de raadsvrouw van de veroordeelde, mr. I.V. Nagelmaker, en de getuige-deskundige, mevrouw J. Haitjema, gehoord. De veroordeelde heeft afstand gedaan van zijn recht om ter zitting te verschijnen.

Uit het dossier bleek dat de veroordeelde op 29 april 2014 was geplaatst op de ISD-afdeling van de PI Utrecht en dat hij psychologisch was onderzocht. Er was een indicatiestelling afgegeven voor een behandeling in een setting voor licht verstandelijk beperkten, maar de veroordeelde had meerdere terugvallen tijdens zijn opname. De getuige-deskundige adviseerde om de ISD-maatregel voort te zetten, gezien het hoge recidiverisico als de maatregel zou worden opgeheven. De officier van justitie en de raadsvrouw steunden dit advies. De rechtbank concludeerde dat het van groot belang is dat de veroordeelde behandeld wordt om toekomstige strafbare feiten te voorkomen. Daarom werd besloten de ISD-maatregel voort te zetten, in overeenstemming met artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16-655030-13
Datum uitspraak: 31 december 2014
Beslissing ex artikel 38s Wetboek van Strafrecht
Beslissing van de meervoudige raadkamer voor strafzaken, naar aanleiding van het onderzoek ex artikel 509aa van het Wetboek van Strafvordering, betrekking hebbend op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opgelegd aan

[veroordeelde],

geboren op [1976] te [geboorteplaats],
thans verblijvende in [naam] te [plaats].
De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier van de veroordeelde bevindende stukken, waaronder:
het vonnis van deze rechtbank d.d. 7 februari 2014 waaruit blijkt dat aan de veroordeelde is opgelegd de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaar en waarbij de rechtbank heeft bepaald dat het Openbaar Ministerie binnen negen maanden na het onherroepelijk worden van het vonnis dient te berichten over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel;
een voortgangsverslag tenuitvoerlegging ISD-maatregel d.d. 8 december 2014 van
J. Haitjema, als senior casemanager verbonden aan de PI Nieuwegein, welk verslag mede is ondertekend door de directeur van de inrichting.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van 19 december 2014, waarbij zijn gehoord:
de officier van justitie,
de raadsvrouw van de veroordeelde, mr. I.V. Nagelmaker, advocaat te Utrecht,
de getuige-deskundige, mevrouw J. Haitjema.
De veroordeelde heeft afstand gedaan van zijn recht om ter zitting te verschijnen.
OVERWEGINGEN:
Uit de stukken en het onderzoek ter zitting is gebleken dat verdachte op 29 april 2014 op de ISD-afdeling van de PI Utrecht is geplaatst. Vervolgens is veroordeelde psychologisch onderzocht, waarna een trajectbepalingsoverleg is gehouden. Tijdens dit overleg bleek veroordeelde gemotiveerd te zijn zich klinisch te laten behandelen binnen een setting voor licht verstandelijk beperkten. Bij een dergelijke behandeling zou bijzondere aandacht moeten zijn voor zijn middelengebruik, psycho-educatie en – op termijn – meer zelfstandigheid. De verwachting was dat veroordeelde in dat traject terugval zou vertonen dat kon worden ingezet als leermoment. Op 13 augustus 2014 heeft het IFZ echter een indicatiestelling afgegeven voor [naam], alwaar veroordeelde op 19 september 2014 is geplaatst. Veroordeelde heeft tijdens zijn opname meerdere terugvallen gehad en is tot tweemaal toe middels een time-out teruggeplaatst in de PI Nieuwegein. Inmiddels is veroordeelde weer teruggekeerd naar [naam]. Gelet op de licht verstandelijke beperking van veroordeelde wordt op dit moment nog onderzocht of hij niet beter alsnog kan worden overgeplaatst naar een setting voor licht verstandelijk beperkten, zoals Wier.
De getuige-deskundige heeft geadviseerd de ISD-maatregel voort te zetten. Op dit moment is de klinische behandeling van veroordeelde nog niet afgerond. Indien de maatregel thans wordt opgeheven wordt de kans op recidive zeer hoog geacht.
De officier van justitie heeft zich bij dit standpunt aangesloten en voortzetting van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders gevorderd.
De raadsvrouw heeft zich eveneens aangesloten bij voornoemd standpunt.
De rechtbank overweegt dat het ter voorkoming van strafbare feiten door de veroordeelde in de toekomst van groot belang is dat hij zal worden behandeld. Om die reden is veroordeelde inmiddels geplaatst op [naam] te [plaats]. De veroordeelde wordt op dit moment behandeld. Nu de behandeling nog in volle gang is en het recidiverisico als zeer hoog wordt ingeschat als de maatregel thans wordt opgeheven, is de rechtbank van oordeel dat voortzetting van de ISD-maatregel noodzakelijk en wenselijk is. Derhalve is er geen aanleiding de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders te beëindigen.
De rechtbank heeft gelet op artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING:
De rechtbank verstaat dat de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, opgelegd aan veroordeelde voornoemd, wordt voortgezet.
Aldus gedaan door
mr. A.C. Schroten, voorzitter,
mrs. A.R. Creutzberg en M.P. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G.C. van de Ven-de Vries, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 december 2014.