6.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig feit, de mishandeling van haar 5- jarige dochtertje [slachtoffer]. Een kind dient zich ten alle tijde veilig en geborgen te kunnen voelen bij haar moeder. Verdachte heeft door zo te handelen de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] geschonden en het onvoorwaardelijke vertrouwen dat een kind in haar eigen moeder heeft beschadigd. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke feiten nog lange tijd de lichamelijke, maar vooral de psychische gevolgen hiervan kunnen ondervinden en dat dit hun ontwikkeling beïnvloedt.
De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Uit het stafblad van verdachte volgt dat zij, geruime tijd geleden, eenmaal eerder is veroordeeld voor het plegen van een diefstal en nooit eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten als het onderhavige.
Uit voornoemde rapporten van E.C. Aarnink en T.C. Wouters volgt dat verdachte een zeer beperkt zelfinzicht heeft, eigenzinnig is, zich moeilijk kan verplaatsen in anderen en argwanend is naar haar omgeving. Verdachte heeft een disharmonieuze en structuurloze opvoeding genoten. Verdachte heeft vanuit haar achtergrond geleerd op een bepaalde manier te handelen en op te voeden. Zij heeft de wens dit anders te doen, maar het ontbreekt haar ten gevolge van haar beperking aan capaciteiten dit zelfstandig te veranderen. Gelet op de complexe problematiek van verdachte, het deels ontbreken van ziekte-inzicht en haar beperkte draagkracht is het zeer wenselijk dat verdachte een gestructureerde omgeving heeft om van begeleiding te profiteren. Indien verdachte het ouderlijk gezag over haar kind heeft zal er een risico op herhaling bestaan. Mocht er een omgangsregeling komen dan zal er nauwgezet op toe moeten worden gezien hoe deze wordt vormgegeven. Zonder dergelijke intensieve begeleiding en structurering zal verdachte zich niet staande kunnen houden en zich gemakkelijk door haar impulsen laten leiden. Deze begeleiding kan, gelet op de verstandelijke beperking van verdachte, uitgevoerd worden door de WSG en daarnaast is individuele behandeling van belang om de kans op toekomstig gewelddadig gedrag te verkleinen. Een proefbehandeling met medicatie zou er toe kunnen leiden dat haar impulsiviteit afneemt.
Beide deskundigen adviseren verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met daarbij in het kader van een bijzondere voorwaarde begeleiding door de WSG, individuele behandeling gericht op psycho-educatie en mogelijke medicatie.
A. Akollo heeft ter terechtzitting het rapport van de reclassering Nederland d.d. 3 december 2014 toegelicht.
Verdachte doet erg haar best tijdens de begeleide contactmomenten met [slachtoffer], echter gezien haar beperkingen lukt het haar vaak niet om haar emoties onder controle te houden en laat zij zich gemakkelijk door haar impulsen leiden. Als zij gekalmeerd is lukt het haar wel terug te kijken op de situatie en deze te bespreken. Verdachte heeft reclasseringsbegeleiding en -toezicht en krijgt vanuit De Amerpoort intensieve begeleiding en structurering. Verdachte doet erg haar best en komt haar afspraken na. De afgelopen maanden heeft verdachte vorderingen gemaakt in haar houding en gedrag. Door haar verstandelijke beperking verloopt het toezicht traag. Naar verwachting zal verdachte derhalve langdurig begeleiding nodig hebben. Zij is inmiddels aangemeld bij Kade 17, waar onderzocht zal worden welke behandeling, door eventueel een Fact team en – indien nodig – welke medicatie nodig is.
De reclassering adviseert verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met daarbij de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringscontact, uit te voeren door de WSG, met daarbij een meldplicht voor de duur van vijf jaar, een behandelverplichting en andere voorwaarden betreffende het gedrag van verdachte.
De heer Eser, WSG, heeft ter zitting aangegeven dat de WSG personen begeleidt tot de leeftijd van 23 jaar. Verdachte is inmiddels 23 jaar maar onder mandaat van de reclassering is het in de praktijk mogelijk om verdachte nog door de WSG te laten begeleiden.
De rechtbank houdt er ook rekening mee dat door ingrijpen van [B], de opa van [slachtoffer], mogelijk erger is voorkomen. Sinds [slachtoffer] bij haar opa verblijft gaat het beter met haar.
Verdachte werkt mee aan de haar opgelegde behandeling en begeleiding en doet haar best om tijdens de begeleide contactmomenten met haar dochter te werken aan de band tussen hen beiden. Voorts heeft verdachte ter zitting verklaard bereid te zijn om, mede in het belang van haar dochter, mee te werken aan de geadviseerde behandeling en begeleiding.
De aard en de ernst van het feit rechtvaardigen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht het echter niet wenselijk dat verdachte opnieuw gedetineerd komt te zitten, daar dit hetgeen tot nu toe is bereikt bij en door verdachte te niet zal doen.
De rechtbank acht, op grond van voormelde rapportages, hetgeen ter terechtzitting is besproken, de persoon van verdachte en de toekomstige relatie/omgang met [slachtoffer], de door de deskundigen geadviseerde behandeling en begeleiding van verdachte wenselijk en noodzakelijk teneinde de aanwezige kans op recidive te beperken.
De officier van justitie is bij zijn eis uitgegaan van een bewezenverklaring van de onder C en D ten laste gelegde feiten. Nu de rechtbank slechts het onder C ten laste gelegde feit bewezen acht komt zij tot een andere strafmodaliteit dan door de officier van justitie is gevorderd.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf welke gelijk is aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht - 46 dagen - passend en geboden. Daarnaast zal de rechtbank verdachte een geheel voorwaardelijke werkstraf opleggen van
80 uur. Deze voorwaardelijke straf maakt de noodzakelijke begeleiding en behandeling van verdachte mogelijk en dient tevens als stok achter de deur, met name om te trachten verdachte te stimuleren om [slachtoffer] niet met geweld te corrigeren.
De positieve ontwikkeling bij verdachte is nog zeer recent en kwetsbaar. Een proeftijd van twee jaar is naar het oordeel van de rechtbank, gelet op het traject dat verdachte nog te gaan heeft en de persoon van verdachte, onvoldoende om de beoogde doelen en resultaten te realiseren. De rechtbank zal derhalve een proeftijd van drie jaren opleggen. Een langere proeftijd, zoals geadviseerd, is naar het oordeel van de rechtbank voor verdachte niet te overzien en zal haar geen perspectief bieden en kan derhalve contraproductief werken. Daarnaast is er ook een civielrechtelijk kader , de ondertoezichtstelling van [slachtoffer] en haar uithuisplaatsing, welk kader, na het verlopen van het strafrechtelijk kader, mogelijkheden biedt de veiligheid van [slachtoffer] te waarborgen en verdachte te begeleiden in haar contacten met [slachtoffer].
De rechtbank beveelt, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, gelet op artikel 38v, vierde lid Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.