ECLI:NL:RBMNE:2014:7044

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 december 2014
Publicatiedatum
23 december 2014
Zaaknummer
16/701308-14 [P]
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van moeder voor mishandeling van haar dochter en vrijspraak van ex-vriend

Op 23 december 2014 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 25-jarige moeder uit Zeist, die werd beschuldigd van de mishandeling van haar vijfjarige dochter. De rechtbank heeft de moeder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 46 dagen en een voorwaardelijke werkstraf van 80 uur, met een proeftijd van drie jaar. De ex-vriend van de vrouw, die ook werd beschuldigd, is vrijgesproken van alle aanklachten. De moeder en haar ex-vriend hadden van 2011 tot halverwege 2014 een relatie, maar woonden apart. De mishandeling kwam aan het licht toen er kale plekken op het hoofd van het meisje werden ontdekt, wat door deskundigen werd vastgesteld als gevolg van mishandeling.

De rechtbank had eerder een bijzondere curator aangesteld om de belangen van het kind te behartigen, en het meisje stond onder toezicht van Bureau Jeugdzorg. Tijdens het proces werd duidelijk dat er aanwijzingen waren dat de ex-vriend betrokken was bij de mishandeling, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om hem te veroordelen. De verklaringen van het meisje en de moeder werden als onbetrouwbaar beschouwd, vooral omdat de moeder er belang bij had om buiten beeld te blijven in de zaak van kindermishandeling.

De rechtbank oordeelde dat de moeder wel degelijk haar dochter had mishandeld door haar met een vlakke hand te slaan, wat door verschillende getuigen werd bevestigd. De rechtbank hield rekening met de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de moeder, die lijdt aan een lichte verstandelijke beperking en een persoonlijkheidsstoornis. De opgelegde straffen zijn bedoeld om de moeder te helpen bij haar behandeling en om herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen. De rechtbank benadrukte het belang van een veilige omgeving voor het kind en de noodzaak van begeleiding voor de moeder.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
parketnummer: 16/701308-14 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 23 december 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1989] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres]
Raadsman mr. J.B. Boone, advocaat te Wijk bij Duurstede

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is behandeld op de terechtzitting van 9 september 2014 en is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 9 december 2014, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Uitleg tenlastelegging
Op 25 juni 2014 is bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden het hoger beroep tegen het door de rechtbank gegeven bevel tot gevangenhouding behandeld. Uit de aantekeningen van die zitting volgt dat de Advocaat-Generaal heeft aangegeven dat de tenlastelegging ziet op twee feitencomplexen: de passieve medeplichtigheid, het niet-ingrijpen van verdachte, en het zelf plegen van geweld door verdachte.
Ter zitting heeft ook de officier van justitie aangegeven dat de tenlastelegging moet worden begrepen als ziend op beide feitencomplexen.
De raadsman heeft daartegen geen bezwaar gemaakt.
De rechtbank zal derhalve de onder primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair ten laste gelegde feiten lezen als zijnde cumulatief en alternatief tenlastegelegd.
Uit praktisch oogpunt zal de rechtbank de ten laste gelegde feiten respectievelijk aanduiden met A, B, C en D.
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 1 februari 2014 tot en met 25 mei 2014:
samen met een ander of alleen, meerdere malen geprobeerd heeft haar minderjarige dochter zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
een ander de gelegenheid heeft gegeven om meerdere malen te proberen haar eigen (verdachtes) minderjarige dochter te proberen zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel die ander daarbij behulpzaam is geweest;
samen met een ander of alleen, meerdere malen haar minderjarige dochter heeft mishandeld;
een ander meerdere malen de gelegenheid heeft gegeven haar (verdachtes) minderjarige dochter te mishandelen, dan wel die ander daarbij behulpzaam is geweest.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de haar onder C en D ten laste gelegde feiten heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen.
De officier van justitie is van oordeel dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het onder A en B ten laste gelegde feiten, nu het dossier geen aanknopingspunten bevat waaruit volgt dat verdachte samen met een ander geprobeerd heeft [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel een ander hierbij behulpzaam is geweest en/of de gelegenheid heeft verschaft.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van het onder A en B ten laste gelegde gerefereerd aan het standpunt van de officier van justitie.
Ten aanzien van de onder C en D tenlastegelegde feiten heeft de verdediging gesteld dat deze op basis van het dossier niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat de verklaringen van de diverse getuigen uiteenlopen waar het tijdstippen en periodes betreft. Voorts kan niet vastgesteld worden dat de blauwe plekken het gevolg zijn van mishandeling. Eveneens kan niet vastgesteld worden wie de kale plekken op het hoofd van [slachtoffer] heeft veroorzaakt.
Verdachte dient derhalve vrijgesproken te worden van alle haar ten laste gelegde feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
vrijspraak
4.3.1.1
de onder A en B tenlastegelegde feiten
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte samen met een ander geprobeerd heeft haar dochter [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel dat zij een ander hierbij behulpzaam is geweest en/of die ander hiertoe de gelegenheid heeft gegeven. Het dossier bevat daartoe geen aanknopingspunten.
De rechtbank zal derhalve verdachte vrijspreken van voornoemde feiten.
4.3.1.2
het onder D tenlastegelegde feit
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte medeplichtig is geweest aan de mishandeling van [slachtoffer] door medeverdachte [medeverdachte]. Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten om tot het oordeel te komen dat medeverdachte [medeverdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer] hetgeen, nu verdachte medeplichtigheid daaraan wordt verweten, tot het oordeel leidt dat verdachte voor wat betreft de tenlastegelegde medeplichtigheid dient te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt in dit kader als volgt.
Verdachte heeft sinds ongeveer 2011 tot halverwege 2014 een relatie gehad met [medeverdachte]. Uit een eerdere relatie van verdachte met [A] is op 28 [2009] [slachtoffer] geboren. [A] heeft haar niet erkend. Na het verbreken van de relatie met [A] is verdachte met [slachtoffer] bij haar ouders gaan wonen. Met ingang van 28 februari 2014 woont verdachte zelfstandig met [slachtoffer]. [medeverdachte] heeft gedurende de relatie altijd bij zijn grootouders gewoond.
De rechtbank stelt voorop dat op basis van het rapport van de Forensische Polikliniek Kindermishandeling (FPKM) vast staat dat de kale plekken op het hoofd van [slachtoffer] het gevolg zijn van mishandeling. Ten aanzien van de overige letsels bij [slachtoffer] kan niet worden vastgesteld dat deze het gevolg zijn van mishandeling of dat het “normale“ letsels zijn voor kinderen van de leeftijd van [slachtoffer]. De vraag die de rechtbank thans moet beantwoorden is de vraag of [medeverdachte] degene is geweest die zich aan mishandeling van [slachtoffer] schuldig heeft gemaakt en of verdachte daaraan medeplichtig is.
In het dossier zijn in hoofdzaak twee aanwijzingen te vinden die wijzen op betrokkenheid van [medeverdachte] bij mishandeling van [slachtoffer]. Dat zijn de opmerkingen van [slachtoffer] en de verklaringen van verdachte ten tijde van de gesprekken bij het Bureau Jeugdzorg.
Opmerkingen [slachtoffer]
heeft tijdens een studioverhoor door daartoe gecertificeerde verhoorders geen antwoord willen geven op vragen over verdachte en [medeverdachte].
Uit de verklaringen van diverse getuigen blijkt dat zij van [slachtoffer] hadden gehoord dat ‘[medeverdachte]’ (medeverdachte [medeverdachte]) haar pijn deed/sloeg. De momenten waarop [slachtoffer] dit aan de getuigen vertelde danwel vragen daarover beantwoordde liggen in de laatste weken voor 29 april 2014, toen [B] (de opa van [slachtoffer]) aangifte van mishandeling van [slachtoffer] deed. De vraag is dan ook welke waarde aan deze opmerkingen gegeven kan worden.
De rechtbank overweegt dat verdachte sedert medio februari 2014, ten gevolge van de pogingen van het AMK om in contact met haar te komen, ongetwijfeld onder grote druk is komen te staan. Immers was er door de melding aan het AMK het vooruitzicht ontstaan om mogelijk haar dochter [slachtoffer] ‘kwijt te raken’ door een uithuisplaatsing. Welke druk na het bericht van het AMK medio maart 2014, dat zij met een onderzoek zouden beginnen als ze niet binnen vijf dagen iets van zich liet horen, alleen maar groter geworden kan zijn. Verdachte had er alle belang bij om zoveel mogelijk buiten beeld te blijven waar het ging om de verdenking van kindermishandeling. In het licht van deze feiten en omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank niet uit te sluiten dat de toen vijfjarige [slachtoffer] mogelijk door uitlatingen van verdachte en overige familieleden is beïnvloed en kan weinig waarde aan de verklaringen van [slachtoffer] worden gehecht.
Verklaringen verdachte
Verdachte heeft bij de politie steeds wisselende verklaringen afgelegd: de ene keer verklaart zij (dat zij een vermoeden had) dat [medeverdachte] [slachtoffer] mishandelde, de andere keer dat hij [slachtoffer] niet mishandelde. Voorts ontkent zij dat zij tegen getuigen heeft gezegd dat [medeverdachte] [slachtoffer] mishandelde. Zij heeft verklaard dat zij nooit had gezien dat [medeverdachte] [slachtoffer] mishandelde. In de tapgesprekken met [medeverdachte], opgenomen nadat [slachtoffer] uit huis was geplaatst, houdt verdachte [medeverdachte] dan weer voor dat hij [slachtoffer] had geslagen (wat [medeverdachte] in datzelfde tapgesprek overigens ontkent).
Twee getuigen, een medewerker van BJZ en een vriendin van verdachte verklaren over een gesprek bij BJZ. Tijdens dat gesprek hebben zij van verdachte gehoord dat verdachte had gezien dat [medeverdachte] [slachtoffer] aan haar haren opgetild had en haar vervolgens omhoog had gehouden en tegen haar billen had geschopt. Verdachte heeft vervolgens bij de politie ontkend dat zij dit zo verteld heeft en heeft ontkend dat zij dit gezien heeft. Verdachte had er ten tijde van het gesprek bij BJZ alle belang bij zo veel mogelijk buiten beeld te blijven waar het ging om de verdenking van kindermishandeling. Te meer daar uit het dossier volgt dat verdachte, ook geruime tijd voor de tenlastegelegde periode, zeer ongeduldig en hardhandig was in de omgang met [slachtoffer] en veelvuldig verbaal en fysiek geweld gebruikte tegen [slachtoffer].
Het AMK heeft, na een melding dat verdachte op 12 februari 2014 [slachtoffer] hard zou hebben geslagen, diverse malen tevergeefs contact gezocht met verdachte. Medio maart 2014 heeft het AMK een brief aan verdachte gezonden dat zij, indien verdachte niet zou reageren, een onderzoek zouden beginnen. Daarop werd geen reactie van verdachte ontvangen. Vast staat dat verdachte veel van haar dochter houdt en haar koste wat het kost niet kwijt wil raken door bijvoorbeeld een uithuisplaatsing. Verdachte is vanuit haar eigen jeugd sedert haar elfde levensjaar bekend met bemoeienis van het Bureau Jeugdzorg en wil ten aanzien van haar eigen dochter hulpverlening op afstand houden. De uitingen van verdachte bij BJZ dienen dan ook vooral in dat licht te worden beoordeeld. De rechtbank kan daar dan ook weinig waarde aan hechten.
De conclusie is dan ook dat geen van de in het dossier genoemde getuigen op enig moment zelf heeft gezien dat [medeverdachte] [slachtoffer] sloeg dan wel mishandelde. Voor zover zij verklaren dat [medeverdachte] [slachtoffer] mishandelde, hebben zij dit enkel en alleen van verdachte, dan wel van [slachtoffer], vernomen. Aan zowel de opmerkingen van [slachtoffer] als verdachte kunnen om de redenen zoals hier boven vermeld beperkte waarde worden gehecht. [medeverdachte] heeft bij de politie vanaf het eerste moment consequent ontkend dat hij [slachtoffer] heeft geslagen en/of mishandeld.
De rechtbank concludeert dat op grond van voornoemde feiten en omstandigheden niet met zekerheid vastgesteld kan worden dat [medeverdachte] [slachtoffer] heeft mishandeld.
De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het onder D ten laste gelegde feit.
4.3.2
bewezenverklaring van het onder C tenlastegelegde feit
De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de doorlopende paginanummers van het proces-verbaal nummer PL 0900-2014102171, zijnde het einddossier in het onderzoek 09-Plein-14. De door de rechtbank in de voetnoten aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.
[C], moeder van verdachte, heeft verklaard dat zij meerdere malen had gezien dat verdachte haar dochter [slachtoffer] een tik op haar kop gaf. Verdachte sloeg [slachtoffer] als haar iets niet zinde. Verdachte deed dat met haar platte hand op de achterkant of zijkant van [slachtoffer]’s hoofd. [slachtoffer] was daar bang voor geworden. Als verdachte haar hand omhoog deed dook [slachtoffer] al weg. [1]
[D], schoonzus van verdachte, heeft verklaard dat zij verdachte één tot tweemaal per week zag. Elke keer als zij verdachte zag kreeg [slachtoffer] wel een klets tegen haar hoofd van verdachte of dreigde verdachte daarmee. Als [slachtoffer] een pets van verdachte kreeg huilde zij. [2]
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte haar dochter [slachtoffer], meerdere malen heeft geslagen.
partiele vrijspraak
medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte samen met een ander haar minderjarige dochter [slachtoffer] heeft mishandeld. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat, zoals hiervoor onder 4.3.1.2 overwogen, [medeverdachte] [slachtoffer] heeft mishandeld. Het dossier bevat daartoe onvoldoende aanknopingspunten .
haren trekken en/of schoppen/trappen
De rechtbank zal verdachte voorts vrijspreken van voornoemde onderdelen van de tenlastelegging nu het dossier ook daarvoor onvoldoende aanknopingspunten bevat. De rechtbank overweegt nog ten aanzien van het onderdeel haren trekken het volgende. De steller van de tenlastelegging heeft met dit onderdeel duidelijk gedoeld op het haren trekken waardoor de kale plekken op het hoofd van [slachtoffer] zijn ontstaan. Uit de verklaringen in het dossier is enkel af te leiden dat verdachte aan de haren van [slachtoffer] heeft getrokken, maar deze er niet uit heeft getrokken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder C tenlastegelegde:
in de periode van 1 februari 2014 tot en met 25 mei 2014 in het arrondissement Midden-Nederland telkens, opzettelijk mishandelend haar kind, weten [slachtoffer] telkens meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) tegen het lichaam heeft geslagen waardoor voornoemde [slachtoffer] telkens pijn heeft ondervonden;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid

5.1
De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op:
ten aanzien van C:
mishandeling, terwijl het feit wordt gepleegd tegen haar kind, meermalen gepleegd.
5.2
De strafbaarheid van verdachte
De rechtbank heeft zich over de persoon van verdachte laten voorlichten door
drs. E.C. Aarnink, gezondheidszorg psycholoog en T.A. Wouters, psychiater, die op respectievelijk 19 augustus 2014 en 1 september 2014 een rapport hebben uitgebracht.
Uit deze rapporten blijkt dat bij verdachte sprake is van een lichte verstandelijke beperking en een persoonlijkheidsstoornis NAO met borderline en anti-sociale trekken. Deze complexe problematiek bestond ook ten tijd van het tenlastegelegde en was op dat moment van invloed op de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte.
E.C. Aarnink adviseert betrokkene als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
T.A. Wouters adviseert betrokkene als sterk verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank overweegt dat uit de persoonlijkheidsonderzoeken blijkt dat verdachte, gelet op haar eigen gebrekkige opvoeding, haar licht verstandelijke beperking en haar nog onbehandelde ADHD-problematiek, zeker in de context van het opvoeden van [slachtoffer] waarbij zij geconfronteerd wordt met haar eigen beperkingen en angsten, bijzonder onmachtig is en veel minder dan andere personen in staat is haar keuzes te bepalen en de gevolgen van haar handelen te overzien.
De rechtbank zal verdachte dan ook, conform het advies van T.A. Wouters, als sterk verminderd toerekeningsvatbaar beschouwen.
Nu uit de rapportages of anderszins niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid geheel uitsluit, is verdachte strafbaar.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen:
  • een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 134 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzonder voorwaarde verplicht reclasseringscontact, uit te voeren door de Willem Schrikker Groep (WSG), waaronder een meldplicht, een behandelverplichting en gedragsinterventie;
  • een werkstraf van 80 uur, subsidiair 40 dagen voorlopige hechtenis.
Daarnaast vordert de officier van justitie dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft algehele vrijspraak bepleit en geen standpunt ingenomen ten aanzien van een eventuele strafmaat.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig feit, de mishandeling van haar 5- jarige dochtertje [slachtoffer]. Een kind dient zich ten alle tijde veilig en geborgen te kunnen voelen bij haar moeder. Verdachte heeft door zo te handelen de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] geschonden en het onvoorwaardelijke vertrouwen dat een kind in haar eigen moeder heeft beschadigd. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke feiten nog lange tijd de lichamelijke, maar vooral de psychische gevolgen hiervan kunnen ondervinden en dat dit hun ontwikkeling beïnvloedt.
De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Uit het stafblad van verdachte volgt dat zij, geruime tijd geleden, eenmaal eerder is veroordeeld voor het plegen van een diefstal en nooit eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten als het onderhavige.
Uit voornoemde rapporten van E.C. Aarnink en T.C. Wouters volgt dat verdachte een zeer beperkt zelfinzicht heeft, eigenzinnig is, zich moeilijk kan verplaatsen in anderen en argwanend is naar haar omgeving. Verdachte heeft een disharmonieuze en structuurloze opvoeding genoten. Verdachte heeft vanuit haar achtergrond geleerd op een bepaalde manier te handelen en op te voeden. Zij heeft de wens dit anders te doen, maar het ontbreekt haar ten gevolge van haar beperking aan capaciteiten dit zelfstandig te veranderen. Gelet op de complexe problematiek van verdachte, het deels ontbreken van ziekte-inzicht en haar beperkte draagkracht is het zeer wenselijk dat verdachte een gestructureerde omgeving heeft om van begeleiding te profiteren. Indien verdachte het ouderlijk gezag over haar kind heeft zal er een risico op herhaling bestaan. Mocht er een omgangsregeling komen dan zal er nauwgezet op toe moeten worden gezien hoe deze wordt vormgegeven. Zonder dergelijke intensieve begeleiding en structurering zal verdachte zich niet staande kunnen houden en zich gemakkelijk door haar impulsen laten leiden. Deze begeleiding kan, gelet op de verstandelijke beperking van verdachte, uitgevoerd worden door de WSG en daarnaast is individuele behandeling van belang om de kans op toekomstig gewelddadig gedrag te verkleinen. Een proefbehandeling met medicatie zou er toe kunnen leiden dat haar impulsiviteit afneemt.
Beide deskundigen adviseren verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met daarbij in het kader van een bijzondere voorwaarde begeleiding door de WSG, individuele behandeling gericht op psycho-educatie en mogelijke medicatie.
A. Akollo heeft ter terechtzitting het rapport van de reclassering Nederland d.d. 3 december 2014 toegelicht.
Verdachte doet erg haar best tijdens de begeleide contactmomenten met [slachtoffer], echter gezien haar beperkingen lukt het haar vaak niet om haar emoties onder controle te houden en laat zij zich gemakkelijk door haar impulsen leiden. Als zij gekalmeerd is lukt het haar wel terug te kijken op de situatie en deze te bespreken. Verdachte heeft reclasseringsbegeleiding en -toezicht en krijgt vanuit De Amerpoort intensieve begeleiding en structurering. Verdachte doet erg haar best en komt haar afspraken na. De afgelopen maanden heeft verdachte vorderingen gemaakt in haar houding en gedrag. Door haar verstandelijke beperking verloopt het toezicht traag. Naar verwachting zal verdachte derhalve langdurig begeleiding nodig hebben. Zij is inmiddels aangemeld bij Kade 17, waar onderzocht zal worden welke behandeling, door eventueel een Fact team en – indien nodig – welke medicatie nodig is.
De reclassering adviseert verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met daarbij de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringscontact, uit te voeren door de WSG, met daarbij een meldplicht voor de duur van vijf jaar, een behandelverplichting en andere voorwaarden betreffende het gedrag van verdachte.
De heer Eser, WSG, heeft ter zitting aangegeven dat de WSG personen begeleidt tot de leeftijd van 23 jaar. Verdachte is inmiddels 23 jaar maar onder mandaat van de reclassering is het in de praktijk mogelijk om verdachte nog door de WSG te laten begeleiden.
De rechtbank houdt er ook rekening mee dat door ingrijpen van [B], de opa van [slachtoffer], mogelijk erger is voorkomen. Sinds [slachtoffer] bij haar opa verblijft gaat het beter met haar.
Verdachte werkt mee aan de haar opgelegde behandeling en begeleiding en doet haar best om tijdens de begeleide contactmomenten met haar dochter te werken aan de band tussen hen beiden. Voorts heeft verdachte ter zitting verklaard bereid te zijn om, mede in het belang van haar dochter, mee te werken aan de geadviseerde behandeling en begeleiding.
De aard en de ernst van het feit rechtvaardigen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht het echter niet wenselijk dat verdachte opnieuw gedetineerd komt te zitten, daar dit hetgeen tot nu toe is bereikt bij en door verdachte te niet zal doen.
De rechtbank acht, op grond van voormelde rapportages, hetgeen ter terechtzitting is besproken, de persoon van verdachte en de toekomstige relatie/omgang met [slachtoffer], de door de deskundigen geadviseerde behandeling en begeleiding van verdachte wenselijk en noodzakelijk teneinde de aanwezige kans op recidive te beperken.
De officier van justitie is bij zijn eis uitgegaan van een bewezenverklaring van de onder C en D ten laste gelegde feiten. Nu de rechtbank slechts het onder C ten laste gelegde feit bewezen acht komt zij tot een andere strafmodaliteit dan door de officier van justitie is gevorderd.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf welke gelijk is aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht - 46 dagen - passend en geboden. Daarnaast zal de rechtbank verdachte een geheel voorwaardelijke werkstraf opleggen van
80 uur. Deze voorwaardelijke straf maakt de noodzakelijke begeleiding en behandeling van verdachte mogelijk en dient tevens als stok achter de deur, met name om te trachten verdachte te stimuleren om [slachtoffer] niet met geweld te corrigeren.
De positieve ontwikkeling bij verdachte is nog zeer recent en kwetsbaar. Een proeftijd van twee jaar is naar het oordeel van de rechtbank, gelet op het traject dat verdachte nog te gaan heeft en de persoon van verdachte, onvoldoende om de beoogde doelen en resultaten te realiseren. De rechtbank zal derhalve een proeftijd van drie jaren opleggen. Een langere proeftijd, zoals geadviseerd, is naar het oordeel van de rechtbank voor verdachte niet te overzien en zal haar geen perspectief bieden en kan derhalve contraproductief werken. Daarnaast is er ook een civielrechtelijk kader , de ondertoezichtstelling van [slachtoffer] en haar uithuisplaatsing, welk kader, na het verlopen van het strafrechtelijk kader, mogelijkheden biedt de veiligheid van [slachtoffer] te waarborgen en verdachte te begeleiden in haar contacten met [slachtoffer].
De rechtbank beveelt, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, gelet op artikel 38v, vierde lid Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 38v, 57, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder A, B en D tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
ten aanzien van C:
mishandeling, terwijl het feit wordt gepleegd tegen haar kind, meermalen gepleegd.
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot:
-
een gevangenisstraf van 46 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
-
een werkstraf van 80 uren voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
40 dagen;
- bepaalt dat deze werkstraf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 3 jaren navolgende (bijzondere) voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als algemene voorwaarden dat veroordeelde:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
- stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
* zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen haar gegeven door of namens de Reclassering Nederland, feitelijk uit te voeren door de William Schrikker Groep;
* zich binnen één werkdag na de uitspraak van het onderhavige vonnis zal melden bij de William Schrikker Groep. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de William Schrikker Groep dit gedurende de proeftijd noodzakelijk acht;
* zich zal laten behandelen bij Kade 17, of een soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de William Schrikker Groep, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven, ook als dit inhoudt dat veroordeelde verplicht medicatie zal gebruiken en/of begeleiding door het FACT team;
* de Video Home Training zal volgen, zolang de William Schrikker Groep dit noodzakelijk acht.
- draagt Reclassering Nederland, die de uitvoering daarvan zal mandateren aan de William Schrikker Groep, op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dadelijk uitvoerbaar
- beveelt dat de gestelde bijzondere voorwaarden en het toezicht op de naleving daarvan, dadelijk uitvoerbaar zijn;
Voorlopige hechtenis
Heft het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A.A. van Kalveen, voorzitter, mrs. M.A.E. Somsen en G.V.M. Veldhoen, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 23 december 2014.
mr. G.V.M. Veldhoen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
A.
zij op één of meer tijdstippen in de periode van 1 februari 2014 tot en met 25 mei 2014 te Zeist, althans in het arrondissement Midden-Nederland, in elk geval in Nederland,
(telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, aan haar kind genaamd [slachtoffer] (geboren op [2009]), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met dat opzet, meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) die [slachtoffer]
- op/in het gezicht en/of (elders) op/tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
- op/in het gezicht, en/of (elders) op/tegen het lichaam, heeft/hebben geschopt en/of getrapt en/of
- aan de haren heeft/hebben getrokken,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf (telkens) niet voltooid;
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
B.
[medeverdachte] op één of meer tijdstippen in de periode van 1 februari 2014 tot en met 25 mei 2014 te Zeist, althans in het arrondissement Midden-Nederland, in elk geval in Nederland, (telkens) ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] (geboren op [2009]), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (telkens) die [slachtoffer] meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht)
- op/in het gezicht en/of (elders) op/tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of
- op/in het gezicht, en/of (elders) op/tegen het lichaam, heeft geschopt en/of
- aan de haren heeft getrokken,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf (telkens) niet voltooid,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven zij, verdachte, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari tot en met 25 mei 2014 te Zeist, althans in het arrondissement Midden-Nederland, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door (telkens) opzettelijk meermalen, in ieder geval éénmaal,
die [medeverdachte] geen tegenstand door daden en/of woorden te bieden, althans niet te beletten, bij/van het plegen van voornoemde (mishandelende) handelingen jegens die [slachtoffer], terwijl zij, verdachte, zich in de (directe) nabijheid van die [medeverdachte] en/of [slachtoffer] bevond, althans zich in dezelfde woning als die [medeverdachte] en/of [slachtoffer] bevond, althans die [slachtoffer] alleen heeft gelaten in het bijzijn van die [medeverdachte], terwijl zij (telkens) wist, dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat [medeverdachte] die [slachtoffer] mishandelde;
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
C
zij op één of meer tijdstippen in de periode van 1 februari 2014 tot en met 25 mei 2014 te Zeist, althans in het arrondissement Midden-Nederland, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend haar kind, althans een persoon (te weten [slachtoffer]) (telkens) meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht)
- op/in het gezicht en/of (elders) op/tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
- op/in het gezicht, en/of (elders) op/tegen het lichaam, heeft/hebben geschopt en/of getrapt en/of
- aan de haren heeft/hebben getrokken,
waardoor voornoemde [slachtoffer] (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
D.
[medeverdachte] op één of meer tijdstippen in de periode van 1 februari 2014 tot en met 25 mei 2014 te Zeist, althans in het arrondissement Midden-Nederland, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]) (telkens) meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht)
- op/in het gezicht en/of (elders) op/tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of
- op/in het gezicht en/of (elders) op/tegen het lichaam, heeft geschopt en/of getrapt en/of
- aan de haren heeft getrokken,
waardoor voornoemde Pel (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven zij, verdachte, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari tot en met 25 mei 2014 te Zeist, althans in het arrondissement Midden-Nederland, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door (telkens) opzettelijk meermalen, in ieder geval éénmaal,
die [medeverdachte] geen tegenstand door daden en/of woorden te bieden, althans dit niet te beletten, bij/van het plegen van voornoemde (mishandelende) handelingen jegens die [slachtoffer], terwijl zij, verdachte, zich in de (directe) nabijheid van die [medeverdachte] en/of [slachtoffer] bevond,
althans zich in dezelfde woning als die [medeverdachte] en/of [slachtoffer] bevond, althans die [slachtoffer] alleen heeft gelaten in het bijzijn van die [medeverdachte],
terwijl zij (telkens) wist, dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat [medeverdachte] die [slachtoffer] mishandelde;
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Proces-verbaal van verhoor [C], pagina 142 en 143.
2.Proces-verbaal van verhoor [D], pagina 161.