ECLI:NL:RBMNE:2014:697

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 februari 2014
Publicatiedatum
24 februari 2014
Zaaknummer
361254 / HA RK14-15
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter mr. A.M. Verhoef in civiele procedure

In deze wrakingszaak heeft verzoeker, vertegenwoordigd door mr. B.W.M. Zegers, een verzoek tot wraking ingediend tegen rechter mr. A.M. Verhoef. Dit verzoek volgde na een kort geding dat op 17 januari 2014 had plaatsgevonden, waarin verzoeker een vordering van € 10.537,86 had ingesteld tegen de Raad voor Rechtsbijstand en [deurwaarder c.s.] B.V. Tijdens de zitting deed mr. Verhoef een opmerking die verzoeker als onbegrijpelijk en partijdig ervoer, wat leidde tot het wrakingsverzoek.

De rechtbank heeft op 4 februari 2014 de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek gehouden, waarbij zowel verzoeker als mr. Verhoef aanwezig waren. Verzoeker stelde dat de uitlating van mr. Verhoef, waarin zij aangaf niet te zien dat verzoeker schade had geleden, een indicatie was van haar gebrek aan onafhankelijkheid en onpartijdigheid. Mr. Verhoef ontkende deze beschuldiging en stelde dat haar opmerkingen bedoeld waren om de situatie te verhelderen en dat zij geen vooringenomenheid jegens verzoeker had.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden die verzoeker aanvoerde, beoordeeld aan de hand van de criteria voor onpartijdigheid zoals vastgelegd in de wet en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De rechtbank concludeerde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor een gebrek aan onpartijdigheid van mr. Verhoef. De rechtbank wees het wrakingsverzoek af, oordelend dat de vrees van verzoeker voor partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd was.

De beslissing werd op 18 februari 2014 openbaar uitgesproken door de wrakingskamer, bestaande uit mr. J. Sap, mr. drs. S.M. van Lieshout en mr. drs. R. in ’t Veld, met mr. M.S.D. de Weerd als griffier. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN NEDERLAND

Locatie: Utrecht
Rekestnummer: 361254 / HA RK14-15
Zaaknummer: WK 2013/07
beslissing van 18 februari 2014 van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken,
op het verzoek in de zin van artikel 36 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) van:
[verzoeker],wonende te [woonplaats],
verder te noemen, verzoeker.
(gemachtigde: mr. B.W.M. Zegers)

1.De procedure

1.1.
Verzoeker heeft de Raad voor Rechtsbijstand en [deurwaarder c.s.]
B.V. ([deurwaarder c.s.]) in kort geding gedagvaard in verband met een vordering van € 10.537,86 vermeerderd met rente.
1.2.
De mondelinge behandeling van het kort geding met procedurenummer
2641385 UV EXPL 13-550 heeft plaatsgevonden op de zitting van 17 januari 2014 om 9.00 uur. De behandelend rechter is mr. A.M. Verhoef.
1.3.
Na de zitting heeft de gemachtigde van verzoeker bij faxbericht van 17 januari 2014
bij de rechtbank een verzoek tot wraking ingediend, gericht tegen mr. Verhoef.
1.4.
Mr. Verhoef heeft niet in de wraking berust. Zij heeft op 30 januari 2014 schriftelijk
haar standpunt weergegeven.
1.5.
De griffier van deze rechtbank heeft verzoeker en zijn gemachtigde en mr. Verhoef
opgeroepen voor de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 4 februari 2014. De belanghebbende derden De Raad voor Rechtsbijstand en [deurwaarder c.s.] zijn van de behandeling in kennis gesteld.
1.6.
De behandeling van het wrakingsverzoek heeft op 4 februari 2014 plaatsgevonden.
Verzoeker is ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Tevens is verschenen mr. Verhoef.
1.7.
[deurwaarder c.s.] heeft op 30 januari 2014 bericht zich niet ter zitting te laten
vertegenwoordigen.

2.Het wrakingsverzoek en de toelichting van de rechter

2.1.
Verzoeker vermeldt in zijn verzoek tot wraking dat mr. Verhoef met de aan het eind van de zitting gedane uitlating “Ik zie niet dat u schade heeft geleden.” feitelijk de vordering heeft afgewezen. Die uitlating is volgens verzoeker onbegrijpelijk. In dat kader wijst verzoeker op een uitspraak van de kantonrechter te Tilburg inzake het onrechtmatig handelen van een deurwaarder. Uit de uitlating van mr. Verhoef vloeit voort dat zij zich onvoldoende onafhankelijk en onpartijdig jegens verzoeker heeft gedragen. Ook uit het feit dat mr. Verhoef zich niet heeft uitgelaten over de akte tot wijziging van eis concludeert verzoeker dat mr. Verhoef onvoldoende onafhankelijk en onpartijdig is..
2.2.
Mr. Verhoef heeft bij haar brief van 30 januari 2014 kenbaar gemaakt niet te berusten in de wraking. Zij geeft aan dat het door verzoeker aangehaalde citaat niet juist is. Zij licht toe dat zij partijen in de gelegenheid heeft gesteld hun standpunten naar voren te brengen. Aangezien partijen niet voelden voor een oplossing in der minne, zou zij vonnis moeten wijzen, waarbij zij partijen heeft meegedeeld dat zij voor het nemen van een beslissing een hobbel zag bij het onderwerp schade. Mr. Verhoef ziet niet in dat zij daardoor onvoldoende onafhankelijk en onpartijdig zou zijn. Ook uit het feit dat zij zich niet heeft uitgelaten over de eiswijziging blijkt volgens haar niet dat zij zich onvoldoende onafhankelijk en onpartijdig jegens verzoeker heeft opgesteld.

3.De beoordeling

3.1.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel van artikel 36 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering en artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is.
3.2.
De door verzoeker aangevoerde feiten en/of omstandigheden houden niet in dat er sprake is van persoonlijke vooringenomenheid van mr. Verhoef jegens hem. De rechtbank is daarvan ook niet gebleken. Daarom zal moeten worden beoordeeld of naar objectieve maatstaven sprake is van feiten en omstandigheden die verzoeker grond hebben gegeven voor de vrees dat het mr. Verhoef aan onpartijdigheid heeft ontbroken.
3.3.
Verzoeker heeft gesteld dat mr. Verhoef aan het eind van de zitting de uitlating heeft gedaan dat zij niet zou zien dat verzoeker schade heeft geleden. Aannemende dat
mr. Verhoef zich daadwerkelijk in die bewoordingen heeft uitgelaten (wat naar het oordeel van de rechtbank niet vaststaat), is het maken van een dergelijke juridische opmerking aan te merken als een signalering van een probleem waarvoor de rechter zich gesteld ziet en dit is onvoldoende om te oordelen dat dit de schijn van partijdigheid of vooringenomenheid jegens verzoeker oproept.
3.4.
Ook wat betreft het zich niet uitlaten over de wijziging van eis is de rechtbank van oordeel dat het enkele feit dat mr. Verhoef in dat kader geen vragen heeft gesteld, nog niet tot het oordeel leidt dat sprake is van vooringenomenheid jegens verzoeker.
3.5.
Gelet op het voorgaande kan niet worden geoordeeld dat mr. Verhoef blijk
heeft gegeven van vooringenomenheid dan wel dat de vrees daartoe objectief
gerechtvaardigd is. De rechtbank zal het verzoek dan ook afwijzen.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijst het verzoek tot wraking van mr. Verhoef af;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker en aan mr. Verhoef, alsmede aan de voorzitter van de afdeling civiel en de president van deze rechtbank.
Deze beslissing is gegeven door mr. J. Sap, voorzitter, mr. drs. S.M. van Lieshout en
mr. drs. R. in ’t Veld, leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. M.S.D. de Weerd als griffier en in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2014.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.