In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 12 december 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De verdachte, geboren in 1972, heeft op 13 oktober 2011 via een webcam seksuele handelingen verricht terwijl hij een 13-jarig meisje, geboren in 1998, daar naar liet kijken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit, waarbij hij de minderjarige heeft misleid door te zeggen dat hij 19 jaar oud was. De rechtbank heeft de bekennende verklaring van de verdachte en de aangifte van het slachtoffer als bewijs gebruikt. De officier van justitie eiste een werkstraf van 80 uur, geheel voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor behandeling en begeleiding door de reclassering. De verdediging steunde deze eis, maar vroeg om rekening te houden met de omstandigheden van de verdachte, waaronder een mogelijke vermindering van toerekeningsvatbaarheid. De rechtbank oordeelde dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar was en legde de werkstraf op, met een proeftijd van 2 jaar en de verplichting om zich te houden aan de aanwijzingen van de reclassering. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, en dat dergelijke daden grote gevolgen kunnen hebben voor de geestelijke gezondheid van jonge slachtoffers. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is gepubliceerd op rechtspraak.nl.