ECLI:NL:RBMNE:2014:6745

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 december 2014
Publicatiedatum
15 december 2014
Zaaknummer
3517238
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een leerkracht na 37 jaar dienstverband wegens onvoldoende competenties

In deze zaak heeft de kantonrechter op 16 december 2014 uitspraak gedaan over het verzoek van de Katholieke Scholenstichting Utrecht (KSU) tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met een leerkracht, [verweerster], die 37 jaar in dienst was. KSU voerde aan dat [verweerster] niet voldeed aan de vereiste competenties na een onderwijsvernieuwing en dat zij onvoldoende gelegenheid had gekregen om aan deze competenties te voldoen. De kantonrechter heeft de procedure en de feiten rondom de beoordeling van [verweerster] in detail onderzocht, waaronder beoordelingsgesprekken, coachingstrajecten en evaluaties. De kantonrechter concludeerde dat, hoewel [verweerster] niet aan alle competenties voldeed, KSU onvoldoende had onderbouwd dat haar leerlingen tekortkwamen en dat er onvoldoende duidelijke waarschuwingen waren gegeven over de gevolgen van het niet behalen van de doelen. De kantonrechter oordeelde dat [verweerster] onvoldoende de kans had gekregen om haar functioneren te verbeteren en dat het niet onverantwoord was om haar nog langer voor de klas te laten staan. Daarom werd het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen en werden de proceskosten gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 3517238 UE VERZ 14-617 PK/1097
Beschikking van 16 december 2014
inzake
de stichting
Katholieke Scholenstichting Utrecht,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen KSU,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. J.W. Janse-Velema,
tegen:
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [verweerster],
verwerende partij,
gemachtigde: mr. S.M. Jurg-Smith.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 17 oktober 2014
  • het verweerschrift van 26 november 2014
  • de brief van 28 november 2014 van KSU, met producties
  • de pleitaantekeningen van KSU
  • de mondelinge behandeling van 1 december 2014
  • de brief van KSU van 5 december 2014, waarin wordt verzocht uitspraak te doen.
Hierna is uitspraak bepaald.

2.De feiten

2.1.
De KSU is een professionele organisatie voor primair onderwijs. Haar organisatie omvat 24 scholen.
[verweerster], thans 57 jaar oud, is op 25 augustus 1977 bij een rechtsvoorgangster van KSU in dienst getreden. Zij is steeds werkzaam geweest op de locatie [school] te Utrecht op basis van een fulltime aanstelling. Het bruto maandsalaris bedraagt € 3.274,-- bruto, exclusief een schaaluitlooptoeslag, vakantiebijslag van 8% en een eindejaarsuitkering van 6,3%.
2.2.
Een verslag van een beoordelingsgesprek van 19 juni 2012 geeft onder meer de volgende scores te zien:
  • interpersoonlijke competentie: +
  • pedagogische competentie; ±/+
  • vakinhoudelijke en didactische competentie: +
  • organisatorische competentie: +.
Het verslag vermeldt verder:
"De uitvoering van de VVE(de Voorschoolse Educatie, kantonrechter)
binnen de SISO structuur moet beter neergezet worden. Komend schooljaar wordt hierin geïnvesteerd. Het geleerde moet dan echt zichtbaar/aantoonbaar in de praktijk worden gebracht. Coaching on the job vindt dan plaats".
De eindbeoordeling luidt: ± (licht omcirkeld) + (donker omcirkeld).
2.3.
De schoolleider heeft tussen 26 september 2012 en 7 februari 2013 4 lesbezoeken aan [verweerster] gebracht, gevolgd door een nabespreking.
2.4.
Op 12 maart 2013 zijn partijen overeengekomen dat [verweerster] zal worden gecoacht door [A], met als doel dat zij lessen kan verzorgen volgens de principes van het directe instructiemodel (DIM), en dat zij kan reflecteren op haar eigen handelen en van feedback feed forward kan maken. In de periode 19 maart 2013-3 juli 2013 heeft [A] 11 lesbezoeken aan [verweerster] gebracht, met nabespreking. In de verslagen daarvan zijn onder meer de
"TOP"s (wat goed ging) en de
"TIP"s (wat voor verbetering vatbaar was) vermeld.
2.5.
Een verslag van de eindevaluatie van deze coaching van 3 juli 2013 vermeldt dat deze coaching niet het gewenste resultaat heeft opgeleverd, en dat gestart zal worden met begeleiding vanuit marnix onderwijscentrum.
2.6.
Het verslag van een gesprek op 12 november 2013 tussen [verweerster], de personeelsfunctionaris van KSU en de clusterdirecteur vermeldt onder meer dat uit de nulmeting door marnix onderwijscentrum zal blijken of [verweerster] aan alle competenties voldoet en of begeleiding nodig is, dat als begeleiding noodzakelijk is KSU daarin zal voorzien, en dat indien het functioneren niet binnen een redelijke termijn voldoende is
"een ander traject (volgt)".
2.7.
Bij e-mailbericht van 14 november 2013 schrijft de schoolleider onder meer aan [verweerster]:
"Gisteren is, middels de nulmeting, geconstateerd dat van de 4 competenties 2 competenties, te weten pedagogisch en didactisch, niet voldoende zijn. Begin mei 2014 zal [B](medewerkster marnix onderwijscentrum, kantonrechter)
opnieuw komen om een eindmeting uit te voeren. Op dat moment dienen de 4 competenties allen voldoende te zijn. Naar aanleiding van deze constatering van gisteren stuur ik je hierbij de drie opties tot begeleiding, ik had je ook toegezegd dat ik dit zou doen.
(…)
Jij mag aangeven welke vorm van begeleiding jij het meest passend/wenselijk vind voor jou (je keuze is zeer bepalend). Je hebt tot en met volgende week woensdag 20 november 2013 de tijd om hier goed over na te denken en een weloverwogen keuze te maken. Realiseer je wel dat einddoel is en blijft dat de competenties voldoende moeten zijn (…)".
2.8.
Na 2 lesbezoeken aan [verweerster] heeft [B] op 21 november 2013 een
"Verslag nulmeting"opgesteld. Dit verslag vermeldt dat het gedrag van [verweerster] voldoet aan de SBL-competenties 1 en 4 (interpersoonlijk competent en organisatorisch competent), en dat het deels voldoet aan de competenties 2 en 3 (pedagogisch handelen en didactisch handelen).
Geadviseerd wordt een ontwikkeltraject gericht op het verwerven van een in een bijlage vermeld vijftiental doelen, met een beoordeling op de resultaten ervan. Opties zijn 1) coaching door een externe coach, 2) School-Video-Interactiebegeleiding door een externe coach, of 3) een meer sturend (werk)begeleidingstraject.
2.9.
Op 20 november 2013 heeft [verweerster] gekozen voor optie 3 in de vorm van begeleiding door [B].
2.10.
Het eindverslag van [B] van 9 mei 2014 vermeldt onder meer:
"Bij de tussenevaluatie(van 11 februari 2014, kantonrechter)
wordt vastgesteld dat er sprake is van een positieve tendens in ontwikkeling. 2 doelen zijn overwegend herkenbaar in het handelen van de leerkracht. 2 doelen zijn nog niet herkenbaar in het handelen van de leerkracht. De rest van de doelen is deels in een wisselende mate herkenbaar in het gedrag van leerkracht.
(…)
Tijdens dit gesprek concludeert mevrouw [C](de schoolleider, kantonrechter)
dat er sprake is van een licht positieve ontwikkeling en spreekt zij de verwachting uit dat aan het einde van het project alle doelen gehaald zullen worden.
(…)
Doelen met voldoende als eindbeoordeling:
Zichtbare en blijvend herkenbare resultaten zijn bereikt bij de doelen: 1,2,3,6,7,8,9,10,12 en 14.
Deels en wisselend herkenbaar in de lessen zijn de doelen: 4,5,10,13 en 15. Deze doelen zijn nog niet in voldoende mate gehaald.
Conclusie
Tijdens dit project heeft mevrouw [verweerster] bij twee derde deel van de basale doelen, die betrekking hebben op de SBL competenties pedagogisch en didactisch handelen, blijvende resultaten bereikt. De verbetering is tijdens het traject ingezet, vastgesteld bij de tussenevaluatie en doorgezet richting de eindevaluatie. Een derde deel van de doelen is deels en nog niet in voldoende mate herkenbaar in de lessen.
Er is sprake van een langzame positieve ontwikkeling. Aangezien het hier basale doelen betreft kan geconstateerd worden dat de leer- en ontwikkelingssnelheid laag is. 10 van de 15 doelen laten een positief resultaat zien. Het behoud hiervan moet een aandachtspunt blijven. Het overige deel van de doelen is nog niet volledig geïntegreerd in het handelen van de leerkracht. Deze doelen vragen aandacht en begeleiding om tot een blijvend resultaat te komen. Om volledig te voldoen aan alle SBL competenties met het daarbij behorende gedrag zal er nog een ontwikkeling doorgemaakt moeten worden".
2.11.
Blijkens de bijlage bij dit verslag zijn de doelen die nog niet in voldoende mate gehaald zijn:
  • 4: begrip voor woorden voorafgaand aan een correctie (ik zie dat, ik begrijp dat, ik wil dat je…)
  • 5: het bevorderen van initiatief en inbreng van leerlingen
  • 10: de gekozen activiteiten sluiten aan bij specifieke onderwijsbehoeften van de leerlingen
  • 13: de leertijd wordt effectief benut. Kringactiviteiten duren maximaal 20 minuten
  • 15: het consequent hanteren van hulpmiddelen ter ondersteuning van zelfstandig werken, (stoplicht, time-timer, blokjes).
2.12.
Ten behoeve van het komende beoordelingsgesprek heeft de interim-schoolleider in juni en juli 2014 4 lesbezoeken aan [verweerster] gebracht. Op 15 juli 2014 heeft het beoordelingsgesprek plaatsgevonden. De pedagogische competentie is als onvoldoende beoordeeld. Hoe de didactische competentie is beoordeeld is niet duidelijk, omdat de betreffende pagina niet door KSU is overgelegd.
2.13.
Eén dag voor de zomervakantie van 2014 is [verweerster] door KSU vrijgesteld van werkzaamheden. Volgens KSU is dat gebeurd in overleg, volgens [verweerster] is haar gezegd:
"Je bent geen leerkracht meer".
Op 17 oktober 1014 heeft KSU [verweerster] het voornemen meegedeeld om haar op grond van artikel 3.15 sub 2 cao Primair Onderwijs te schorsen voor de duur van de ontbindingsprocedure, welk voornemen (volgens KSU) gevolgd is door een definitief schorsingsbesluit.
2.14.
Op 11 juli en 17 oktober 2013 heeft [verweerster] een officiële berisping van KSU gekregen omdat een leerling zonder haar medeweten op eigen gelegenheid de school verlaten had. Het betrof in beide gevallen dezelfde leerling.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
KSU verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van veranderingen in de omstandigheden. Zij voert daartoe aan dat het na de afgelopen jaren, waarin KSU niet alleen heeft voorzien in de persoonlijke begeleiding van [verweerster], maar ook in de scholing en begeleiding die zij als teamlid heeft kunnen ontvangen, niet verantwoord is om haar onderwijs te laten geven. Leerlingen worden niet in voldoende mate in hun onderwijsbehoefte voorzien en komen tekort. Zij voldoet niet aan de basale competenties die gelden voor een startende leerkracht in het onderwijs. KSU ziet daarom geen mogelijkheden meer in een vruchtbare samenwerking. Van haar kan in redelijkheid niet worden verlangd voor nog meer begeleiding te zorgen.
KSU wijst in dit verband op dat zij de afgelopen jaren veel heeft geïnvesteerd in de noodzakelijke vernieuwing van het onderwijs. In het schooljaar 2010-2011 is de [school] officieel een SISo-school geworden. SISo is een vorm van vernieuwingsonderwijs, met een balans tussen een optimaal pedagogisch en didactisch klimaat.
3.2.
[verweerster] voert verweer. Zij heeft tweederde van de voor de externe coaching gestelde doelen behaald, en zij wil de kans krijgen ook de andere doelen te behalen. Er is haar geen verbetertraject aangeboden. Dat KSU het dienstverband wil beëindigen omdat zij de doelen niet heeft behaald, heeft KSU niet van tevoren kenbaar gemaakt. Op een dergelijk zware sanctie had zij niet gerekend.
Subsidiair verzoekt zij bij ontbinding van de arbeidsovereenkomst een ontbindingsvergoeding toe te kennen van € 143.660,-- bruto (C = 1).

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter heeft zich ervan vergewist of het verzoek verband houdt met het bestaan van enig opzegverbod, hetgeen niet het geval is.
4.2.
De kantonrechter neemt de volgende omstandigheden in aanmerking.
[verweerster] is ruim 35 jaar in dienst en heeft tot een aantal jaren geleden in ieder geval goed gefunctioneerd. Indien gedurende het dienstverband de eisen voor het naar behoren vervullen van de functie worden aangescherpt (hetgeen hier aan de orde is), dienen zowel de werknemer als de werkgever zich ervoor in te spannen dat aan deze eisen voldaan wordt. KSU stelt zelf dat [verweerster] uitermate haar best heeft gedaan om aan de veranderde eisen alsnog tegemoet te komen, maar dat dit haar niet is gelukt. Gelet op de lengte van het dienstverband rust naar het oordeel van de kantonrechter niettemin op KSU een vergaande verplichting [verweerster] de kans te geven alsnog aan de eisen te voldoen.
4.3.
De competenties waar het in deze zaak om gaat zijn interpersoonlijk competent, organisatorisch competent, pedagogisch handelen en didactisch handelen. Partijen zijn het erover eens dat [verweerster] aan de eerste twee competenties voldoet.
Volgens KSU voldoet [verweerster] niet aan de twee laatstgenoemde competenties. Het valt de kantonrechter echter op dat de didactische competentie in het beoordelingsgesprek van 19 juni 2012 met "+" is beoordeeld. Kennelijk voldeed zij op dat moment wel aan die competentie.
4.4.
Voorts acht de kantonrechter van belang dat het beoordelingsformulier van 15 juli 2014 vermeldt dat competenties beoordeeld worden met Onvoldoende, Voldoende en Goed, en voorts:
"*Deze competentie moet voldoende of goed gescoord worden. Indien dit niet het geval is kan een medewerker in tijdelijke dienst niet voor een vaste benoeming worden voorgedragen. Een medewerker in vaste dienst wordt een trede onthouden. Bij een bovengemiddelde beoordeling kan een extra trede worden toegekend".
In het beoordelingsformulier zijn
"Interpersoonlijk competent"en
"Pedagogisch competent"met * gemarkeerd. De kantonrechter gaat er vanuit dat ook
"Didactisch competent"(waarvan de betreffende pagina niet is overgelegd) als belangrijke competentie eveneens met * zal zijn gemarkeerd.
Het is goed voorstelbaar dat KSU ernaar streeft dat haar leerkrachten op alle competenties Voldoende scoren, maar uit deze toelichting op het beoordelingsformulier kan wel worden afgeleid dat het niet onverantwoord is een leerkracht te handhaven die niet aan alle competenties volledig voldoet, anders zou als sanctie voor vaste leerkrachten niet zijn vermeld het niet toekennen van een trede, maar ontslag. Het gaat er in deze zaak dus om of [verweerster] in die mate onvoldoende scoort op deze competenties dat het toch niet verantwoord is haar langer te laten lesgeven.
4.5.
De kantonrechter acht in dit verband van belang dat [verweerster] na de begeleiding door [B] van de 15 doelen er 10 gehaald heeft, zij het dat het behoud daarvan volgens [B] een aandachtspunt moet blijven. [B] schrijft verder dat de niet behaalde doelen
"nog niet volledig geïntegreerd (zijn)"in het handelen van [verweerster], en dat deze om aandacht en begeleiding vragen om tot een blijvend resultaat te komen. Volgens haar zal er nog een ontwikkeling doorgemaakt moeten worden. [B] heeft dus niet gesteld dat het niet haalbaar moet worden geacht dat [verweerster] de andere doelen ook behaalt, en evenmin dat daarmee een onevenredig lang traject voor nodig zal zijn. Zij heeft volstaan met de mededeling dat de doelen nog niet volledig geïntegreerd zijn en dat de leer- en ontwikkelingssnelheid van [verweerster] laag zijn.
4.6.
De kantonrechter acht verder van belang dat KSU heeft volstaan met de algemene stelling dat [verweerster] niet aan alle competenties voldoet. Op zich is het het goed recht van KSU te verlangen dat leerkrachten aan alle competenties voldoen, maar in deze zaak is ook van belang dat KSU niet heeft onderbouwd dat de leerlingen van [verweerster] ook daadwerkelijk tekort gekomen zijn (bijvoorbeeld dat zij minder goed hebben gepresteerd dan de leerlingen van de andere leerkrachten). [verweerster] heeft onweersproken gesteld dat haar leerlingen met goede resultaten zijn overgegaan.
4.7.
De kantonrechter neemt verder in aanmerking dat KSU [verweerster] er onvoldoende duidelijk voor heeft gewaarschuwd dat KSU het dienstverband zal beëindigen als [verweerster] de beoogde doelen niet haalt. In het gesprek van 12 november 2013 met de clusterdirecteur is immers slechts aangegeven dat indien [verweerster] niet binnen redelijke termijn voldoet
"een ander traject"zal volgen.Verder vermeldt bovengenoemd e-mailbericht van 14 november 2013 slechts dat na de begeleiding
"het einddoel"is bereikt en de 4 competenties alle voldoende moeten zijn. Niet is dus aangegeven dat dit einddoel niet later dan de begeleiding door [B] bereikt moest zijn. Mede gelet op de zeer lange duur van het dienstverband was een meer duidelijke waarschuwing op zijn plaats geweest.
4.8.
Gelet op bovenstaande omstandigheden en overwegingen is de kantonrechter van oordeel dat het functioneren van [verweerster] weliswaar verbeterd moet worden, maar dat zij daartoe (toch) onvoldoende de kans heeft gekregen. Dat het onverantwoord is haar nog langer voor de klas te laten staan is niet gebleken.
4.9.
Aan de 2 bovenvermelde waarschuwingen die KSU aan [verweerster] heeft gegeven komt in deze omstandigheden onvoldoende gewicht toe om ontbinding alsnog te rechtvaardigen.
4.10.
De kantonrechter stelt overigens vraagtekens bij het schorsingsbesluit van KSU. De cao biedt weliswaar de mogelijkheid een leerkracht te schorsen voor de duur van een ontbindingsprocedure, maar KSU heeft in het aangekondigde schorsingbesluit slechts gesteld dat zij van mening is dat [verweerster] geen werkzaamheden meer kan verrichten en niet meer in de gebouwen aanwezig kan zijn. Het is de kantonrechter duidelijk dat KSU van mening is dat [verweerster] onvoldoende functioneert. Voor een schorsing in de onderhavige omstandigheden (mede gelet op de lange duur van het dienstverband en de diffamerende werking van een schorsing) is echter een dringende noodzaak vereist. Daarvan is niet gebleken. KSU laadt aldus de verdenking op zich dat zij een voorschot heeft willen nemen op de beslissing van de kantonrechter.
4.11.
Het verzoek zal dus worden afgewezen. Gelet op de aard van de rechtsverhouding tussen partijen zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

5.De beslissing

De kantonrechter:
wijst het verzoek af;
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin, dat elk van partijen de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Krepel, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 16 december 2014.