In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 28 november 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die lijdt aan een psychische stoornis. De verdachte was niet aanwezig tijdens de zitting, maar zijn raadsvrouw, mr. A.F. Hof, was wel aanwezig en verdedigde hem. De tenlastelegging omvatte twee feiten van mishandeling, waarbij de verdachte op 23 augustus 2014 geprobeerd zou hebben [slachtoffer 1] van het leven te beroven en op 3 augustus 2014 [slachtoffer 2] heeft mishandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen.
De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en kwam tot de conclusie dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde feit had begaan. Wel achtte de rechtbank bewezen dat de verdachte [slachtoffer 1] meer subsidiair had mishandeld door zijn keel dicht te knijpen. Ten aanzien van [slachtoffer 2] werd de verdachte wel schuldig bevonden aan mishandeling, omdat hij met kracht op diens kaak had geslagen.
De rechtbank heeft ook de strafbaarheid van de verdachte beoordeeld. Op basis van psychologische en psychiatrische rapportages werd geconcludeerd dat de verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis, waardoor hij niet toerekeningsvatbaar was. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en gelast dat hij voor de duur van één jaar in een psychiatrisch ziekenhuis wordt geplaatst. De beslissing is gebaseerd op de ernst van de feiten en de noodzaak van behandeling voor de verdachte.