ECLI:NL:RBMNE:2014:6675

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 december 2014
Publicatiedatum
15 december 2014
Zaaknummer
16.659334-14 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot opzettelijke ontploffing en voorhanden hebben van wapens in de context van suïcidepoging

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 12 december 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot opzettelijke ontploffing en het voorhanden hebben van wapens. De verdachte, geboren in 1979, heeft in een suïcidepoging zijn gasstel losgekoppeld en de gasleiding opengezet, wat leidde tot een levensgevaarlijke situatie voor omwonenden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 19 tot en met 20 maart 2014 in Bussum heeft geprobeerd een ontploffing teweeg te brengen door het gasstel open te draaien, terwijl hij ook twee stiletto's voorhanden had. Tijdens de zitting op 28 november 2014 heeft de verdachte een bekennende verklaring afgelegd. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een werkstraf van 240 uren en een gevangenisstraf van 6 maanden eiste, toegewezen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een depressie en een geschiedenis van cannabismisbruik. De rechtbank heeft de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte als verminderd beschouwd en heeft besloten tot een combinatie van een onvoorwaardelijke werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf, met bijzondere voorwaarden voor behandeling en begeleiding. De uitspraak benadrukt de ernst van de situatie en de impact op de gemeenschap, evenals de noodzaak voor de verdachte om hulp te krijgen bij zijn problemen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16.659334-14 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 12 december 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1979] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van de meervoudige strafkamer te Lelystad op 28 november 2014, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. S. Bharatsingh, advocaat te Hilversum.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. I.M.F. Graumans en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 19 maart 2014 tot en met 20 maart 2014 te Bussum, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing te weeg te brengen en/of brand te stichten in zijn woning gelegen aan de [adres] (zijnde een hoekwoning gelegen in een woonwijk), terwijl daarvan gemeen gevaar voor (de inventaris van) die woning en/of (van) (een) belendende woning(en), in elk geval voor goederen en / of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) perso(o)n(en) zich bevindende in die belendende woning(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was, met dat opzet het gasstel in zijn, verdachtes woning, heeft losgekoppeld en/of (vervolgens) de gasleiding (daarvan) heeft opengezet en/of opengedraaid en/of (gedurende langere tijd) opengedraaid heeft gehouden, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
hij op of omstreeks 20 maart 2014 te Bussum, (een) wapen(s) van categorie I, onder 1°, te weten twee, althans één of meerdere stiletto('s) voorhanden heeft gehad.

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde bepleit dat het opzet van verdachte niet gericht was op het veroorzaken van een ontploffing in zijn woning en dat, gelet op het IQ van verdachte en zijn toerekeningsvatbaarheid, niet zonder meer gesteld kan worden dat hij zich bewust was van een aanmerkelijke kans op ontploffing. De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank [1]
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 19 tot en met 20 maart 2014 opzettelijk heeft gepoogd een ontploffing dan wel brand teweeg te brengen in zijn woning waardoor gevaar voor goederen alsmede levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen is ontstaan.
Voor de bewijsmiddelen verwijst de rechtbank naar:
- de aangifte van [aangever], namens [naam]; [2]
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige]; [3]
- het proces-verbaal van bevindingen van gevaarzetting; [4]
- de verklaring van verdachte ter terechtzitting. [5]
Door de raadsman is aangevoerd dat, nu verdachte poogde zelfmoord te plegen, er geen sprake was van opzet op het stichten van brand, dan wel het veroorzaken van een ontploffing. Voorts heeft hij aangevoerd dat verdachte, gelet op zijn beperkte IQ, geen weet had van de aanmerkelijke kans op ontploffing dan wel brand.
Naar het oordeel van de rechtbank is het een feit van algemene bekendheid dat een gasmengsel in een hoge concentratie door een willekeurige vlam of vonk zeer makkelijk tot een ontploffing kan leiden. Noch uit het dossier, noch uit de onderzoeken naar de geestesvermogens van de verdachte is gebleken dat het verstandelijk vermogen van verdachte op het moment van het ten laste gelegde feit dusdanig beperkt was dat hij geen enkel inzicht had in zijn eigen handelen. Evenmin is gebleken dat zijn verstandelijk vermogen dermate beperkt is dat verdachte niet geacht kon worden te weten dat gasmengsels licht ontvlambaar zijn. Verdachte had derhalve wetenschap van de aanmerkelijke kans dat door een voldoende hoge concentratie gas een ontploffing en/of brand zou kunnen ontstaan. De rechtbank is van oordeel dat verdachte, door desondanks de gaskraan open te draaien en gedurende langere tijd (een hele nacht) opengedraaid te laten, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat in zijn woning een ontploffing en/of brand zou ontstaan. Dat verdachte primair de bedoeling had zichzelf van het leven te beroven en de gevolgen van zijn handelen (mogelijk) niet volledig heeft overzien, doet daaraan niet af.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 20 maart 2014 twee stiletto’s voorhanden heeft gehad.
Nu verdachte ter terechtzitting van 28 november 2014 een volledig bekennende verklaring heeft afgelegd, volstaat de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering met een opgave van de bewijsmiddelen.
Voor het bewijs verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van categorisering [6] en de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting [7] .

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij in de periode van 19 maart 2014 tot en met 20 maart 2014 te Bussum, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen en/of brand te stichten in zijn woning gelegen aan de [adres], terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning en van belendende woningen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen zich bevindende in die belendende woningen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was, met dat opzet het gasstel in zijn, verdachtes woning, heeft losgekoppeld en vervolgens de gasleiding heeft opengedraaid en gedurende langere tijd opengedraaid heeft gehouden, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
hij op 20 maart 2014 te Bussum wapens van categorie I, onder 1°, te weten twee stiletto's,voorhanden heeft gehad.
Van het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een kennelijke schrijffout. De verdachte wordt daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
de meerdaadse samenloop van:
poging tot opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
poging tot opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet de wapens en munitie.

7.STRAFBAARHEID

De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek en de bijzondere voorwaarden zoals die zijn geadviseerd door de reclassering in het voortgangsverslag van Inforsa d.d. 13 november 2014. Zij heeft daarbij de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van een op te leggen straf opgemerkt dat hij zich kan verenigen met de voorgestelde bijzondere voorwaarden. Hij heeft daarbij bepleit dat met een onvoorwaardelijke werkstraf noch de verdachte noch de samenleving is geholpen. Hierdoor heeft hij verzocht geen onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen en te volstaan met een voorwaardelijke straf.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen en/of brand te stichten in zijn woning en aan het voorhanden hebben van twee stiletto’s. Verdachte heeft in een poging zichzelf van het leven te beroven zijn gasstel losgekoppeld en de gasleiding opengezet, heeft vervolgens slaappillen ingenomen en is op de bank in slaap gevallen. Dit handelen van verdachte, hoe betreurenswaardig de aanleiding daartoe ook was, rekent de rechtbank hem zwaar aan. Door voornoemd handelen is immers een levensgevaarlijke situatie ontstaan voor de buurtbewoners, de hulpdiensten en de omliggende woningen. De ernst van de situatie blijkt uit de zeer grote inzet van hulpdiensten, waaronder de inzet van een arrestatieteam, een onderhandelaar en een politiehelikopter, maar ook uit het feit dat een groot aantal omwonenden is geëvacueerd. Dat hierdoor grote maatschappelijke beroering is ontstaan behoeft geen nadere toelichting.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennisgenomen van de Pro Justitia rapporten (dubbel rapportage), opgemaakt op 11 juni 2014 door C.J.F. Kemperman, psychiater, en op 6 juni 2014 door R. Bout, Gz-psycholoog.
Psychiater Kemperman concludeert dat bij verdachte sprake is van een depressie in engere zin, nu grotendeels in remissie en van cannabismisbruik, nu in remissie. Verdachte is een kwetsbare man die minder adequaat dan anderen omgaat met stress. De psychiater geeft daarbij aan dat verdachte langdurig afhankelijk is geweest van zijn ouders en dat hij na hun overlijden niet goed kon omgaan met het verlies. Verdachte is vervolgens veel gaan blowen en is toenemend geïsoleerd geraakt in zijn eigen woning ten gevolge van zijn neiging zich van de buitenwereld af te sluiten. Volgens de psychiater kan gesteld worden dat de zelfcontrole van verdachte beperkt werd door depressieve gevoelens en een suïcide wens. Gelet hierop adviseert hij de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte als verminderd te beschouwen. Gz-psycholoog Bout concludeert dat bij verdachte sprake is van afhankelijke persoonlijkheidstrekken. Verdachte heeft anderen nodig die de verantwoordelijkheid van hem overnemen en hij is slechts beperkt zelfstandig. Toen verdachte na het overlijden van zijn ouders voor het eerst zijn zaken zelf moest regelen, bleek hij daartoe niet in staat. In de maanden voorafgaand aan het tenlastegelegde was er sprake van een eenmalige depressieve periode die tijdens het onderzoek volledig in remissie was. Hierdoor was er sprake van een ziekelijke stoornis, te weten een depressieve stoornis. De depressieve stoornis was de oorzaak van de suïcide gedachten die verdachte ertoe hebben aangezet te proberen zelfmoord te plegen. Gelet op het voorgaande acht hij de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte als verminderd.
De rechtbank neemt de conclusie van beide deskundigen over, dat er sprake is van een vermindering van de toerekeningsvatbaarheid en maakt die de hare.
De deskundigen adviseren ten aanzien van de straf om verdachte te behandelen. Deze behandeling dient gericht te zijn op het beter omgaan met stress en de verwerking van het overlijden van zijn ouders. Daarnaast adviseert hij dat verdachte wordt begeleid bij het opbouwen van zijn leven, waarbij het begeleid wonen en financieel management belangrijk worden geacht.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met een reclasseringsrapport van Inforsa d.d. 8 juli 2014 en een voortgangsverslag van Inforsa d.d. 13 november 2014, beide opgesteld door M.L. Nieland. De reclassering concludeert, evenals de psychiater en de GZ-psycholoog, dat verdachte ten tijde van het delict depressief was, financiële problemen had en geen uitweg meer wist. Verdachte miste zijn ouders en hij wilde uit het leven stappen om zich met hen te verenigen. Verdachte heeft aangegeven dat hij hulp wil bij het wonen, zijn financiële situatie en zijn emotioneel welzijn. Hij heeft zich gedurende de schorsing van zijn voorlopige hechtenis aan alle afspraken gehouden die in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis zijn gemaakt. De verdachte is zeer gemotiveerd om zijn leven weer op de rit te krijgen. Voorts is de verdachte onder bewind gesteld, heeft hij sinds eind juli 2014 geen cannabis meer gerookt, wordt hij begeleid ten aanzien van zijn emotioneel welzijn en woont hij sinds 11 juli 2014 bij Begeleid Wonen Utrechtseweg. Gelet op het voorgaande heeft Inforsa in haar voortgangsverslag geadviseerd dat verdachte onder begeleiding blijft van de reclassering en dat verdachte zich, indien geïndiceerd, inzake zijn emotioneel welzijn laat behandelen alsmede voor overmatig cannabismisbruik indien hij daarin zou terugvallen.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank voorts rekening met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 8 oktober 2014.
De rechtbank acht, gelet op het bewezen verklaarde, de maximaal op te leggen werkstraf passend en geboden. De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat rekening gehouden met de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, dat de voorlopige hechtenis van de verdachte reeds na de eerste raadkamerbehandeling is geschorst en het feit dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. In voornoemde conclusies ten aanzien van de persoon van de verdachte ziet de rechtbank aanleiding om een gedeelte van de straf voorwaardelijk op te leggen. Dit om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen, maar met name om begeleiding in een gedwongen kader mogelijk te maken en voort te zetten. De rechtbank zal bepalen dat de aan het voorwaardelijke strafdeel gekoppelde bijzondere voorwaarde dadelijk uitvoerbaar is omdat er ernstig rekening mee gehouden moet worden dat de verdachte, indien hij niet aanstonds verder wordt begeleid, wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen.

9.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 14f, 22c, 22d, 27, 45, 57, 91 en 157 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder 1 of 2 meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar en kwalificeert deze zoals hierboven onder 6 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- legt aan verdachte op een
werkstrafvoor de duur van
240 uren;
- beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door 120 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren werkstraf;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde werkstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren werkstraf per dag;
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 maanden;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd van 2 jaar niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, zolang de reclassering dit binnen de proeftijd van 2 jaar noodzakelijk acht;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd van 2 jaren, indien geïndiceerd, laat behandelen voor terugval terzake overmatig cannabisgebruik en terzake zijn emotioneel welzijn, bij (forensische) verslavingszorg en/of bij een GGZ Centraal instelling of een vergelijkbare instelling of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. S.M. van Lieshout, voorzitter, mrs. M.P. Glerum en F.C. Burgers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Arends, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 december 2014.
Mr. M.P. Glerum voornoemd is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1405-2014010951, doorgenummerd 1 tot en met 51.
2.Pagina 34.
3.Pagina 9 en 10.
4.Pagina 14.
5.De verklaring van verdachte tijdens het onderzoek ter terechtzitting d.d. 28 november 2014.
6.Pagina 41 en 42.
7.De verklaring van verdachte tijdens het onderzoek ter terechtzitting d.d. 28 november 2014.