In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 november 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eisers] en de coöperatieve vereniging Rabobank Utrecht en Omstreken U.A. De zaak betreft de vernietiging van twee borgstellingsovereenkomsten die door [eiser] zijn ondertekend voor de financiering van zijn vennootschappen. De rechtbank oordeelde dat de toestemming van de echtgenote van [eiser] ontbrak, hetgeen noodzakelijk was volgens artikel 1:88 BW. De rechtbank heeft vastgesteld dat de borgstellingen niet tot de normale bedrijfsuitoefening van de vennootschappen behoorden, en dat de echtgenote van [eiser] op 1 augustus 2013 de borgstellingen heeft vernietigd. Hierdoor zijn de bedragen die [eisers] aan Rabobank hebben betaald, onverschuldigd betaald. De rechtbank heeft Rabobank veroordeeld tot terugbetaling van deze bedragen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 18 oktober 2013. Tevens zijn de proceskosten aan de zijde van [eisers] toegewezen. De rechtbank heeft de vorderingen van [eisers] in grote lijnen toegewezen, met uitzondering van een deel van de gevorderde verklaringen voor recht, die zijn afgewezen omdat de vernietigingsbrief Rabobank niet op de dag van verzending heeft bereikt.