ECLI:NL:RBMNE:2014:6666

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 november 2014
Publicatiedatum
12 december 2014
Zaaknummer
C-16-357018 - HA ZA 13-876
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van borgstellingsovereenkomsten wegens ontbreken toestemming echtgenoot

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 november 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eisers] en de coöperatieve vereniging Rabobank Utrecht en Omstreken U.A. De zaak betreft de vernietiging van twee borgstellingsovereenkomsten die door [eiser] zijn ondertekend voor de financiering van zijn vennootschappen. De rechtbank oordeelde dat de toestemming van de echtgenote van [eiser] ontbrak, hetgeen noodzakelijk was volgens artikel 1:88 BW. De rechtbank heeft vastgesteld dat de borgstellingen niet tot de normale bedrijfsuitoefening van de vennootschappen behoorden, en dat de echtgenote van [eiser] op 1 augustus 2013 de borgstellingen heeft vernietigd. Hierdoor zijn de bedragen die [eisers] aan Rabobank hebben betaald, onverschuldigd betaald. De rechtbank heeft Rabobank veroordeeld tot terugbetaling van deze bedragen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 18 oktober 2013. Tevens zijn de proceskosten aan de zijde van [eisers] toegewezen. De rechtbank heeft de vorderingen van [eisers] in grote lijnen toegewezen, met uitzondering van een deel van de gevorderde verklaringen voor recht, die zijn afgewezen omdat de vernietigingsbrief Rabobank niet op de dag van verzending heeft bereikt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/357018 / HA ZA 13-876
Vonnis van 26 november 2014
in de zaak van

1.[eiseres],

wonende te [woonplaats],
2.
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. E.H. de Jonge-Wiemans te Zeist,
tegen
de coöperatieve vereniging
COÖPERATIEVE RABOBANK UTRECHT EN OMSTREKEN U.A.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. A.F. van Ingen te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eisers] en Rabobank genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 22 januari 2014;
  • het proces-verbaal van comparitie van 22 juli 2014.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De heer [eiser] (hierna: [eiser]) is gehuwd met mevrouw [eiseres].
2.2.
Op 20 december 2005 is [eiser] Beheer B.V. (hierna: [eiser] Beheer) opgericht. Enig aandeelhouder en bestuurder van [eiser] Beheer is [eiser].
2.3.
Op 20 december 2005 is ook [eiser] B.V. opgericht. Enig aandeelhouder en bestuurder van deze vennootschap is [eiser] Beheer.
2.4.
In de statuten van zowel [eiser] Beheer als [eiser] B.V. staat onder meer:
“De vennootschap heeft ten doel:
1.
het deelnemen in, zich op andere wijze interesseren bij, het voeren van beheer over en het financieren van vennootschappen en andere ondernemingen, alsook het aangaan en verstrekken van geldleningen en het verstrekken van zekerheden”
2.5.
Namens [eiser] B.V. en [eiser] Beheer heeft [eiser] op 15 mei 2007 een financieringsvoorstel van Rabobank ondertekend. In het financieringsvoorstel staat onder meer:
Financiering van EUR 125.000,-- bestaande uit:
Geldlening van EUR 125.000,-- (…)
Te stellen zekerheden
Bankborgtocht van EUR 100.000,-
Bankborgtocht van EUR 125.000,--”
2.6.
In de verdere uitwerking van het financieringsvoorstel staat onder andere:
“De geldlening wordt door de (…) bank (hoofdelijk) verstrekt aan:
[eiser] Beheer B.V. (…)
[eiser] B.V. (…)
De geldlening wordt geadministreerd op naam van:
[eiser] B.V.
(…)
- De bankborgtocht van EUR 100.000,-- wordt afgegeven door de heer [eiser] voor alle verplichtingen van [eiser] Beheer B.V. bij onze bank. (…)
- De bankborgtocht van EUR 100.000,-- wordt afgegeven door [eiser] Beheer B.V. voor alle verplichtingen van [eiser] B.V. bij onze bank.
- De bankborgtocht van EUR 100.000,-- wordt afgegeven door [eiser] B.V. voor alle verplichtingen van E&C Constructiewerken B.V. bij onze bank.
- De bankborgtocht van EUR 125.000,-- wordt afgegeven door de heer [eiser] voor alle verplichtingen van [eiser] Beheer B.V. bij onze bank.
- Deze borgtocht wordt ondermeer zekergesteld door een tweede bankhypotheek van EUR 1.000.000,-- op het woonhuis gelegen aan de [adres] te [plaats].”
2.7.
Op 21 mei 2007 heeft [eiser] twee overeenkomsten tot borgtocht ondertekend. De één zag op een bedrag van € 125.000,-, de ander op het bedrag van € 100.000,-. In deze overeenkomsten staat [eiser] genoteerd als borg en [eiser] Beheer als debiteur.
2.8.
Ten aanzien van het bedrag van € 100.000,- is op 21 mei 2007 tevens namens [eiser] Beheer een overeenkomst tot borg ondertekend. Hierin stond [eiser] B.V. genoteerd als debiteur. Een naar inhoud overeenkomstige borgstellingsovereenkomst is op dezelfde dag tevens namens [eiser] B.V. ondertekend, waarbij E&C Constructiewerken B.V. (hierna: E&C) is aangemerkt als debiteur.
2.9.
In de bovengenoemde borgstellingsovereenkomsten staat telkens onder meer:
“De borg verbindt zich bij deze – hoofdelijk – jegens de bank als borg voor de debiteur tot zekerheid voor de betaling van al hetgeen de bank blijkens haar administratie van de debiteur te vorderen heeft of mocht hebben”
2.10.
Op 22 mei 2007 heeft de heer [A] (hierna: [A]) alle aandelen in E&C overgedragen aan [eiser] B.V. Voordien had [A] zich als borg gesteld voor (de nakoming van de verplichtingen van) E&C voor het bedrag van € 100.000,-.
2.11.
Van de geldlening ter hoogte van € 125.000,- is € 75.155,- afgelost door [eiser] B.V. Hierdoor is sprake van een restantsom van € 49.845,-.
2.12.
Op 29 maart 2011 is E&C failliet gegaan.
2.13.
Bij brieven van 18 en 23 juli 2013 heeft Rabobank (onder andere) [eiser] verzocht zijn verplichtingen voortvloeiende uit de borgtochtovereenkomsten na te komen.
2.14.
Op 1 augustus 2013 heeft [eiseres] een brief gestuurd naar Rabobank, waarin zij de door [eiser] ondertekende borgstellingsovereenkomsten (van 21 mei 2007) vernietigt. Bij brief van 6 augustus 2013 heeft Rabobank geantwoord dat zij, verkort weergegeven, van mening is dat deze (poging tot) vernietiging geen effect heeft gehad, waardoor Rabobank vasthoudt aan de betaling van de borgtochtverplichtingen van [eiser].
2.15.
Hierna is de woning van [eisers] verkocht, waarbij de levering plaatsvond op 2 september 2013. Met de verkoopopbrengst is onder meer € 100.000,- betaald aan Rabobank. Tevens is met de verkoopopbrengst aan Rabobank het bedrag van € 54.094,47 voldaan, welk bedrag bestond uit de restantsom van de geldlening van € 125.000,- (ter hoogte van € 49.845,-) en achterstallige rente die verschuldigd was uit hoofde van de geldlening.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert verkort weergegeven voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, na vermindering van eis:
- verklaring voor recht dat de borgstelling van [eiser] voor een kredietverstrekking aan [eiser] Beheer van € 125.000,- nietig is door vernietiging daarvan op 1 augustus 2013;
- verklaring voor recht dat de borgstelling van [eiser] voor verplichtingen van [eiser] Beheer en [eiser] B.V. aan Rabobank ten bedrage van € 125.000,- nietig is door vernietiging van deze borgstelling op 1 augustus 2013;
- veroordeling van Rabobank tot betaling van € 100.000,- en € 54.094,47, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Rabobank voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Niet is in geschil dat door de betaling van € 54.094,47 en € 100.000,- aan Rabobank, de borgstellingen door [eiser] zijn uitgewonnen. [eisers] heeft gesteld dat mevrouw [eiseres] geen toestemming heeft gegeven voor de door [eiser] aangegane borgtochtovereenkomsten, terwijl deze wel was vereist. Hierdoor zijn de door de [eiser] aangegane borgstellingsovereenkomsten terecht door haar vernietigd, waardoor genoemde bedragen onverschuldigd zijn betaald. Rabobank stelt zich op het standpunt dat de toestemming van mevrouw [eiseres] niet was vereist. Volgens Rabobank zijn de borgtochten door [eiser] als directeur enig aandeelhouder aangegaan en ten behoeve van de normale uitoefening geweest, zoals bedoeld in artikel 1:88 lid 5 BW. De vernietigbaarheid kan daarom niet worden ingeroepen, aldus Rabobank. [eisers] heeft dit betwist. In geschil is dus of de rechtshandeling(en) waarvoor de borgstellingen zijn verstrekt, ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf is (of zijn) geweest.
4.2.
De rechtbank overweegt als volgt. De regeling van artikel 1:88 BW beoogt de echtgenoten, in het belang van het gezin, tegen elkaar te beschermen tegen het verrichten van rechtshandelingen die gezien het voorwerp van de rechtshandeling of de aard daarvan benadelend zijn of een groot financieel risico meebrengen. Uit de ontstaansgeschiedenis van lid 5 blijkt dat de wetgever in het kader van de in art. 1:88 BW geregelde materie het beginsel van de gezinsbescherming belangrijk achtte. In beginsel heeft een echtgenoot daarom de toestemming van de andere echtgenoot nodig om zich als borg te kunnen verbinden. Weliswaar is hierop een uitzondering gemaakt door lid 5 toe te voegen, maar met de woorden “mits zij geschiedt ten behoeve van de normale bedrijfsuitoefening van die vennootschap” is een wezenlijke beperking van die uitzondering beoogd. Beoordeeld moet worden of de rechtshandeling zelf, waarop [eiser] borgstelling zag, tot de normale, gebruikelijke bedrijfshandelingen van [eiser] Beheer behoort. Niet voldoende is dat zij normale bedrijfshandelingen begunstigt of daarvoor de noodzakelijke voorwaarden schept. Of sprake is van een dergelijke uitzonderingssituatie, dient aan de hand van alle omstandigheden van het geval te worden beoordeeld.
4.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat de borgtochtovereenkomsten tot stand zijn gekomen ter bewerkstelliging van de overname van de aandelen in E&C door [eiser] B.V. Hierbij deed [eiser] Beheer dienst als een zogenoemd ‘holdingbedrijf’. Ten behoeve van de geldlening van € 125.000,- is de borgstelling door [eiser] voor ditzelfde bedrag (en andere zekerheden) tot stand gekomen. Met de borgstelling voor het bedrag van € 100.000,- heeft [eiser] via de onder 2.6 en 2.8 omschreven constructie de borgstelling van de heer [A] voor E&C (ten aanzien van datzelfde bedrag) overgenomen. Oorspronkelijk was namelijk tussen Rabobank en [A] een borgstelling ad € 100.000,- tot stand gekomen, in het kader van een door Rabobank aan E&C verstrekte krediet van € 500.000,- in maart 2007.
4.4.
In deze zaak gaat het derhalve om de vraag of tot de normale bedrijfsuitoefening van [eiser] Beheer behoren: (1) de hoofdelijke aansprakelijkheid (van [eiser] Beheer) voor de schuld van € 125.000,- ter financiering van de aankoop van de aandelen van E&C door [eiser] B.V., alsmede (2) de borgstelling door [eiser] Beheer jegens [eiser] B.V. als borg jegens E&C, voor het bedrag van € 100.000,-.
4.5.
De rechtbank overweegt dat als onvoldoende weersproken het volgende is komen vast te staan. [eiser] Beheer is opgericht met het doel een stamrecht te beheren en aandelen in [eiser] B.V. te houden. [eiser] B.V. is opgericht om eventuele managementactiviteiten onder te brengen, nadat [eiser] (uit loondienst) was ontslagen. Beide vennootschappen zijn derhalve niet opgericht om (aandelen van) bedrijven over te nemen. Pas nadat het [eiser] niet lukte om binnen [eiser] B.V. opdrachten te verwerven van derden, heeft hij besloten om aan het werk te gaan door middel van de aankoop van een ander bedrijf, te weten E&C. Tot de overname van de aandelen van E&C, heeft [eiser] Beheer geen andere activiteiten verricht dan het beheer van het stamrecht en het houden van de aandelen in [eiser] B.V. Reeds als gevolg van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat de hoofdelijke aansprakelijkheid (van [eiser] Beheer) voor de schuld van € 125.000,- (aangegaan ter financiering van de koopsom van de aandelen van E&C) en de borgstelling door [eiser] Beheer (voor het bedrag van € 100.000,) niet “alledaags” en ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf van [eiser] Beheer zijn geweest.
4.6.
Dat de genoemde verplichtingen van [eiser] Beheer op zichzelf bezien passen binnen haar statutaire doelomschrijving, is van onvoldoende gewicht om tot een ander oordeel te komen. Dit geldt temeer nu in een door [eisers] overgelegde verklaring van een notaris, verkort weergegeven, staat de doelomschrijving van deze vennootschappen de op zijn kantoor gehanteerde standaardteksten voor een vennootschap met een zogenaamd “holdingdoel” betreffen.
4.7.
Rabobank heeft nog betoogd dat de financiering aan E&C in maart 2007 is aangewend voor financiering van het werkkapitaal van E&C. De rechtbank overweegt hierover dat de financiering aan E&C in 2007 los staat van de beoordeling of de door [eiser] aangegane borgstellingsovereenkomsten terecht zijn vernietigd. Immers heeft mevrouw [eiseres] de borgstellingen van [eiser] voor [eiser] Beheer vernietigd, waardoor de normale uitoefening van het bedrijf [eiser] Beheer ter beoordeling ligt en niet die van E&C.
4.8.
Het voorgaande betekent dat [eiser] ingevolge artikel 1: 88 lid 1 aanhef en onder c BW toestemming van zijn echtgenoot, mevrouw [eiseres], behoefde voor het sluiten van de borgstellingsovereenkomsten. Nu [eiser] deze toestemming bij het aangaan van die overeenkomsten ontbeerde en niet in geschil is dat mevrouw [eiseres] op 1 augustus 2013 de borgstellingsovereenkomsten heeft vernietigd, heeft [eisers] de bedragen van € 54.094,47 en € 100.000,- onverschuldigd betaald. Rabobank zal daarom worden veroordeeld tot (terug)betaling van deze bedragen aan [eisers]
4.9.
[eisers] heeft de wettelijke rente over de zojuist genoemde bedragen gevorderd. De rechtbank overweegt dat de wettelijke rente verschuldigd is over de tijd dat de schuldenaar met de voldoening van een geldbedrag in verzuim is. [eisers] heeft de wettelijke rente gevorderd vanaf primair 1 augustus 2013, maar heeft niet gesteld hoe Rabobank vanaf deze datum in verzuim is geraakt. Ter comparitie heeft [eisers] toegelicht dat zij aan Rabobank op 4 oktober 2013 een ingebrekestelling heeft gestuurd. Hierin is een betalingstermijn gegeven van veertien dagen. Hierdoor is Rabobank vanaf 18 oktober 2013 in verzuim, aldus [eisers] Rabobank heeft dit niet weersproken. Nu niet in geschil is dat Rabobank deze betalingstermijn heeft laten verstrijken zonder een betaling te verrichten aan [eisers], is Rabobank op de voet van artikel 6:82 lid 1 BW vanaf 18 oktober 2013 in verzuim. De gevorderde wettelijke rente zal daarom met ingang van 18 oktober 2013 worden toegewezen.
4.10.
De gevorderde verklaringen voor recht zullen worden toegewezen in die zin dat de borgstellingsovereenkomsten waarbij [eiser] zich borg heeft gesteld tot zekerheid voor de betaling van € 100.000,- en € 125.000,- nietig zijn door vernietiging.
4.10.1.
De rechtbank merkt hierbij op dat uit de desbetreffende borgstellingsovereenkomst blijkt dat [eiser] ten aanzien van het bedrag van € 100.000,- zich alleen borg heeft gesteld voor de verplichtingen van [eiser] Beheer, en niet tevens voor die van [eiser] B.V. Er kan dan ook geen verklaring voor recht komen dat de borgstelling(sovereenkomst) van [eiser] voor de verplichtingen van [eiser] B.V. is vernietigd.
4.10.2.
Verder heeft [eisers] verklaring voor recht gevorderd dat de desbetreffende borgstelling(sovereenkomst)en nietig zijn door vernietiging daarvan op of per 1 augustus 2013. Gezien artikel 3:37 BW krijgt een tot een bepaalde persoon, in deze zaak Rabobank, haar werking pas als die verklaring die persoon heeft bereikt. Nu gesteld noch gebleken is dat de vernietigingsbrief van 1 augustus 2013 op diezelfde dag Rabobank heeft bereikt, aangezien deze brief volgens [eisers] per post is verstuurd, kan de vernietiging niet reeds op 1 augustus 2013 haar werking hebben gehad. Dit deel van de gevorderde verklaring voor recht zal daarom worden afgewezen. De onder 4.9 omschreven verklaringen voor recht zullen echter nog steeds worden toegewezen, omdat door Rabobank niet is weersproken dat zij de vernietigingsbrief heeft ontvangen. De vernietigingsbrief heeft daardoor uiteindelijk wel haar werking gehad.
4.11.
Rabobank zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De rechtbank begroot de proceskosten aan de zijde van [eisers]:
- in debet gestelde kosten dagvaarding € 92,82
- betaald griffierecht € 75,00
- salaris advocaat €
4.000,00(2,0 punt × tarief € 2.000,-)
Totaal € 4.167,82
4.12.
Aangezien aan [eiseres] en [eiser] een toevoeging is verleend, dienen de in debet gestelde kosten van de dagvaarding te worden voldaan aan de griffier van de rechtbank, aangezien deze kosten door de rechtbank aan de deurwaarder zijn of worden voldaan.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verklaart voor recht dat de borgstellingsovereenkomst, waarbij [eiser] zich ten behoeve van [eiser] Beheer borg heeft gesteld tot zekerheid voor de betaling van € 125.000,- nietig is door vernietiging daarvan;
5.2.
verklaart voor recht dat de borgstellingsovereenkomst, waarbij [eiser] zich ten behoeve van [eiser] Beheer borg heeft gesteld tot zekerheid voor de betaling van € 100.000,-, nietig is door vernietiging;
5.3.
veroordeelt Rabobank om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 54.094,47 en een bedrag van € 100.000,-, beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 18 oktober 2013 tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt Rabobank in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 4.167,82, waarvan € 92,82 aan in debet gestelde explootkosten, te voldoen aan de griffier op het moment dat Rabobank een nota van de rechtbank daarvoor heeft ontvangen,
5.5.
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.B.H. Nguyen en in het openbaar uitgesproken op 26 november 2014. [1]

Voetnoten

1.type: THN/4595