In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 6 juni 2014 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid POSG Professionals B.V. en de werknemer, hierna aangeduid als [verweerder]. De procedure is gestart op 14 april 2014 met de indiening van een verzoekschrift door POSG, waarna [verweerder] een verweerschrift heeft ingediend. De mondelinge behandeling vond plaats op 19 mei 2014.
De feiten van de zaak zijn als volgt: [verweerder] was sinds 1 december 1978 in dienst bij Joulz, waar hij laatstelijk de functie van senior uitvoerder vervulde. Door een reorganisatie bij Joulz werd hij boventallig verklaard. In het kader van een Sociaal Plan had hij de keuze om via een extern reïntegratiebedrijf, POSG, begeleid te worden naar nieuw werk of vrijwillig ontslag te nemen. [verweerder] heeft gekozen voor de begeleiding en is op 1 januari 2013 in dienst getreden bij POSG. In zijn arbeidsovereenkomst met POSG was opgenomen dat het doel was om een structurele baan te verwerven.
Op 1 januari 2014 is [verweerder] in dienst getreden bij Van Voskuilen Woudenberg B.V. POSG verzocht de ontbinding van de arbeidsovereenkomst, stellende dat het doel van de arbeidsovereenkomst was bereikt met de indiensttreding bij Van Voskuilen. [verweerder] voerde verweer en concludeerde tot afwijzing van het verzoek, met een subsidiaire vordering tot schadevergoeding.
De kantonrechter oordeelde dat het verzoek tot ontbinding voorwaardelijk was, afhankelijk van de vraag of de arbeidsovereenkomst met [verweerder] nog bestond. De rechter overwoog dat het doel van de arbeidsovereenkomst met POSG was bereikt door de indiensttreding bij Van Voskuilen. De kantonrechter ontbond de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 juli 2014, voor zover deze niet reeds was geëindigd door de indiensttreding bij Van Voskuilen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.