ECLI:NL:RBMNE:2014:6645

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 juli 2014
Publicatiedatum
12 december 2014
Zaaknummer
2606918 AC EXPL 13-6003 k/1093
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van PostNL voor schade door niet tijdig ontvangen oproep voor zitting

In deze zaak vorderde eiser, die in staat van faillissement was verklaard, schadevergoeding van PostNL omdat hij een mondelinge oproep voor een zitting niet had ontvangen. De oproep was per aangetekende brief verzonden, maar eiser stelde dat deze nooit bij hem was aangekomen. PostNL voerde verweer en betwistte de aansprakelijkheid, onder verwijzing naar de Postwet die de aansprakelijkheid van postvervoerders beperkt. De kantonrechter oordeelde dat, zelfs als eiser gelijk had, PostNL niet aansprakelijk kon worden gesteld op basis van de Postwet. De wet bepaalt dat alleen de afzender van een poststuk een claim kan indienen, en aangezien eiser de ontvanger was, was zijn vordering niet ontvankelijk. Bovendien, zelfs als de kantonrechter de claim zou overwegen, zou de aansprakelijkheid van PostNL beperkt zijn tot € 50,00. De vordering van eiser werd afgewezen en hij werd veroordeeld in de proceskosten van PostNL, die op € 600,00 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 2 juli 2014.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 2606918 AC EXPL 13-6003 k/1093
Vonnis van 2 juli 2014
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [eiser],
eisende partij,
gemachtigde: DAS Nederlandse Rechtsbijstand N.V.,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Koninklijke PostNL B.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
verder ook te noemen PostNL,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. F. Diepraam.

1.De procedure

Bij tussenvonnis van 12 maart 2014 is een comparitie van partijen gelast.
De comparitie heeft plaatsgevonden op 2 juni 2014. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij vonnis van 3 juli 2012 is [eiser] door de rechtbank Utrecht in staat van faillissement verklaard. Hieraan was een mondelinge behandeling vooraf gegaan, waarvoor de verzoeker van het faillissement een oproep aan [eiser] in de vorm van een aangetekende brief via PostNL had verzonden. [eiser] is niet op de mondelinge behandeling verschenen, tegen hem is verstek verleend.
2.2.
[eiser] heeft zich er bij PostNL over beklaagd dat de aangetekende brief hem nimmer heeft bereikt. Hierop heeft een medewerkster van PostNL bij e-mail van 30 juli 2012 aan [eiser] onder meer het volgende geschreven:

U heeft een melding gedaan omtrent de zending 3SRPLF2734846. Deze zending is 29 juni 2012 afgeleverd. U heeft zelf niet getekend. De chauffeur heeft de zending aan de tuinman afgegeven en zelf getekend. De bezorgprocedure is met de chauffeur besproken. Voor het ontstane ongemak bied ik u mijn excuses aan namens PostNL.
Er heeft ook nog een gesprek plaatsgevonden tussen partijen en de bewuste postbezorger.
2.3.
[eiser] is tegen het vonnis van 3 juli 2012 in verzet gekomen. Dit verzet is bij vonnis van 7 augustus 2012 gegrond verklaard en het vonnis van 3 juli 2012 is vernietigd.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van PostNL om aan [eiser] te voldoen:
  • € 4.853,51 aan kosten curator, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 7 augustus 2012 tot de voldoening;
  • € 1.892,38 aan gederfde winst, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 7 augustus 2012 tot de voldoening;
  • € 1.053,00 aan kosten advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 25 augustus 2012 tot de voldoening;
  • € 1.496,00 aan advocaatkosten faillissementsaanvraag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 7 augustus 2012 tot de voldoening;
  • € 2.025,60 aan rentevergoeding lening;
  • € 733,04 aan kosten boekhouder, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 2 oktober 2012 tot de voldoening;
  • de kosten van de procedure.
3.2.
PostNL heeft verweer gevoerd tegen de vordering met als conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] heeft gesteld dat PostNL aansprakelijk is voor de schade voortvloeiende uit het niet hebben ontvangen van de oproep voor de mondelinge behandeling van het faillissementsverzoek, omdat de postbezorger onrechtmatig heeft gehandeld door de oproep te overhandigen aan een onbekende derde en zelf te tekenen voor ontvangst.
PostNL heeft betwist dat [eiser] de oproep niet heeft ontvangen en dat de postbezorger de oproep heeft overhandigd aan een derde en zelf voor ontvangst heeft getekend. In de e-mail van 30 juli 2012 heeft de medewerkster van PostNL slechts het verhaal opgenomen zoals [eiser] dat aan haar is gedaan en dit is geen weergave van hetgeen na onderzoek bij PostNL zou zijn gebleken.
4.2.
De kantonrechter overweegt dat zelfs wanneer uit wordt gegaan van de feiten zoals die door [eiser] zijn geschetst, dit niet kan leiden tot aansprakelijkheid van PostNL. Dit komt omdat in de Postwet de aansprakelijkheid van PostNL is beperkt. Deze wet geldt voor iedereen en dus – anders dan een beding – niet alleen tussen aanbieder van de post en PostNL, zoals [eiser] heeft betoogd.
4.3.
In artikel 29 van de Postwet is onder meer het volgende bepaald:
‘1. Een verlener van de universele postdienst is voor schade als gevolg van verlies, beschadiging of vertraagde aflevering van binnenlandse poststukken slechts aansprakelijk indien door de afzender gebruik wordt gemaakt van een wijze van vervoer waarbij een poststuk volgens daartoe in de algemene voorwaarden van het postvervoerbedrijf te stellen regels wordt geregistreerd.
(…)
3. Vorderingen kunnen slechts worden ingediend door de afzender. Indien de schade is geleden door een ander dan de afzender, is de afzender van rechtswege bevoegd ten behoeve van die ander, hetzij op eigen naam hetzij als diens vertegenwoordiger, de vordering in te stellen. (…)’
4. Bij algemene maatregel van bestuur worden bedragen vastgesteld waarboven de aansprakelijkheid, bedoeld in het eerste lid, zich niet uitstrekt (…)
5. Een verlener van de universele postdienst kan zich niet beroepen op een uit de voorgaande leden van dit artikel voortvloeiende uitsluiting of beperking van zijn aansprakelijkheid voor zover de schade is ontstaan uit zijn eigen handelen of nalaten, geschied hetzij met het opzet om die schade te veroorzaken, hetzij roekeloos en met de wetenschap dat die schade er waarschijnlijk uit zou voortvloeien.’
4.4.
[eiser] heeft ter comparitie betoogd dat dit artikel alleen geschreven is voor waardevolle poststukken. Deze beperking kan de kantonrechter echter niet lezen in het wetsartikel zelf noch in de parlementaire geschiedenis en ook biedt de ratio van het artikel geen steun voor een dergelijke beperkte uitleg. Doel van de wettelijke beperking van de aansprakelijkheid is immers te voorkomen dat de postbezorgdienst – een dienst van maatschappelijk belang – feitelijk onuitvoerbaar of zeer kostbaar wordt vanwege een veelheid aan mogelijke claims. Ook kan in de wet noch de parlementaire geschiedenis een beperking worden gelezen wegens claims uit hoofde van wanprestatie. Ook het voornoemde doel kan niet worden bereikt wanneer PostNL wel aansprakelijk gehouden zou kunnen worden uit hoofde van onrechtmatige daad. Ook uit de door PostNL overgelegde uitspraak van de rechtbank Den Haag van 1 mei 1985 volgt dat ook aansprakelijkheid uit hoofde van onrechtmatige daad onder artikel 29 van de Postwet valt.
4.5.
Uit lid 3 van artikel 29 van de Postwet volgt dat uitsluitend de afzender een claim in kan dienen. [eiser] is niet de afzender maar de ontvanger, zodat reeds om die reden de vordering van [eiser] moet worden afgewezen. Overigens, wanneer de kantonrechter aan deze beperking voorbij zou gaan, dan zou de aansprakelijkheid van PostNL beperkt zijn tot € 50,00 gelet op het vierde lid van artikel 29 van de Postwet en de daarop gebaseerde algemene maatregel van bestuur. Ter comparitie heeft [eiser] uitdrukkelijk aangegeven dat zij geen beroep doet op de uitzondering als genoemd in het vijfde lid, zodat ook daarin geen basis kan worden gevonden om alsnog inhoudelijk over de claim kan oordelen.
4.6.
De vordering van [eiser] zal derhalve worden afgewezen en [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van PostNL. Die kosten worden begroot op € 600,00 aan salaris gemachtigde (2 punten x € 300,00).
De beslissing
De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van PostNL, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 600,00 aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G.F. van der Kraats, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2014.