In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 april 2014 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de Stichting De Alliantie en [verweerder]. De verzoekende partij, De Alliantie, heeft aangevoerd dat er na een reorganisatie geen passend werk meer voor [verweerder] beschikbaar was. [verweerder] was sinds 1991 in dienst en had door een bedrijfsongeval in 1997 letsel aan zijn oog opgelopen, wat leidde tot arbeidsongeschiktheid en verschillende re-integratie-inspanningen. Na een reorganisatie in 2011, waarbij de functie van [verweerder] wijzigde, bleek het werk niet meer passend te zijn door zijn visuele beperking. De Alliantie heeft geprobeerd [verweerder] te herplaatsen, maar dit is niet gelukt. [verweerder] heeft een aanbod voor outplacement en een opleiding geweigerd, wat de situatie verder bemoeilijkte.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen ander passend werk voor [verweerder] beschikbaar was en dat de arbeidsovereenkomst ontbonden moest worden per 31 mei 2014. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat, gezien de visuele beperking van [verweerder], een hogere vergoeding op basis van de kantonrechtersformule gerechtvaardigd was. Uiteindelijk is aan [verweerder] een vergoeding van € 11.400,00 bruto toegekend. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij beide partijen hun eigen kosten dragen. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.