ECLI:NL:RBMNE:2014:6634

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 juni 2014
Publicatiedatum
12 december 2014
Zaaknummer
2957285 UE VERZ 14-242 k/1093
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en impliciete toestemming bij vervanging door derden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 4 juni 2014 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen [verzoeker] en [verweerster]. [Verweerster], werkzaam als schoonmaakster, was op 1 juni 2013 in dienst getreden bij [verzoeker]. Na een ziekmelding op 21 januari 2014 heeft [verzoeker] haar op 1 februari 2014 op staande voet ontslagen, omdat zij zich had laten vervangen door haar man en een vriend, wat in strijd was met de arbeidsovereenkomst. [Verzoeker] stelde dat dit een dringende reden voor ontslag vormde, maar [verweerster] heeft hiertegen geprotesteerd en een kort geding aangespannen, waarin zij loondoorbetaling vorderde. De kantonrechter oordeelde in dat kort geding dat [verzoeker] de dringende reden voor ontslag niet voldoende had aangetoond.

In het verzoek tot ontbinding voerde [verzoeker] aan dat [verweerster] het vertrouwen had geschaad door derden toegang te geven tot de school waar zij werkte. De kantonrechter overwoog dat [verzoeker] al sinds november 2013 op de hoogte was van de vervangingen en dit niet had tegengegaan, wat als impliciete toestemming kon worden gezien. Hierdoor kon het feit dat [verweerster] zich had laten vervangen geen dringende reden voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst zijn. De kantonrechter wees het verzoek tot ontbinding af en veroordeelde [verzoeker] in de proceskosten van [verweerster].

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 2957285 UE VERZ 14-242 k/1093
Beschikking van 4 juni 2014
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [verzoeker],
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. L. van de Vrugt,
tegen:
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [verweerster],
verwerende partij,
gemachtigde: mr. J.W. Aartsen.

1.De procedure

Op 8 april 2014 is een verzoekschrift van [verzoeker] ter griffie ingekomen.
[verweerster] heeft een verweerschrift ingediend.
[verzoeker] heeft aanvullende producties ingestuurd (3 t/m 11).
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 16 mei 2014. Hiervan is aantekening gehouden.
Hierna is uitspraak bepaald.

2.De feiten

[verweerster], geboren op [1983], is op 1 juni 2013 in dienst van [verzoeker] getreden. Het dienstverband is aangegaan voor onbepaalde tijd.
Laatstelijk vervulde zij de functie van schoonmaakster voor 30 uur per week en verrichtte haar werkzaamheden op een school in Breukelen. Het laatstgenoten brutoloon bedraagt € 11,46 per uur.
In de arbeidsovereenkomst is in artikel 11 opgenomen:

Het is werknemer niet toegestaan, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van werkgever, de werkzaamheden geheel of gedeeltelijk aan anderen over te dragen, noch andere dan de opgedragen werkzaamheden betaald of onbetaald in de projecten te verrichten.
Op 21 januari 2014 heeft de echtgenoot van [verweerster] haar bij [verzoeker] ziek gemeld.
Op 1 februari 2014 heeft [verzoeker] [verweerster] op staande voet ontslagen. In de ontslagbrief staat onder meer:

Gezien het feit dat u uw afspraken niet bent nagekomen heeft u contractbreuk gemaakt ten opzichte van ons schoonmaakbedrijf door niet zelf op het werk te verschijnen maar uw man en een vriend te sturen. Het vertrouwen met onze klant is dusdanig geschaad omdat u de sleutel met toegangscode aan derden heeft afgegeven. Een en ander heeft consequenties en in uw geval betekend dit einde contract. We kunnen dit op een goede of minder goede manier tot een einde brengen dat wil zeggen of u neemt ontslag en houd de eer aan uzelf of er volgt op staande voet ontslag. In beide gevallen zal dit ingaan per 1 februari 2014.Onze klant heeft aangegeven het niet meer op prijs te stellen dat u nog vrije toegang heeft tot het betreffende pand.
[verweerster] heeft tegen het ontslag geprotesteerd en is een kort geding gestart, waarbij (onder meer) loondoorbetaling is gevorderd.
Bij vonnis van 23 april 2014 in kort geding heeft de kantonrechter de vordering van [verweerster] toegewezen en geoordeeld dat [verzoeker] de dringende reden die aan het ontslag op staande voet ten grondslag is gelegd, onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt.

3.Het verzoek en het verweer

[verzoeker] verzoekt – voor zover de arbeidsovereenkomst nog zou bestaan – ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van een dringende reden dan wel een verandering van omstandigheden. Hij voert daartoe het volgende aan:
Nadat [verweerster] zich op 21 januari 2014 had ziek gemeld, is [verzoeker] bij de school langs gegaan en is hij erachter gekomen dat [verweerster] zich heeft laten vervangen door haar man en een vriend. Zij heeft aan hen de sleutel en de toegangscode van de school afgegeven, waardoor de school het risico liep dat onbekenden zich ongevraagd toegang tot de school zouden verschaffen en spullen meenemen. Dit is in strijd met de arbeidsovereenkomst en daarom heeft [verzoeker] [verweerster] op 1 februari 2014 op staande voet ontslagen. Voor zover de handelwijze van [verweerster] geen dringende reden voor ontslag oplevert, is [verweerster] in ieder geval het vertrouwen van [verzoeker] en de school onwaardig geworden. De school wil haar niet meer terug en [verzoeker] heeft geen vertrouwen dat [verweerster] zich niet nog een keer zal laten vervangen.
[verweerster] heeft verweer gevoerd op de inhoud waarvan hierna - voor zover van belang - zal worden ingegaan. [verweerster] concludeert primair tot afwijzing van het verzoek en subsidiair tot toekenning van een vergoeding van € 4.965,95 bruto.

4.De beoordeling

De kantonrechter overweegt dat [verzoeker] – anders dan in de procedure in kort geding – een verklaring van de directeur van de school heeft overgelegd waarin laatstgenoemde schrijft dat hij [verweerster] na haar zwangerschapsverlof (in oktober 2013) nog maar 4 of 5 keer heeft gezien en dat hij daarna heeft gezien dat haar man en een vriend haar schoonmaakwerkzaamheden in de school verrichtten.
[verweerster] heeft ter zitting betoogd dat deze verklaring buiten beschouwing moet worden gelaten, nu deze niet eerder dan een halve werkdag voor de mondelinge behandeling is overgelegd.
Hoewel de verklaring van de directeur van de school (te) laat in de procedure is ingebracht terwijl dit veel eerder had gekund, zal de kantonrechter deze niet buiten beschouwing laten. De reden hiervoor is dat [verweerster] rekening moest houden met het feit dat een dergelijke verklaring zou volgen gelet op hetgeen de kantonrechter in kort geding daarover had overwogen en de kantonrechter niet vermag in te zien dat nadere bevraging van de directeur – reden waarom zijn verklaring volgens [verweerster] buiten beschouwing moet blijven – verandering in zijn (duidelijke) verklaring zou hebben gebracht.
Op basis van de verklaring van de directeur alsmede het feit dat [verweerster] niet consistent is in haar verklaring – bij de mondelinge behandeling van het onderhavige verzoek verklaarde [verweerster] altijd alleen gewerkt te hebben, terwijl zij in kort geding en in het verweerschrift nog had verklaard dat haar man haar wel eens heeft geholpen – acht de kantonrechter voldoende aannemelijk gemaakt dat [verweerster] zich meermalen op haar werk heeft laten vervangen door haar man en/of een vriend.
Vast staat dat dit ingevolge de arbeidsovereenkomst niet mag, tenzij [verzoeker] hier schriftelijke toestemming voor heeft verleend. [verzoeker] heeft hiervoor geen schriftelijke toestemming verleend. [verzoeker] was naar eigen zeggen wel al sinds 1 november 2013 op de hoogte van het feit dat [verweerster] zich liet vervangen door haar man en een vriend en heeft het sindsdien zelf 13 keer waargenomen voorafgaand aan 21 januari 2014. Gesteld noch gebleken is dat [verzoeker] hierop heeft gereageerd naar [verweerster] door bijvoorbeeld te waarschuwen. Dat [verzoeker] zolang heeft gewacht omdat hij een en ander eerst bevestigd wilde hebben door de school, komt de kantonrechter ongeloofwaardig voor. De kantonrechter vermag niet in te zien waarom een bevestiging door de school, mits direct na de eerste constatering op 1 november 2013 gevraagd (hetgeen niet is gebleken), 3 maanden op zich zou hebben laten wachten. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat dit oogluikend tolereren door [verzoeker] moet worden verstaan als impliciete toestemming. Uit de ontslagbrief lijkt veeleer te volgen dat [verzoeker] pas is over gegaan tot actie toen de school het probleem aan de orde stelde. Die opstelling van een klant komt evenwel voor rekening en risico van [verzoeker] als werkgever.
Gelet op impliciete toestemming van [verzoeker] kan het feit dat [verweerster] zich meermalen door haar man en een vriend liet vervangen geen dringende reden vormen voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst noch reden vormen voor het komen te ontvallen van het vertrouwen van [verzoeker] in [verweerster]. De kantonrechter zal het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst – voor zover die nog zou bestaan – dan ook afwijzen.
Voor zover [verzoeker] heeft bedoeld te zeggen dat zijn financiële situatie ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt, dient hij een daarop geënt verzoekschrift in te dienen (of aan het UWV op die grond om toestemming voor ontslag te vragen) en de daarvoor benodigde bescheiden in te dienen. [verzoeker] kan niet pas ter zitting deze grondslag aanvoeren en kan niet volstaan met het (kort daarvoor) overleggen van een balans en een verklaring van de accountant. Uit die stukken blijkt bovendien niet dat [verzoeker] bij afwijzing van het onderhavige verzoek failliet zou gaan. Ook is niet onderbouwd dat [verzoeker] niet bij de school terug mag keren noch dat [verzoeker] geen andere schoonmaakobjecten heeft waar [verweerster] zou kunnen werken.
Nu het verzoek van [verzoeker] zal worden afgewezen, dient hij de proceskosten aan de zijde van [verweerster] te vergoeden. Deze worden begroot op € 400,00.

5.De beslissing

De kantonrechter:
wijst het verzoek af;
veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten aan de zijde van [verweerster], tot de uitspraak van deze beschikking begroot op € 400,00 aan salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. K.G.F. van der Kraats, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2014.