ECLI:NL:RBMNE:2014:6505

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 december 2014
Publicatiedatum
9 december 2014
Zaaknummer
16/659767-14
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en zware mishandeling door buurman met psychotische stoornis

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 9 december 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 13 augustus 2014 in Vianen zijn buren heeft aangevallen. De verdachte, die lijdt aan een psychotische stoornis, was ervan overtuigd dat zijn buren hem afluisterden. Dit leidde tot een gewelddadige uitbarsting waarbij hij zijn buurman met een hamer heeft geslagen en zijn buurvrouw heeft mishandeld. Daarnaast stak hij de auto van de buren in brand. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet toerekeningsvatbaar was ten tijde van de feiten, en legde hem een maatregel op tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar, in plaats van een TBS-maatregel zoals geëist door de officier van justitie. De rechtbank achtte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers groot, maar concludeerde dat de psychische toestand van de verdachte een gedwongen opname noodzakelijk maakte. De vorderingen van de benadeelde partijen werden toegewezen, ondanks de ontoerekeningsvatbaarheid van de verdachte, omdat de schade een rechtstreeks gevolg was van de bewezen verklaarde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/659767-14
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 9 december 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1964] te [geboorteplaats] (Ghana)
thans verblijvende in de PI Nieuwegein – HvB locatie Nieuwegein

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 25 november 2014. Verdachte is verschenen met zijn raadsman mr. R.F. Ronday, advocaat te Mijdrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat de verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is ter terechtzitting overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering gewijzigd. De (gewijzigde) tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1
op 13 augustus 2014 te Vianen opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade
primair: heeft geprobeerd [slachtoffer 1] van het leven te beroven;
subsidiair: voornoemde [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht;
meer subsidiair: heeft geprobeerd [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
feit 2
op 13 augustus 2014 te Vianen opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade
primair: heeft geprobeerd om [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
subsidiair: voornoemde [slachtoffer 2] heeft mishandeld;
feit 3:
op 13 augustus 2014 te Vianen brand heeft gesticht in een personenauto, terwijl daarvan
gemeen gevaar voor goederen te duchten was.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie is van mening dat de onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen dienen te worden en heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat ook het onder 1 primair en 2 primair opgenomen bestanddeel van de voorbedachten rade bewezen dient te worden. De officier van justitie baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair en 2 primair opgenomen bestanddeel voorbedachten rade niet bewezen kan worden en dat om die reden verdachte uitsluitend kan worden veroordeeld voor de subsidiair ten laste gelegde feiten. De raadsman is ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit van mening dat dit feit bewezen kan worden, gelet op de bekennende verklaring van verdachte.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Voorbedachten rade
De rechtbank begrijpt de tenlastelegging zo, dat onder feit 1 primair de poging tot moord impliciet primair ten laste is gelegd en de poging tot doodslag impliciet subsidiair. De rechtbank is van oordeel dat voorbedachten rade uit de bewijsmiddelen niet overtuigend blijkt. Voor een bewezenverklaring van voorbedachten rade is vereist dat, behoudens contra-indicaties, komt vast te staan dat de verdachte tijd had zich te beraden op het te nemen besluit of het genomen besluit, zodat hij gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. De rechtbank is van oordeel dat verdachte, ondanks dat hij al wel eerder had bedacht dat hij zijn buren wat aan zou gaan doen, toen hij zijn buren buiten zag, in een opwelling naar buiten is gegaan en heeft toegeslagen. De rechtbank spreekt verdachte derhalve vrij van de impliciet primair ten laste gelegde poging tot moord.
De rechtbank is om dezelfde redenen van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde bestanddeel voorbedachten rade evenmin bewezen kan worden.
Bewijsmiddelen ten aanzien van de feiten 1 en 2 [1]
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij zag en voelde dat de buurman 2 à 3 keer met een hamer naar hem sloeg. Daarmee raakte hij aangever zeker één keer hard tegen de linkerkant van zijn gezicht. De andere klappen kon aangever afweren met zijn linkerarm. Daarna heeft de buurman met zijn vuist aangever meerdere keren tegen zijn gezicht gestompt. Aangever hoorde zijn buurman een paar keer roepen: “dood, dood”. Daarna stompte de buurman aangever nog een paar keer met zijn vuist tegen zijn gezicht. [2]
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft bij de politie verklaard dat zij de buurman op zich af zag komen en dat hij haar meerdere keren heeft geslagen en geschopt, waarbij hij haar ook een keer met een vuist tegen haar linkeroog sloeg. [3]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij aangever [slachtoffer 1] dood wilde hebben en dat hij hem drie keer met een hamer heeft geslagen, waarbij hij [slachtoffer 1] raakte aan de linkerkant van zijn gezicht, en daarnaast dat hij meerdere keren met zijn vuist tegen het hoofd van [slachtoffer 1] heeft gestompt. Verder heeft verdachte ter zitting verklaard dat hij aangeefster [slachtoffer 2] wilde laten voelen hoe het is om pijn te hebben. Hij heeft haar minimaal één keer met zijn vuist tegen haar hoofd gestompt en haar daarna met zijn voet tegen haar lichaam geschopt. [4]
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.
feit 3
Aangezien verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft bekend en de verdediging geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht bovengenoemde ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de aangifte van [slachtoffer 1], mede namens [slachtoffer 2] [5]
- het proces-verbaal van bevindingen [6]
- de verklaring van verdachte ter terechtzitting. [7]

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
Primair
op 13 augustus 2014 te Vianen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om opzettelijk, [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet,
- meermalen, althans éénmaal, met kracht met een rubberen hamer op/tegen het hoofd en tegen/in het gezicht en elders op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestompt/geslagen en
- daarbij voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Dood,
dood!",
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
Primair
op 13 augustus 2014 te Vianen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om aan [slachtoffer 2] opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet éénmaal met kracht met gebalde vuist in het gezicht heeft gestompt en meermalen elders tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft geslagen en meermalen met kracht met geschoeide voet tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft geschopt,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
3.
op 13 augustus 2014 te Vianen, opzettelijk brand heeft gesticht in een personenauto, merk Opel Vectra, kenteken [kenteken], van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] geparkeerd aan de [adres], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk papier in die auto gelegd/gegooid en vervolgens opzettelijk een brandende aansteker in aanraking gebracht met dat papier, ten gevolge waarvan voornoemde personenauto geheel of gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen in voornoemde personenauto te duchten was.
Voor zover in de tenlasteleggingen, met uitzondering van de aangehaalde tekst van verdachte, taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar als:
feit 1 primair: poging tot doodslag;
feit 2 primair: poging tot zware mishandeling;
feit 3: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te
duchten is.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

In het dossier bevinden zich de verdachte betreffende pro justitia rapportages van drs.
L. Assa, gz-psycholoog en C.J.F. Kemperman, psychiater.
Drs. L. Assa, gz-psycholoog, komt in het rapport van 4 november 2014 tot de conclusie dat verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde als ontoerekeningsvatbaar wordt beschouwd. De psycholoog komt tot deze conclusie op basis van het volgende. Bij verdachte is er diagnostisch gezien sprake van een psychotische stoornis en wel een waanstoornis, achtervolgingstype (paranoïde). Verdachte is het contact met de realiteit kwijt. Hij heeft een paranoïde waan jegens de buurman. Hij is ervan overtuigd dat de buurman hem en zijn gezin jarenlang afluistert en dat de buurman macht heeft over zijn gezin door zijn vrouw negatief te beïnvloeden. Ook denkt hij dat de Nederlandse staat op de hoogte is van dit afluisteren en er niets aan doet. De jarenlange opgebouwde spanningen jegens de buurman hebben ertoe geleid dat verdachte op de dag van het ten laste gelegde, zonder enige directe aanleiding zijn buurman aanviel met als doel hem te doden. Op grond van het voorgaande wordt verdachte ontoerekeningsvatbaar geacht ten tijde van het ten laste gelegde.
De heer Kemperman, psychiater, komt in het rapport van 30 oktober 2014 tot de conclusie dat de toerekeningsvatbaarheid van verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten bij een bewezenverklaring als afwezig kan worden gezien. De psychiater komt tot deze conclusie op basis van het volgende. Er is sprake van een waanstoornis bij een man met een in de geaardheid gelegen kwetsbaarheid. Naar de mening van de deskundige kan gesteld worden dat de zelfcontrole van verdachte werd beperkt door een op de waanstoornis gefundeerd element van gestoorde realiteitstoetsing en beperkte impulsbeheersing. Dit geschiedde in ernstige mate. Men kan op een driepuntsschaal conform de richtlijn van de NVvP verdachte als ontoerekeningsvatbaar zien voor het tenlastegelegde.
De rechtbank neemt de conclusies en adviezen van deze deskundigen over en maakt deze tot haar oordeel. De rechtbank oordeelt op grond van het voorgaande dat de bewezen verklaarde feiten niet aan verdachte kunnen worden toegerekend en dat verdachte ter zake van de ten laste gelegde feiten niet strafbaar is, zodat hij zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen acht gevorderd verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar te verklaren en te gelasten dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging en dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de termijn van één jaar.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft, vanuit de waan dat zijn buren hem al geruime tijd afluisterden, gepoogd om zijn buurman te doden en daarnaast heeft hij gepoogd om zijn buurvrouw zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Vervolgens heeft hij de auto van deze buren in brand gestoken. Door aldus te handelen heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan zeer gewelddadig gedrag dat overdag op de openbare weg heeft plaatsgevonden en waarvan andere mensen ongewild toeschouwer zijn geweest. Verdachte heeft de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn buren ernstig geschonden. De slachtoffers hebben onder andere breuken in hun gezicht en een gescheurd hoornvlies opgelopen. Daarnaast heeft het handelen van verdachte ook een enorme (psychische) impact gehad op aangevers, zoals ook is gebleken uit de op de zitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaringen. Dergelijke delicten dragen bovendien bij aan in de samenleving levende gevoelens van onveiligheid.
Voor wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op het volgende.
Uit het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 oktober 2014 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeelde en derhalve first offender is.
De rapportages Pro Justitia als vermeld onder 7. houden onder meer als conclusie in dat verdachte een waanstoornis heeft, geen ziekte-inzicht heeft en dat zijn realiteitszin is verstoord. De kans op recidive wordt vergroot omdat verdachte niet te overtuigen is om een ander, realistischer standpunt in te nemen. Het niet hebben van een goede dagbesteding met o.a. werk, problemen in de relatie en schulden kunnen ook van invloed zijn. Om de kans op recidive te verkleinen moet verdachte (medicamenteus) behandeld worden. Aangezien hij dit op vrijwillige basis niet gaat doen is het advies van de deskundigen een gedwongen opname in een psychiatrisch ziekenhuis, waarbij psycho-educatie en medicatie beide een essentieel onderdeel van de behandeling zouden moeten zijn.
Uit het reclasseringsadvies d.d. 18 november 2014, opgesteld door mevrouw H. Afellay, blijkt dat de reclassering zich aansluit bij de bevindingen en het advies van het de bovengenoemde deskundigen.
De rechtbank heeft onder 7. reeds geoordeeld dat de bewezen verklaarde feiten wegens een ziekelijke stoornis van de geestvermogens niet aan verdachte kunnen worden toegerekend. De rechtbank is verder van oordeel dat verdachte door zijn stoornis een gevaar oplevert voor anderen, dan wel voor de algemene veiligheid van goederen of personen. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis, overeenkomstig artikel 37 Sr, voor de duur van één jaar geïndiceerd en de rechtbank zal deze maatregel dan ook aan verdachte opleggen. De rechtbank is van oordeel dat een TBS-kader, zoals door de officier van justitie is geëist, niet noodzakelijk is. De adviezen van de deskundigen zijn daaromtrent, onder andere gelet op de stoornis bij verdachte, volstrekt helder. Bij plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis wordt in het geval van verdachte het juiste beveiligingsniveau geboden. Het gevaar als bedoeld in artikel 37 Sr wordt hiermee adequaat afgewend. Daarnaast kan, ook op initiatief van de officier, passend worden ingegrepen indien na een jaar nog sprake zou zijn van gevaar. Daarmee zijn er geen gronden om een TBS met dwangverpleging aan verdachte op te leggen.

9.Vorderingen benadeelde partijen

[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] (feiten 1 en 3) heeft een vordering benadeelde partij ingediend van € 5.025,16, bestaande uit € 525,16 aan materiële schade en € 4.500,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] (feiten 2 en 3) heeft een vordering benadeelde partij ingediend van € 2.335,96, bestaande uit € 85,96 aan materiële schade en € 2.250,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie en de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen dienen te worden afgewezen gelet op de volledige ontoerekeningsvatbaarheid van verdachte en het daaraan gekoppelde ontslag van alle rechtsvervolging.
De rechtbank is van oordeel dat de volledige ontoerekeningsvatbaarheid van verdachte, nu hem een maatregel wordt opgelegd, niet aan een toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen in de weg staan. Dit volgt uit artikel 361 lid 2 Sv. Ook is het, sinds de wijziging van artikel 36f lid 1 Sr, mogelijk de schadevergoedingsmaatregel op te leggen aan degene aan wie bij rechterlijke uitspraak een maatregel of een last als bedoeld in artikel 37 Sr wordt opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade een rechtstreeks gevolg is van de bewezen verklaarde feiten en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade integraal kan worden toegewezen, omdat deze niet is betwist, de vorderingen voldoende zijn onderbouwd en deze niet onredelijk voor komen. Eveneens zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen. De rechtbank ziet echter aanleiding om het aantal dagen vervangende hechtenis te matigen, gelet op de problematiek bij verdachte, de schulden die verdachte reeds heeft en de verwachting dat verdachte nog een lange tijd niet in staat zal zijn om te werken. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen vanaf 13 augustus 2014.
De verdachte zal worden verwezen in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikelen 24c, 36f, 37, 39, 45, 57, 157, 287 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- Verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
- Het bewezen verklaarde levert op zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld.
Strafbaarheid
- Verklaart het bewezene strafbaar.
- Verklaart verdachte daarvoor niet strafbaar.
- Ontslaat verdachte ter zake van alle rechtsvervolging.
Opleggen maatregel
- gelast
de plaatsingvan verdachte
in een psychiatrisch ziekenhuisvoor de termijn van één jaar;
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1 en 3)
- Wijst de vordering van [slachtoffer 1], toe tot een bedrag van
€ 5.025,16, bestaande uit € 525,16 aan materiële schade en € 4.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 augustus 2014 tot aan de dag van algehele voldoening.
  • Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
  • Legt aan verdachte op de verplichting om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], € 5.025,16 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 augustus 2014 tot aan de dag van algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 10 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
  • Bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 2 en 3)
- Wijst de vordering van [slachtoffer 2], toe tot een bedrag van
€ 2.335,96, bestaande uit € 85,96 aan materiële schade en € 2.250,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 augustus 2014 tot aan de dag van algehele voldoening.
  • Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
  • Legt aan verdachte op de verplichting om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], € 2.335,96 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 augustus 2014 tot aan de dag van algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 5 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
  • Bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.A.E. Somsen, voorzitter,
mrs. P.J.M. Mol en J.P.H. van Driel van Wageningen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van der Meulen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 december 2014.
BIJLAGE I: De (gewijzigde) tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
Primair
hij op of omstreeks 13 augustus 2014 te Vianen, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer 1]
van het leven te beroven, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en
rustig overleg,
- meermalen, althans éénmaal, met kracht met een rubberen hamer op/tegen het hoofd en/of tegen/in het gezicht en/of elders op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestompt/geslagen en/of
- ( daarbij) voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Dood,
dood!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 13 augustus 2014 te Vianen, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, aan een persoon (te weten [slachtoffer 1]) opzettelijk en
met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (twee
breuken in de oogkas en/of een gebroken neus) heeft toegebracht, door met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans éénmaal, met kracht
- met een rubberen hamer op/tegen het hoofd en/of tegen/in het gezicht en/of elders op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] te stompen/te slaan en/of
- met (een) vuist(en)/hand(en) tegen het hoofd en/of tegen/in het gezicht en/of elders op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] te stompen/te slaan en/of met zijn (geschoeide) voet(en) te schoppen/te trappen tegen het hoofd en/of tegen/in het gezicht en/of elders op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of
- ( daarbij) voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen:"Dood,
dood!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Meer subsidiair
hij op of omstreeks 13 augustus 2014 te Vianen, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans éénmaal, met kracht
- met een rubberen hamer op/tegen het hoofd en/of tegen/in het gezicht en/of elders op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestompt en/of heeft geslagen en/of
- met (een) vuist(en)/hand(en) op/tegen het hoofd en/of tegen/in het gezicht en/of elders op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestompt/heeft geslagen en/of met zijn (geschoeide) voet(en) heeft geschopt/heeft getrapt op/tegen het hoofd en/of tegen/in het gezicht en/of elders op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of
-(daarbij) voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden heeft toegevoegd: “Dood, dood!”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
Primair
hij op of omstreeks 13 augustus 2014 te Vianen, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om aan [slachtoffer 2] opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk,
zwaar lichamelijk letsel letsel toe te brengen, met dat opzet en al dan niet
na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans éénmaal, met kracht (met gebalde vuist(en)) op/tegen het hoofd en/of tegen/in het gezicht en/of elders op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 2], heeft gestompt/geslagen en/of meermalen, althans éénmaal, met kracht (met geschoeide voet) tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft geschopt/getrapt,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 13 augustus 2014 te Vianen, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, aan een persoon (te weten [slachtoffer 2]) opzettelijk en
met voorbedachten rade, althans opzettelijk, lichamelijk letsel heeft
toegebracht, door met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg,
[slachtoffer 2] meermalen, althans éénmaal, met kracht (met gebalde vuist(en)) op/tegen het hoofd en/of tegen/in het gezicht en/of elders op/tegen het lichaam te slaan/te stompen en/of meermalen, althans éénmaal, met kracht (met geschoeide voet) tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] te schoppen/trappen, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 301 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 13 augustus 2014 te Vianen, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, opzettelijk brand heeft gesticht in een personenauto (merk
Opel Vectra, kenteken [kenteken]) (van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]) geparkeerd aan de [adres], immers heeft verdachte toen aldaar (opzettelijk papier, althans (een) brandbare stof(fen) in die auto gelegd/gegooid en vervolgens) opzettelijk een brandende aansteker, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (dat) papier, althans met (die) (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan voornoemde personenauto geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen in voornoemde personenauto en/of nabijgelegen woning(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om proces-verbaal nr. PL0900 2014224528, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] mede namens [slachtoffer 2], opgenomen op pagina 8 van het onder voetnoot 1 opgenomen proces-verbaal.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2], opgenomen op pagina 95 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
4.Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 25 november 2014.
5.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] mede namens [slachtoffer 2], opgenomen op pagina 8 van het onder voetnoot 1 opgenomen proces-verbaal.
6.Proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina 11 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
7.Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 25 november 2014.