ECLI:NL:RBMNE:2014:6442

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 december 2014
Publicatiedatum
5 december 2014
Zaaknummer
16/702977-13 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van doodslag op vijf maanden oude dochter na onvoldoende bewijs

Op 5 december 2014 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een man uit Spijkenisse, die werd beschuldigd van de doodslag op zijn vijf maanden oude dochtertje in november 2013 in Utrecht. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken, omdat niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld dat hij degene was die het letsel had toegebracht dat leidde tot de dood van het kind. De zaak kwam voor de rechtbank na meerdere zittingen, waarbij de officier van justitie meende dat de verdachte verantwoordelijk was voor de fatale verwondingen, terwijl de verdediging betoogde dat het letsel ook het gevolg kon zijn van een medische aandoening.

De rechtbank heeft uitgebreid onderzoek gedaan naar de doodsoorzaak en de omstandigheden rondom het overlijden van het kind. Deskundigen concludeerden dat het letsel waarschijnlijk was veroorzaakt door heftig uitwendig mechanisch geweld, maar de rechtbank kon niet vaststellen dat de verdachte dit geweld had toegepast. De verdachte had op 5 november 2013 112 gebeld omdat zijn dochtertje niet meer ademde, en na reanimatie overleed het kind op 6 november 2013 in het ziekenhuis. De rechtbank concludeerde dat het letsel was toegebracht tussen het moment dat het kind voor het laatst gezond was gezien en het moment dat de verdachte hulp inschakelde, maar dit leidde niet tot de conclusie dat de verdachte verantwoordelijk was.

Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van doodslag en verklaarde de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk, aangezien er geen straf of maatregel werd opgelegd aan de verdachte. Dit vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de onbevredigende uitkomst van de procedure erkenden, maar niet konden concluderen dat de verdachte schuldig was aan de hem ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/702977-13 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 5 december 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1987] te [geboorteplaats],
thans verblijvende te [adres], [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 10 maart 2014, 26 mei 2014, 16 juni 2014, 10 november 2014,
13 november 2014 en 21 november 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en zijn advocaat, mr. J.C.B. Dionisius, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Primair: zijn dochter [slachtoffer] opzettelijk om het leven heeft gebracht;
Subsidiair: zijn dochter [slachtoffer] zwaar heeft mishandeld, ten gevolge waarvan zij is overleden;
Meer subsidiair: zijn dochter [slachtoffer] heeft mishandeld, ten gevolge waarvan zij is overleden;
Meest subsidiair: zodanig heeft gehandeld dat de dood van zijn dochter [slachtoffer] aan zijn schuld is te wijten.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] om het leven heeft gebracht en heeft gevorderd het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen te verklaren. De officier van justitie heeft daartoe - kort gezegd - betoogd dat uit de rapporten en verklaringen van de deskundigen volgt dat het letsel dat de dood van [slachtoffer] heeft veroorzaakt, toegebracht moet zijn en dat de gevolgen van dit letsel zeer snel na het toebrengen daarvan zijn ingetreden. Omdat verdachte de enige was die thuis was met [slachtoffer] op het moment dat de verschijnselen intraden, mede gelet op alle overige (opvallende) bevindingen, komt de officier van justitie tot de conclusie dat verdachte degene moet zijn die de dood van [slachtoffer] heeft veroorzaakt.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op met name twee punten. Ten eerste heeft de verdediging aangevoerd dat het letsel van [slachtoffer] ook een gevolg zou kunnen zijn van een ziekte of aandoening, namelijk een stollingsstoornis. Ten tweede heeft de verdediging aangevoerd dat, mocht de rechtbank aannemen dat de dood van [slachtoffer] het gevolg is van menselijk handelen, het niet vaststaat dat verdachte degene is die het letsel van [slachtoffer] heeft veroorzaakt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Aanleiding
[slachtoffer] (hierna te noemen: [slachtoffer]) is geboren op [2013]. Haar ouders zijn [moeder] en [verdachte] (hierna te noemen: verdachte).
Op 5 november 2013 om 15.37 uur heeft verdachte 112 gebeld, omdat [slachtoffer] niet meer ademde. Politie en ambulancemedewerkers zijn snel ter plaatse gekomen. [slachtoffer] is gereanimeerd en beademd en met spoed met een ambulance naar het ziekenhuis gebracht. [slachtoffer] is op 6 november 2013 in het ziekenhuis overleden.
In het ziekenhuis is er door de behandelend arts geen verklaring van natuurlijk overlijden afgegeven. Vervolgens is er een onderzoek gestart naar de toedracht en de oorzaken van het overlijden van [slachtoffer].
Doodsoorzaak
De rechtbank ziet zich eerst voor de vraag gesteld wat de oorzaak is geweest van het overlijden van [slachtoffer].
Forensisch patholoog dr. V. Soerdjbalie-Maikoe heeft een pathologisch onderzoek verricht naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood.
Zij heeft de volgende uitwendige letsels bij [slachtoffer] geconstateerd:
  • in het gelaat links een onscherp begrensde paars-blauw-rode vlekkige verkleuring van onderhuidse bloeduitstorting,
  • aan de kin een vage, groene, ronde huidverkleuring van onderhuidse bloeduitstorting,
  • aan de rechterwang / kin een vage paarse vlekkige huidverkleuring van onderhuidse bloeduitstorting,
  • aan het rechteroor een blauwpaarse huidverkleuring van onderhuidse bloeduitstorting,
  • enige roodheid aan de basis van het lipriempje,
  • een vage iets rechthoekige huidverkleuring aan de borstkas.
  • aan de ledematen paarse en rode huidverkleuringen van onderhuidse bloeduitstortingen.
Voorts is door dr. Soerdjbalie-Maikoe geconstateerd dat er bij [slachtoffer] sprake was van een strak gespannen hard hersenvlies met blauw-paarse doorschemering van het harde hersenvlies rondom. Er was circa 20 gram vloeibaar bloed en bloedstolsels diffuus over het hersenoppervlak en onder het harde hersenvlies (subduraal hematoom), met geringe uitbreiding onder de zachte hersenvliezen diffuus. Voorts waren er tekenen van herseninklemming met zwelling.
De oogbollen toonden bij sectie geen overtuigende bloeduitstortingen. Uit een rapportage van onderzoek aan de oogbollen in het Erasmus MC Rotterdam blijkt echter dat er bij dat onderzoek uitgebreide bloeduitstortingen in alle lagen van het netvlies zijn gezien. Verder was er bij [slachtoffer] sprake van zware, vochtrijke longen met in relatie hiermee wit-schuimig vocht in de luchtpijp. Bij lichtmicroscopie werd er in beide longen tekenen van longontsteking vastgesteld.
Dr. Soerdjbalie-Maikoe heeft geconcludeerd dat het overlijden wordt verklaard door verwikkelingen van bloeduitstorting onder het harde hersenvlies (subduraal hematoom).
Forensisch patholoog drs. P.M.I. van Driessche heeft een contra-expertise verricht en komt tot de conclusie dat het overlijden zonder meer verklaard kan worden door hersenzwelling en inklemming van de hersenstam. Ook Van Driessche heeft op grond van het aan hem verstrekte materiaal letsel waargenomen aan het hoofd en de ogen van [slachtoffer].
De rechtbank stelt op grond van de bevindingen van dr. Soerdjbalie-Maikoe en drs. Van Driessche vast dat [slachtoffer] is overleden door verwikkelingen van bloeduitstorting onder het harde hersenvlies (subduraal hematoom).
Oorzaak van de letsels
Vervolgens ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld wat de oorzaak is van de letsels die hebben geleid tot het overlijden van [slachtoffer].
Dr. Soerdjbalie-Maikoe concludeert in haar rapport dat het hersenvliesletsel bij leven is ontstaan door inwerking van heftig uitwendig mechanisch geweld, hetgeen toegebracht kan zijn of accidenteel. Bij toegebracht letsel denkt dr. Soerdjbalie-Maikoe aan acceleratie-deceleratie-impact trauma en bij een accidenteel trauma zou het moeten gaan om een val van grote hoogte, maar niet in het kader van een zogenaamde ‘huis-tuin-en-keuken’ val.
Ter zitting heeft dr. Soerdjbalie-Maikoe toegelicht dat wanneer zij het heeft over heftig geweld, zij het heeft over flink heen en weer bewegen van het kindje, waarvan de nekspieren weinig ontwikkeld zijn, en dat normale bewegingen dit letsel niet kunnen veroorzaken.
Dr. R.A.C. Bilo, forensisch kinderarts, concludeert in zijn rapport dat de aangetroffen combinatie van subdurale bloedingen, retinabloedingen (bloedingen in het netvlies) en encephalopathie (hersenbeschadiging) een betrouwbare indicator vormt voor een niet-accidentele toedracht. Hij stelt dat als aangeboren en verworven aandoeningen zijn uitgesloten als verklaring voor de bevindingen, de combinatie van bevindingen een betrouwbare indicator vormt voor een traumatische oorzaak. Gezien het ontbreken van aanwijzingen voor een aandoening of geboortetrauma als verklaring, resteert een trauma na de geboorte als enige verklaring. De combinatie van bevindingen bij [slachtoffer] is zeer veel waarschijnlijker bij een trauma met een niet-accidentele toedracht dan bij een niet gemeld ernstig accidenteel trauma, aldus dr. Bilo.
Dr. Bilo heeft ter zitting verklaard dat hij tot de conclusie komt dat er sprake moet zijn van een ernstig incident, waarmee hij bedoelt een inwerking van stomp botsend geweld op het hoofd dat ruim de normale omgangwijze voorbij gaat. Men moet dan denken aan botsend geweld met hoge snelheid of een val van grote hoogte.
Drs. Van Driessche heeft in zijn rapport opgenomen dat de hersenzwelling bij [slachtoffer] kan zijn ontstaan door inwerking van uitwendig mechanisch stomp botsend geweld aan het hoofd, maar ook bij een zogenaamd acceleratie/deceleratie trauma. De aangetroffen bloeduitstorting onder het harde hersenvlies en in de zachte hersenvliezen kan ook door deze twee geweldsvormen zijn ontstaan.
Drs. Van Driessche concludeert dat de combinatie van de letsels een goede aanwijzing vormt voor acceleratie/deceleratie trauma. Drs. Van Driessche merkt hierbij op dat hij eerder denkt aan schudden dan aan een forse val of een ander geweldsmechanisme. Drs. Van Driessche acht het waarschijnlijk dat het geheel aan letsels niet-accidenteel toegebracht letsel betreft.
Uit de deskundigenrapporten en verklaringen in het dossier komen geen aanwijzingen naar voren dat er bij [slachtoffer] sprake was van een geboortetrauma of andere medische aandoeningen, zoals bijvoorbeeld een stollingsstoornis, die het letsel bij [slachtoffer] zouden kunnen verklaren. Ook uit de verklaringen van de moeder van [slachtoffer], verdachte en andere betrokkenen blijkt niet dat er een val van grote hoogte of een ernstig verkeersongeval heeft plaatsgevonden.
De drie hiervoor genoemde deskundigen hebben ter zitting van 10 november 2014 ieder voor zich verklaard en hun conclusies ieder voor zich herhaald en bevestigd.
Op grond van bovenstaande overwegingen komt de rechtbank dan ook tot de conclusie dat het letsel aan [slachtoffer] is toegebracht door menselijk handelen, ten gevolge waarvan zij is overleden.
Tijdstip van ontstaan van de letsels
Forensisch arts dr. Bilo concludeert in zijn rapport dat de schade die bij [slachtoffer] op en na 5 november 2013 is vastgesteld moet zijn ontstaan na het laatste moment waarop [slachtoffer] normaal functionerend is gezien en voor het moment dat vanwege de klinische noodsituatie medische hulp is ingeroepen. Ter zitting heeft dr. Bilo deze conclusie aangevuld: hoe ernstiger het letsel is, hoe dichter het moment van optreden van de verschijnselen is gelegen bij op het moment van het toebrengen van het letsel.
Dr. Soerdjbalie-Maikoe heeft ten aanzien hiervan verklaard dat indien kinderen zulk letsel doormaken, het zo is dat een kind dan vrijwel meteen of heel kort daarna verschijnselen gaat vertonen en zich in een klinische noodsituatie zal bevinden.
De rechtbank concludeert op grond van deze bevindingen van de deskundigen dat de gevolgen van het letsel en de klinische noodsituatie waarschijnlijk kort na het toebrengen van het letsel moeten zijn ontstaan. Dat de klinische noodsituatie vrijwel meteen moet zijn opgetreden na het toebrengen van dit letsel, biedt echter nog geen antwoord op de vraag
wanneerhet letsel is toegebracht. De conclusie van de deskundigen, dat het letsel moet zijn ontstaan na het moment dat [slachtoffer] voor het laatst gezond en goed functionerend is gezien en voordat de klinische noodsituatie is ingetreden, beantwoordt die vraag evenmin.
Aan de hand van het dossier en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank vast dat
  • [slachtoffer] in ieder geval op 5 november 2013 rond 12.40 uur gezond en goed functionerend is gezien door [moeder] en haar moeder,
  • verdachte op enig moment bij [slachtoffer] aanwezig was terwijl zij zich in een klinische noodsituatie bevond en reanimatiebehoeftig was,
  • verdachte om 15.33 uur zijn vriendin [moeder] heeft gebeld,
  • verdachte om 15.37 uur 112 heeft gebeld,
  • de ambulancemedewerkers en de politiemedewerkers die ter plaatse zijn gekomen bevestigen dat [slachtoffer] reanimatiebehoeftig was en in een zeer zorgelijke toestand verkeerde.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat het letsel is toegebracht tussen het moment dat [slachtoffer] voor het laatst gezond en goed functionerend is gezien, te weten rond 12.40 uur, en het moment dat verdachte om 15.37 uur 112 belt.
Deze vaststelling kan niet leiden tot de conclusie dat het verdachte moet zijn geweest, die het letsel aan [slachtoffer] heeft toegebracht.
Verdachte heeft onduidelijk of wisselend verklaard ten aanzien van – kort gezegd – de gil, de broek, de sigaretten, de speen en de babyfoons. Aan dat gegeven kan, kan naar het oordeel van de rechtbank geen doorslaggevende betekenis worden toegekend, nu de hectiek van de situatie even zozeer de oorzaak daarvan kan zijn.
Voor het overige zijn geen objectieve omstandigheden kenbaar die van doorslaggevende betekenis zouden kunnen zijn bij een nadere bepaling van het moment waarop [slachtoffer] het letsel is toegebracht – namelijk preciezer dan tussen 12.40 uur en 15.37 uur. De rechtbank kan daarom
nietmet een voldoende mate van zekerheid concluderen dat het verdachte moet zijn geweest die het letsel aan [slachtoffer] heeft toegebracht.
De rechtbank acht gelet daarop niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem primair, subsidiair, meer subsidiair of meest subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en zal hem dan ook vrijspreken.
De rechtbank realiseert zich dat dit een onbevredigende uitkomst van de procedure is, nu haar conclusie luidt dat [slachtoffer] ten gevolge van geweld om het leven gekomen.
Nu de rechtbank tot een vrijspraak komt, komt zij niet toe aan de beoordeling van het voorwaardelijk verzoek van de verdediging om het onderzoek te heropenen en nader onderzoek te laten verrichten.

5.Ten aanzien van de benadeelde partij

Nu aan verdachte - zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht - geen straf of maatregel zal worden opgelegd, zal de rechtbank [moeder] in de vordering niet-ontvankelijk verklaren.

6.De beslissing

De rechtbank:
Spreekt verdachte vrijvan het primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair ten laste gelegde;
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [moeder] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter aan kan brengen;
Veroordeelt de benadeelde partij en de verdachte ieder in de eigen proceskosten, tot op heden begroot op nihil;
Heft op het -reeds geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.P.H.M. Severeijns, voorzitter, mrs. N.H.J.M. Veldman-Gielen en V. van Dam, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Willemsen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 december 2014.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt ten laste gelegd dat
Primair
hij op of omstreeks 05 november 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, opzettelijk (zijn dochter) [slachtoffer] van het leven
heeft beroofd, immers heeft verdachte
haar opzettelijk en met kracht
- door elkaar en/of heen en weer en/of
op en neer geschud en/of
- van een (grote) hoogte laten vallen en/of
- tegen een (hard) oppervlak en/of voorwerp geslagen en/of gestoten en/of
- op/tegen haar hoofd en/of haar lichaam geslagen en/of gestompt en/of
- anderszins geweld uitgeoefend op haar hoofd en/of haar lichaam,
tengevolge waarvan zij op 6 november 2013 is overleden;
art 287 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 05 november 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, aan (zijn dochter) [slachtoffer] opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel (te weten hersen(vlies)letsel en/of bloedingen achter (in)
de ogen en/of acceleratie-deceleratie-impact-trauma, voorheen shaken
baby-(impact)syndrome genoemd), heeft toegebracht, door
haar opzettelijk en met kracht
- door elkaar en/of heen en weer en/of op en neer te schudden en/of
- van een (grote) hoogte te laten vallen en/of
- tegen een (hard) oppervlak en/of voorwerp te slaan en/of te stoten en/of
- op/tegen haar hoofd en/of haar lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- anderszins geweld uit te oefenen op haar hoofd en/of haar lichaam,
tengevolge waarvan zij op 6 november 2013 is overleden;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 2 Wetboek van Strafrecht
Meer subsidiair
hij op of omstreeks 05 november 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, opzettelijk mishandelend (zijn dochter) [slachtoffer]
opzettelijk en met kracht
- door elkaar en/of heen en weer en/of op en neer heeft geschud en/of
- van een (grote) hoogte heeft laten vallen en/of
- tegen een (hard) oppervlak en/of voorwerp heeft geslagen en/of gestoten en/of
- op/tegen haar hoofd en/of haar lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of
- anderszins geweld heeft uitgeoefend op haar hoofd en/of haar lichaam,
tengevolge waarvan zij op 6 november 2013 is overleden
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 3 Wetboek van Strafrecht
Meest subsidiair
hij op of omstreeks 05 november 2013 te Utrecht, door roekeloos, in elk geval
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, (zijn dochter)
[slachtoffer] opzettelijk en met kracht
- door elkaar en/of heen en weer en/of op en neer heeft geschud en/of
- van een (grote) hoogte heeft laten vallen en/of
- tegen een (hard) oppervlak en/of voorwerp heeft geslagen en/of gestoten en/of
- op/tegen haar hoofd en/of haar lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of
- anderszins geweld heeft uitgeoefend op haar hoofd en/of haar lichaam,
waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat zij zodanig letsel, te
weten hersen(vlies)letsel en/of bloedingen achter (in) de ogen en/of
acceleratie-deceleratie-impact-trauma, voorheen shaken baby-(impact)syndrome
genoemd), heeft bekomen, dat ze op 6 november 2013 aan de gevolgen daarvan is
overleden;
art 307 lid 2 Wetboek van Strafrecht