ECLI:NL:RBMNE:2014:6318
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.A.E. Somsen
- E.A.A. van Kalveen
- G.V.M. Veldhoen
- Rechtspraak.nl
Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met cocaïnehandel
Op 25 november 2014 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingslocatie Utrecht, een vonnis gewezen in de ontnemingszaak met parketnummer 16/661729-14. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een verdachte die is veroordeeld voor de handel in cocaïne. De verdachte, geboren in 1995, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. E.H. Bokhorst. Tijdens de zitting op 11 november 2014 werd de vordering van de officier van justitie besproken, die volhardde in de eis tot ontneming van het voordeel. De verdediging voerde aan dat het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel te hoog was en dat de verdachte niet over voldoende draagkracht beschikte om aan de vordering te voldoen.
De rechtbank baseerde haar oordeel op het vonnis van 25 november 2014, waarin de verdachte was veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank berekende het wederrechtelijk verkregen voordeel op basis van de periode waarin de verdachte cocaïne verhandelde, namelijk van 25 juni 2014 tot en met 29 juli 2014, een periode van 35 dagen. De totale opbrengst werd geschat op € 10.500,-, waarbij de rechtbank de kosten op 50% van de omzet schatte, resulterend in een geschat voordeel van € 5.250,-.
De rechtbank oordeelde dat de verdediging niet voldoende onderbouwde dat de gemiddelde opbrengsten te hoog waren en dat er geen reden was om het ontnemingsbedrag te verlagen op basis van de draagkracht van de verdachte. De rechtbank legde de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van het geschatte bedrag van € 5.250,-. Dit vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. S. Prinsen, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.