ECLI:NL:RBMNE:2014:6273

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 november 2014
Publicatiedatum
1 december 2014
Zaaknummer
16-661764-14
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld en poging tot zware mishandeling

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 27 november 2014 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van diefstal met geweld en poging tot zware mishandeling. De verdachte is op 7 augustus 2014 samen met een mededader betrokken geweest bij een gewelddadige overval op het slachtoffer, waarbij zij hem onder bedreiging hebben gedwongen tot de afgifte van zijn sleutels en geld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededader het slachtoffer meerdere keren hebben geslagen en geschopt, terwijl zij hem bedreigden met de dood. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft geoordeeld dat het geweld dat is gebruikt bij de diefstal, de diefstal vergemakkelijkte en dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de poging tot doodslag op een verbalisant niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, maar dat er wel sprake was van poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer, die als gevolg van de feiten schade heeft geleden. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 2.300,83, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 7 augustus 2014.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661764-14 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 27 november 2014.
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1989],
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Nieuwegein,
Huis van Bewaring locatie Nieuwegein.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 13 november 2014. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door
mr. M. Hoekzema, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd.
De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
Primair: op 7 augustus 2014 samen met een ander door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen geld, sleutels en een auto van het merk Audi A5 af te geven, dan wel met geweld en bedreiging met geweld geld, sleutels en een auto van het merk Audi A5 van hem heeft gestolen;
Subsidiair: op 7 augustus 2014 heeft geprobeerd om samen met een ander door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen geld, sleutels en een auto van het merk Audi A5 af te geven, dan wel om met geweld en bedreiging met geweld geld, sleutels en een auto van het merk Audi A5 van hem te stelen;
Meer subsidiair: op 7 augustus 2014 samen met een ander heeft geprobeerd aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door tegen het hoofd en lichaam van die [slachtoffer] te stompen en te trappen;
Feit 2:
op 8 augustus 2014 heeft geprobeerd om verbalisant [verbalisant 1] te doden dan wel hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met een personenauto met openstaand portier op die [verbalisant 1] af te rijden, waarbij hij met het openstaande portier die [verbalisant 1] ook heeft geraakt.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair onder 1 en het onder 2 ten laste gelegde feit. Zij baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen, alsmede, voor wat betreft feit 2, op de verklaring van verdachte ter terechtzitting.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet verzet tegen de bewezenverklaring van de onder 1 ten laste gelegde diefstal van de sleutel. De verdediging is echter van mening dat niet kan worden bewezen dat deze diefstal gepaard is gegaan met geweld of bedreiging met geweld.
Ook voor het overige deel van het onder 1 ten laste gelegde feit is de verdediging van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen.
De raadsvrouw heeft bepleit dat vrijspraak moet volgen voor het onder 2 ten laste gelegde feit.
Voor zover de raadsvrouw voornoemd standpunt heeft gestaafd met argumenten, zullen deze in het vonnis - op de plaats waar dat relevant is - worden besproken. Daarbij zal uitsluitend worden ingegaan op die standpunten die deugdelijk zijn onderbouwd en voorzien van een ondubbelzinnige conclusie.
4.3
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
T.a.v. feit 1:
Aangever [slachtoffer] heeft op 8 augustus 2014 -zakelijk weergegeven- het volgende
verklaard:
Op 7 augustus 2014 heb ik mijn auto geparkeerd op de carpoolplaats [A] bij
[plaats]. Ik zag toen dat er een donkere auto pal naast mij kwam staan aan de
bijrijderskant. Ik zag dat daar twee mannen in zaten. Ik zag dat ze bewegingen met hun
armen maakten en ik hoorde dat zij wat naar mij riepen. Ik zag dat de bestuurder van die
auto mij aankeek terwijl hij gebaren maakte. Ik kreeg meteen het gevoel dat het niet pluis
was. Ik zag dat de bestuurder uitstapte en achter mijn auto langsliep naar mij toe. Ik stapte
toen uit mijn auto. [2] Ik zag dat de bestuurder zich toen heel breed maakte en tegen mij begon
te schreeuwen. Ik voelde dat hij mij uit het niets begon te slaan en te schoppen. Ik weet dat
hij met zijn gebalde vuisten op mijn gezicht in sloeg. Toen zag ik dat ook de bijrijder er bij
was komen staan. Ik hoorde dat hij zei: “Ik schiet je dood, ik schiet je dood, ik schiet je
dood, geef mij je sleutels of geld.” Ik zag toen dat de bijrijder mij een stoot in het gezicht
gaf op mijn linkeroog. Ik zag dat hij dit deed met een gebalde vuist. Ik werd door beide
mannen geslagen en geschopt. Ik weet niet meer hoe ze aan mijn sleutel zijn gekomen,
omdat ik mij aan het verweren was. Het lukte mij toen om de autosleutel te pakken te
krijgen, althans een deel van de autosleutel. Toen ben ik weggerend. Toen kwam de
bestuurder achter mij aan. Ik ben toen gevallen. De sleutel schoot toen uit mijn hand en
kwam op de grond terecht. [3]
In de geneeskundige verklaring betreffende de heer [slachtoffer] en opgemaakt op 8 augustus
2014 wordt onder meer het volgende letsel vermeld:
  • Hematomen;
  • Cavum orale: elementen 21 en 22 iets los;
  • oppervlakkige huidwond;
  • Os nasale fractuur.
Op foto’s van [slachtoffer], die als bijlagen bij de geneeskundige verklaring zijn gevoegd, is te zien dat hij hematomen heeft in het gezicht, met name rondom het linker oog, en dat hij diverse huidwonden heeft die hebben gebloed. [5]
Getuige [getuige] heeft -zakelijk weergegeven- het volgende verklaard:
Op 8 augustus 2014 was ik op de carpoolplaats. Ik zag dat een auto aan kwam rijden. Ik zag dat hierin twee personen zaten. [6] De auto was een Opelachtig type. Ik zag dat de twee mannen richting een andere auto op de parkeerplaats reden, een Audi. Ik zag dat de bestuurder van de Audi uitstapte. Ik zag dat de twee mannen ook uitstapten. Ik zag dat ze hierna direct op de bestuurder van de Audi begonnen in te slaan. Ik zag dat beide mannen met gebalde vuisten op het gezicht van de man sloegen. [7]
Ik zag dat één van de mannen werd aangehouden door wat politieagenten. [8]
Verbalisant [verbalisant 2], agent van politie Eenheid Midden-Nederland, heeft verklaard:
Op 8 augustus 2014 omstreeks 00.33 uur waren wij ter plaatse op de carpoolplaats. Ik zag een Opel waarin twee mannen zaten. Na aanhouding van de bestuurder zag ik dat er onder de automat aan de bestuurderskant van de Opel twee sleutels en een autosleutel van het merk Audi liggen. Het slachtoffer herkende de sleutelbos als die van hem. [9]
De verdachte heeft ter terechtzitting -zakelijk weergegeven- het volgende verklaard:
Ik heb [slachtoffer] op een parkeerplaats bij [plaats] geslagen. Ik was daar als bestuurder van een Opel. De persoon met wie ik samen was, heeft [slachtoffer] ook geslagen. Ik heb geroepen: “Geef je sleutel!” Ik heb toen zijn autosleutel gepakt. Ik wilde die sleutel hebben, omdat ik bang was dat hij achter mij aan zou komen met zijn auto. [10]
T.a.v. feit 2:
Aangever [verbalisant 1] heeft -zakelijk weergegeven- het volgende verklaard:
Ik werk bij de politie bij de Eenheid Midden-Nederland. Op 8 augustus 2014 waren mijn collega [verbalisant 2] en ik op de carpoolplaats te [plaats]. Uitgestapt op de carpoolplaats zag ik een auto recht op mij af komen rijden. Ik keek de bestuurder recht in zijn ogen en ik schreeuwde dat hij moest stoppen. Ik zag dat het portier van deze auto nog open stond. Ik zag en hoorde dat de bestuurder extra gas gaf en dat het toerental van de motor omhoog ging. Ik zag de auto recht op mij afkomen. [11] De snelheid waarmee het voertuig reed was tussen de twintig en dertig kilometer per uur. [12] Door weg te springen kon ik voorkomen dat ik frontaal werd aangereden. Ik voelde wel dat ik licht werd geraakt door het openstaande portier. [13]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft -zakelijk weergegeven- het volgende gerelateerd:
Op 8 augustus 2014 waren verbalisant [verbalisant 1] en ik op de carpoolplaats [A]. Ik zag dat een man rende van het ene voertuig naar het andere, van de Audi richting de Opel. Ik zag dat de man in de Opel stapte en ging rijden. Ik zag dat [verbalisant 1] uit het dienstvoertuig stapte en richting de Audi en de Opel liep. Ik zag dat de Opel richting [verbalisant 1] reed. Ik zag dat de Opel versnelde en op [verbalisant 1] inreed. Ik zag dat [verbalisant 1] opzij moest springen om de Opel te ontwijken. Als [verbalisant 1] dit niet gedaan zou hebben, zou de Opel [verbalisant 1] hebben aangereden.
Ik zag dat de Opel de greppel inreed. Ik zag dat de Opel vast stond in de greppel. Daar zag ik [verbalisant 1] bovenop de verdachte zitten. [14]
Getuige [getuige] heeft -zakelijk weergegeven- het volgende verklaard:
Op 8 augustus 2014 was ik op de carpoolplaats. [15] De verlichting op de parkeerplaats was gewoon goed. [16]
De verdachte heeft ter terechtzitting -zakelijk weergegeven- het volgende verklaard:
Nadat ik op 8 augustus 2014 op de carpoolplaats [A] de sleutels had afgepakt van [slachtoffer], ben ik terug gerend naar de auto. Ik ben gaan rijden. De deur ging niet dicht. Bij het wegrijden was mijn deur dus open. Het kan zijn dat ik de agent bij mijn vlucht heb geraakt met de deur van mijn auto. [17]
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
T.a.v. feit 1:
Gelet op de redengevende feiten en omstandigheden die in voornoemde bewijsmiddelen zijn vervat, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair onder 1 ten laste gelegde feit, in die zin dat sprake was van een voltooide diefstal van de sleutels.
Bij de diefstal van de sleutels is door verdachte en zijn mededader geweld toegepast.
Daarnaast is [slachtoffer] door hen bedreigd met geweld. In het midden kan blijven waarom
verdachte en zijn mededader zijn begonnen met het gebruik van geweld. Aan de hand van
de bewijsmiddelen kan in ieder geval worden vastgesteld dat de toepassing van dit geweld,
alsmede de bedreiging vanaf een bepaald moment, mede zagen op de diefstal van de
sleutels. Verdachte heeft bekend dat hij de autosleutel wilde hebben en dat hij erom heeft
geschreeuwd. Toen [slachtoffer] zich tegen het geweld verweerde, hebben verdachte en zijn
mededader de sleutels voor de eerste maal bemachtigd. Later is dit nogmaals gebeurd toen
[slachtoffer] wegrende voor het geweld van verdachte en zijn mededader. Het geweld is
daarmee toegepast met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken. Naar eigen
zeggen van verdachte wilde hij en zijn mededader door de sleutels weg te nemen
voorkomen dat [slachtoffer] hen achterna kon rijden. Het oogmerk van de diefstal was daarmee
gericht op het mogelijk maken van de vlucht.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en zijn mededader zich de auto van het merk Audi A5 wederrechtelijk hebben toegeëigend, dan wel dat zij daarop het oogmerk hebben gehad. Op grond van de bewijsmiddelen in het dossier kan niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld of verdachte en zijn mededader daadwerkelijk in de auto hebben gezeten en hiermee een stukje hebben gereden, noch dat hun handelen op het wegnemen van de auto gericht was. De rechtbank zal verdachte daarom van dat deel van de tenlastelegging vrijspreken.
Evenmin kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte en zijn mededader [slachtoffer]
hebben afgeperst. Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij niet weet hoe verdachte en
zijn mededader aan zijn sleutels zijn gekomen. Hij heeft de sleutels op een gegeven moment
weer te pakken gekregen en later heeft hij ze laten vallen tijdens het wegrennen. Op basis
van deze verklaring kan niet worden vastgesteld dat [slachtoffer] de sleutel aan verdachte en/of
zijn mededader heeft afgegeven, hetgeen is vereist om tot een bewezenverklaring van
afpersing te kunnen komen. De rechtbank zal verdachte daarom van dit onderdeel van de
tenlastelegging eveneens vrijspreken.
T.a.v. feit 2:
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank de aan verdachte onder feit 2 ten laste gelegde poging tot doodslag niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken. Gelet op de betrekkelijk geringe snelheid waarmee verdachte en diens medeverdachte op verbalisant [verbalisant 1] zijn afgereden (volgens [verbalisant 1] tussen de twintig en dertig kilometer per uur), kan niet zonder meer worden geoordeeld dat verdachte door zijn handelen het opzet had, ook niet in voorwaardelijke vorm, om verbalisant [verbalisant 1] van het leven te beroven.
Gelet op de redengevende feiten en omstandigheden die in voornoemde bewijsmiddelen zijn vervat, acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [verbalisant 1]. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft bekend dat hij in de auto met openstaand portier heeft gereden en dat hij verbalisant [verbalisant 1] mogelijk heeft geraakt. Verbalisant [verbalisant 1] heeft verklaard dat hij weg moest springen om de auto te ontwijken. Dit is door verbalisant [verbalisant 2] bevestigd. Indien hij niet was weggesprongen, zou de auto hem frontaal hebben geraakt. Dit zou ernstige gevolgen van blijvende lichamelijke aard gehad kunnen hebben. Daarmee is sprake van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel.
Vervolgens komt de rechtbank toe aan de vraag of de verdachte met zijn handelen de aanmerkelijke kans op dat zwaar lichamelijk letsel bij de verbalisant bewust heeft aanvaard. Ook deze vraag wordt door de rechtbank bevestigend beantwoord. Daartoe is van belang dat verdachte, op het moment dat verbalisant [verbalisant 1] hem wilde stoppen, extra gas heeft gegeven, waarna hij recht op [verbalisant 1] af is komen rijden. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij [verbalisant 1] niet heeft gezien, niet aannemelijk. Hij keek [verbalisant 1] recht in de ogen. Bovendien heeft getuige [getuige] verklaard dat de verlichting op de parkeerplaats goed was. Ook neemt de rechtbank in aanmerking dat [verbalisant 1] naar verdachte heeft geschreeuwd dat hij moest stoppen. Verdachte moet dit gehoord hebben, zeker gezien het feit dat zijn portier open stond en zijn snelheid op dat moment betrekkelijk gering was.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat de gedraging van verdachte naar haar uiterlijke verschijningsvorm kan worden aangemerkt als zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het niet anders kan zijn, dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg bewust heeft aanvaard. De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte het voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan verbalisant [verbalisant 1].

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 07 augustus 2014 te [plaats], althans in het arrondissement Midden-Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen sleutels toebehorende aan [slachtoffer], daarbij die voltooide diefstal te doen vergezellen en te doen volgen van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken
welk geweld en welke bedreiging met geweld bij genoemde diefstal hierin bestonden dat hij, verdachte en/of zijn mededader
- die [slachtoffer] (nadat deze uit zijn auto was gestapt) meermalen hebben gestompt en getrapt en
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: “ik schiet je dood, ik schiet je dood, geef mij je sleutels of geld” en/of “ik wil je autosleutels hebben”.
2.
op 08 augustus 2014 te [plaats], althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [verbalisant 1] (aspirant van politie Eenheid Midden-Nederland) zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen, met dat opzet
- met een personenauto (met een openstaand portier aan de bijrijderszijde),
met toenemende snelheid en oplopend toerental recht op die [verbalisant 1] is gaan rijden en/of is blijven rijden en
-nadat die [verbalisant 1] opzij was gesprongen teneinde niet door de auto
geraakt te worden met het openstaande bijrijdersportier van die auto die
[verbalisant 1] heeft geraakt,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als:
Feit 1 primair:diefstal door twee verenigde personen, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad de vlucht mogelijk te maken;
Feit 2:poging tot zware mishandeling.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren, met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de eis te hoog is. Verachte heeft zich meewerkend opgesteld en daarmee moet rekening worden gehouden. Bovendien zal de motivatie om aan een behandeling te beginnen na een detentieperiode van twee jaren zijn afgebrokkeld. De raadsvrouw heeft dan ook bepleit de behandeling zo snel mogelijk te laten aanvangen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de diefstal van een autosleutel. Deze diefstal staat echter niet op zich zelf. De omstandigheden waaronder verdachte deze diefstal heeft gepleegd, maken dat sprake is van een ernstig strafbaar feit.
Op basis van de bewijsmiddelen kan niet worden vastgesteld wat zich precies heeft afgespeeld op de carpoolplaats en wat de aanleiding is geweest van de confrontatie tussen verdachte en zijn medeverdachte enerzijds en aangever [slachtoffer] anderzijds.
[slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte en zijn medeverdachte opeens (zonder enige aanleiding) wild gebarend naast hem kwamen staan, dat hij wilde wegrijden en dat hij vervolgens door hen werd aangereden. Eenmaal uitgestapt werd hij vervolgens direct in elkaar geslagen. Verdachte heeft verklaard dat hij onder invloed van alcoholische drank verkeerde, dat hij zijn auto niet behoorlijk kon besturen en dat hij bij het oprijden van de parkeerplaats mogelijk [slachtoffer] heeft gesneden, die hem daarop op zijn weggedrag heeft aangesproken. Volgens verdachte zou dit de aanleiding zijn van het geweld jegens [slachtoffer].
Wat ook van de precieze gang van zaken zij, de rechtbank rekent het verdachte ernstig aan dat hij, samen met een ander zonder noemenswaardige aanleiding excessief geweld heeft toegepast op [slachtoffer], welk geweld, als hiervoor reeds overwogen, op enig moment ook in verband kwam te staan met de diefstal van de sleutels. Het gezicht van [slachtoffer] was na afloop van het incident volledig toegetakeld. Geconstateerd zijn een breuk van het neusbot, twee loszittende tanden, rondom zijn oog een enorme zwelling, en verder was sprake van flinke hematomen en bloedende wonden. [slachtoffer] heeft, zo blijkt uit zijn slachtofferverklaring, nog wekenlang last gehad van de gebeurtenis en het letsel.
Vervolgens is verdachte bij zijn vlucht ook nog eens, met openstaand portier ingereden op een agent, verbalisant [verbalisant 1]. Indien [verbalisant 1] niet was weggesprongen, had deze zwaar lichamelijk letsel kunnen oplopen.
Verdachte en zijn medeverdachte hebben aldus gehandeld zonder enig respect voor (de lichamelijke integriteit van) [slachtoffer] en verbalisant [verbalisant 1]. Zij hadden slechts één doel voor ogen en dat was wegkomen van de parkeerplaats zonder gepakt te kunnen worden. Het lijkt erop dat zij uitsluitend vanuit dit doel hebben gehandeld en de gevolgen van de wijze waarop zij dit hebben gedaan, voor lief hebben genomen.
De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan en zal hiermee rekening houden bij de strafoplegging. Voorts houdt de rechtbank rekening met de justitiële documentatie van verdachte d.d. 29 september 2014. Deze is, zeker gezien de jonge leeftijd van verdachte, omvangrijk en bevat met name veroordelingen voor vermogens- en geweldsdelicten. Daarmee is sprake van recidive op het gebied van vermogens- en geweldscriminaliteit, hetgeen laat zien dat het onderhavige feit geen incident was. Een gevangenisstraf van aanzienlijke duur is daarom de enige passende reactie.
Tegelijkertijd heeft verdachte de rechtbank ervan willen overtuigen dat hij zijn leven wil beteren. Hij heeft de feiten daarom ook voor een groot deel bekend en hij heeft ten aanzien van zijn handelen spijt betuigd. De rechtbank zal daarom van de gevangenisstraf een deel voorwaardelijk opleggen. De verdachte krijgt daarmee de kans te laten zien dat dit voornemen hem menens is. Daarnaast vindt de rechtbank het belangrijk dat verdachte, conform het rapport van de reclassering d.d. 12 november 2014, behandeld zal worden en dat hij begeleid zal gaan wonen. De voorwaardelijk op te leggen straf dient er mede toe om dit in het kader van reclasseringstoezicht mogelijk te maken. De behandeling zal ertoe dienen verdachte meer inzicht te geven in zijn gedrag en daarmee het recidiverisico, dat door de reclassering op dit moment nog hoog wordt ingeschat, terug te dringen. In het kader van het begeleid wonen traject zal verdachte zich dienen te houden aan een dagprogramma, hetgeen hem er ook van moet weerhouden criminele activiteiten te verrichten.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, een passende straf is. Het onvoorwaardelijke deel van deze straf is lager dan de eis van de officier van justitie, omdat de rechtbank, met name voor wat betreft feit 2, tot een beperktere bewezenverklaring is gekomen. In het kader van de voorwaardelijke straf zal de rechtbank bijzondere voorwaarden opleggen, inhoudende een meldplicht, een (ambulante) behandelverplichting en een opname in een instelling voor begeleid wonen, een en ander conform het reclasseringsrapport d.d. 12 november 2014.

9.Het beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
  • de auto van het merk Opel Vectra;
  • kleding van verdachte;
  • kleding en ringen van [B], de broer van verdachte.
De officier van justitie heeft gevorderd de auto verbeurd te verklaren en de kleding en ringen terug te geven aan verdachte, respectievelijk zijn broer [B].
De raadsvrouw heeft zich niet verzet tegen voornoemde vordering van de officier van justitie.
Nu verdachte met de auto is ingereden op de verbalisant, hetgeen tot een bewezenverklaring van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel heeft geleid, is deze vatbaar voor verbeurdverklaring. De rechtbank zal aldus beslissen.
Ook voor het overige zal de rechtbank beslissen conform de vordering van de officier van justitie.

10.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De behandeling van de vordering van
[slachtoffer],levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor primair onder 1 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte heeft zelf verklaard dat hij, niet alleen voorafgaand aan de diefstal, maar ook bij de vlucht de auto van [slachtoffer] heeft geraakt. Verder heeft [slachtoffer] reiskosten gemaakt in verband met deze strafzaak en die daarmee een rechtstreeks gevolg zijn van het bewezenverklaarde feit. Tijdens het beslag van zijn auto heeft hij een vervangende auto moeten huren. De kosten die hij heeft opgevoerd voor de gereden kilometers komen ook voor vergoeding in aanmerking. Dat in de huur van een auto een aantal vrije kilometers is begrepen, maakt niet dat de kosten voor de gereden kilometers niet voor vergoeding in aanmerking komen. [slachtoffer] heeft de auto voor langere tijd moeten huren. Niet valt in te zien waarom hij de vrije kilometers ten behoeve van de strafzaak had moeten besteden. Dat de huur van de auto een vrije keuze was, staat ook niet aan toewijzing in de weg.
De rechtbank waardeert de schade op € 750,-- aan immateriële schade en € 1.550,83 aan materiële schade. De vordering kan dan ook tot een bedrag van € 2.300,83 worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 7 augustus 2014.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Behandeling van het restant van de vordering van de immateriële schade levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 33, 33a, 36f, 45, 57, 302, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

12.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1 primair:diefstal door twee verenigde personen, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad de vlucht mogelijk te maken;
Feit 2:poging tot zware mishandeling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
20 (twintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, te weten
5 (vijf) maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarennavolgende voorwaarden niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
zich na zijn veroordeling meldt bij Reclassering Nederland, Afdelingsunit 2 Midden-Noord, op het adres Vivaldiplantsoen 200 te Utrecht, zodra hij hiertoe wordt opgeroepen en zolang de reclassering dit gedurende de proeftijd nodig acht;
zich ambulant moet laten behandelen bij een instelling voor (forensische) psychiatrie, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling zullen worden gegeven.
Verklaart verbeurd:
De auto van het merk Opel Vectra, kenteken [kenteken].
Gelast de teruggave aan verdachte van zijn kleding.
Gelast de teruggave aan [B] van zijn kleding en ringen.
Wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 2.300,83 (zegge tweeduizend en driehonderd euro en drieëntachtig eurocent) als schade ten gevolge van het primair onder 1 bewezenverklaarde feit, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 7 augustus 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] € 2.300,83 (zegge tweeduizend en driehonderd euro en drieëntachtig eurocent) aan de Staat te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 7 augustus 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 33 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.F. Haeck, voorzitter,
mrs. C.A.M. van Straalen en G. Perrick, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V. Soeteman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 oktober 2014.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 07 augustus 2014 te [plaats], althans in het
arrondissement Midden-Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag en/of sleutels en/of een personenauto (merk Audi A5), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag en/of sleutels en/of een personenauto (merk Audi A5), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voltooide diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bij genoemde diefstal en/of genoemde afpersing hierin bestonden dat hij, verdachte en/of zijn mededader
- met een auto tegen de auto waarin die [slachtoffer] was gezeten is/zijn aangereden en/of gebotst en/of
- die [slachtoffer] (nadat deze uit zijn auto was gestapt) meermalen heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: “ik schiet je dood, ik schiet je dood, geef mij je sleutels of geld” en/of “ik wil je autosleutels hebben”
waarna verdachte en/of zijn mededader in de auto van die [slachtoffer] is/zijn gesprongen en/of (vervolgens) de autosleutel van die [slachtoffer] in het contactslot heeft/hebben gedaan;
subsidiair
hij op of omstreeks 07 augustus 2014 te [plaats], althans in het
arrondissement Midden-Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn medeverdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van ene geldbedrag en/of sleutels en/of een personenauto (merk Audi A5), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag en/of sleutels en/of een personenauto (merk Audi A5), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bij genoemde diefstal en/of genoemde afpersing hierin bestonden dat hij, verdachte en/of zijn mededader
- met een auto tegen de auto waarin die [slachtoffer] was gezeten is/zijn aangereden en/of gebotst en/of
- die [slachtoffer] (nadat deze uit zijn auto was gestapt) meermalen heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: “ik schiet je dood, ik schiet je dood, geef mij je sleutels of geld” en/of “ik wil je autosleutels hebben”
waarna verdachte en/of zijn mededader in de auto van die [slachtoffer] is/zijn gesprongen en/of (vervolgens) de autosleutel van die [slachtoffer] in het contactslot heeft/hebben gedaan,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid:
meer subsidiair
hij op of omstreeks 07 augustus 2014 te [plaats], althans in het
arrondissement Midden-Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn medeverdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (met kracht) (met gebalde vuisten op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of met kracht op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben getrapt en/of geschopt,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
hij op of omstreeks 08 augustus 2014 te [plaats], althans in het
arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om opzettelijk [verbalisant 1] (aspirant van politie
Eenheid Midden-Nederland) van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk
letstel toe te brengen, met dat opzet
- met een personenauto (met een openstaand portier aan de bijrijderszijde),
met toenemende snelheid en/of oplopend toerental (recht) op, althans in de
richting van, die [verbalisant 1] is gaan rijden en/of is blijven rijden en/of
-(nadat die [verbalisant 1] opzij was gesprongen teneinde niet door de auto
geraakt te worden) met het openstaande bijrijdersportier van die auto die
[verbalisant 1] heeft geraakt,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met nummer PL0900-2014219475Z bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 8 augustus 2014, pag. 11.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 8 augustus 2014, pag. 11.
4.Geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer] d.d. 8 augustus 2014, opgemaakt door W. Poortvliet, Spoedeisende Hulp arts, pag. 15 en 16.
5.Bijlagen bij de geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer] d.d. 8 augustus 2014, opgemaakt door W. Poortvliet, Spoedeisende Hulp arts, pag. 17, 18, 19 en 20.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 8 augustus 2014, pag. 45.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 8 augustus 2014, pag. 46.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 8 augustus 2014, pag. 47.
9.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 augustus 2014 van [verbalisant 2], pag. 28 en 29.
10.Verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting d.d. 13 november 2014.
11.Proces-verbaal van aangifte door [verbalisant 1] d.d. 9 augustus 2014, pag. 26.
12.Proces-verbaal van bevindingen door [verbalisant 1] d.d. 8 augustus 2014, pag. 31.
13.Proces-verbaal van aangifte door [verbalisant 1] d.d. 9 augustus 2014, pag. 26.
14.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 augustus 2014 van [verbalisant 2], pag. 28.
15.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 8 augustus 2014, pag. 45.
16.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 8 augustus 2014, pag. 47.
17.Verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting d.d. 13 november 2014.