ECLI:NL:RBMNE:2014:6272

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 december 2014
Publicatiedatum
1 december 2014
Zaaknummer
C-16-379886 - KG ZA 14-792
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Conservatoir bewijsbeslag en opheffing van beslag in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland werd behandeld, heeft de voorzieningenrechter op 5 december 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap VAN HUIS UIT B.V. (hierna: VHU) en een gedaagde, die in dienst was bij VHU als componist/producer. VHU had conservatoir bewijsbeslag gelegd op de gegevensdragers van de gedaagde, omdat zij vermoedde dat deze interne informatie had doorgespeeld aan een concurrent, Reelworld. De gedaagde had op zijn beurt de opheffing van dit beslag gevorderd, onder andere omdat de deurwaarder in strijd met de geheimhoudingsvoorwaarden had gehandeld door informatie te delen met de advocaat van VHU.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de deurwaarder inderdaad de geheimhoudingsvoorwaarden had geschonden door informatie te verstrekken aan VHU zonder toestemming van de gedaagde. Dit leidde tot de conclusie dat het conservatoire bewijsbeslag moest worden opgeheven, omdat niet was voldaan aan de voorwaarden waaronder het beslag was gelegd. De rechter benadrukte dat de voorwaarden voor het leggen van een bewijsbeslag strikt nageleefd moeten worden, en dat de schending daarvan ernstige gevolgen heeft voor de partij die het beslag heeft gelegd.

Daarnaast werd VHU veroordeeld in de proceskosten, omdat zij als de in het ongelijk gestelde partij werd aangemerkt. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van VHU af, omdat zij niet voldoende had onderbouwd waarom het beslag noodzakelijk was en welke dreigende schade zij zou lijden zonder inzage in de beslagen gegevens. De rechter bepaalde dat VHU de beslagen documenten binnen 24 uur na betekening van het vonnis aan de gedaagde moest overhandigen, met een dwangsom voor elke dag dat zij in gebreke bleef.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/379886 / KG ZA 14-792
Vonnis in kort geding van 5 december 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN HUIS UIT B.V.,
gevestigd te Hilversum,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. L.J. de Vroe,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. A. Robustella.
Partijen zullen hierna VHU en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 3 november 2014 met 12 producties
  • de brief van mr. De Vroe van 10 november 2014 met daarbij onder andere het beslagverlof en beslagexploten
  • de brief van mr. De Vroe van 17 november 2014 met producties 13 en 14
  • het faxbericht van mr. Robustella van 18 november 2014 met daarbij een conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie (zonder producties). Hoewel in die brief staat dat het stuk ook per Falk Courier met bijlagen wordt ingediend, heeft de voorzieningenrechter die stukken niet ontvangen (ook niet na de zitting). Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft mr. Robustella alleen productie 6 bij die conclusie overgelegd. De andere producties behoren derhalve niet tot het procesdossier.
  • de mondelinge behandeling van 20 november 2014
  • de pleitnota van VHU
  • de pleitnota van [gedaagde].
1.2.
Op de zitting van 20 november 2014 is de zaak aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen in onderhandeling te treden. Bij faxbrief van 26 november 2014 heeft mr. Robustella vonnis gevraagd. Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
VHU produceert onder andere jingles en reclame voor radio en televisie.
2.2.
[gedaagde] is op 1 oktober 2007 in dienst getreden bij VHU in de functie van componist/producer. In de arbeidsovereenkomst is een verbod op nevenwerkzaamheden (op straffe van een boete van € 10.000,00 per overtreding) opgenomen.
2.3.
[gedaagde] heeft samen met een collega, [A], een samenwerkingsverband opgezet onder de naam [naam].
2.4.
Eén van de voornaamste concurrenten van VHU is het bedrijf Reelworld. Vanwege het vermoeden van VHU dat interne informatie werd doorgespeeld aan Reelworld heeft zij een onderzoek ingesteld naar [gedaagde].
2.5.
Op 15 oktober 2014 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank - zakelijk weergegeven - verlof verleend om conservatoir bewijsbeslag te leggen op de bescheiden op de (gegevensdragers in) privé computer(s) (waaronder laptops) van [gedaagde], welke zich bevinden in het woonhuis van [gedaagde]. Daarbij is bevolen dat de betreffende zaken en bescheiden in gerechtelijke bewaring worden genomen door Agritect Advies B.V., handelend onder de naam Probatius (verder: Probatius). Verder is in het verlof bepaald dat de deurwaarder/gerechtelijk bewaarder/ICT-deskundige, behoudens toestemming van [gedaagde] of nader rechterlijk bevel van de in beslag te nemen zaken en bescheiden geen inzage geeft of anderszins informatie omtrent de inhoud daarvan ter kennis brengt van VHU of derden.
2.6.
[gedaagde] is op 16 september 2014 op staande voet ontslagen. VHU heeft voorts aanspraak gemaakt op een contractuele boete van € 250.000,00 vanwege het overtreden van het verbod op nevenwerkzaamheden (10 x € 25.000,00), omdat VHU op de zakelijke computer van [gedaagde] 25 bestanden heeft aangetroffen die [gedaagde] aan Reelworld en [A] heeft verstuurd.
2.7.
[gedaagde] heeft de vernietigbaarheid van het ontslag op staande voet ingeroepen. In kort geding heeft [gedaagde] - samengevat - loondoorbetaling gevorderd. De kantonrechter van deze rechtbank heeft in dat kader bij vonnis van 12 november 2014 geoordeeld dat - in de kern genomen - [gedaagde] inbreuk heeft gemaakt op het verbod op nevenwerkzaamheden en de vorderingen [gedaagde] afgewezen. Daarnaast heeft de kantonrechter bij beschikking van diezelfde datum de arbeidsovereenkomst tussen VHU en [gedaagde] ontbonden voor zover vereist.
2.8.
Op 21 oktober 2014 heeft de deurwaarder conservatoir bewijsbeslag gelegd op bestanden op de computers in de woning van [gedaagde], die zijn gekopieerd op externe schijven, USB-sticks en DVD’s. Verder heeft de deurwaarder een interne schijf in beslag genomen. Deze bescheiden zijn vervolgens diezelfde dag in gerechtelijke bewaring afgegeven aan Probatius.
2.9.
In een e-mail van 19 november 2014 aan mr. De Vroe en aan mr. Robustella heeft de deurwaarder het volgende geschreven:
“(…)
In navolging op de e-mail van gisteren omtrent de dataseparatie onderstaand een eerste indruk. Wij hebben de e-mails die op de beslaglocatie vanuit “the cloud” in beslag zijn genomen geïndexeerd en doorzocht. Dit leverde het navolgende resultaat op:
Object Aantal emails
[e-mail]
Zoektermen hits files
[naam] 179 39
[naam] 56 14
@reelworld 360 52
Reelworld 360 52
Deze e-mails vormen slechts een fractie van de totale dataset die onder het beslag valt. Een uitgebreidere rapportage volgt na voltooiing van de separatie. Het indexeren van de totale dataset zal nog meerdere dagen in beslag nemen. Daarna kan pas worden overgegaan tot de feitelijke separatie. (…)”

3.Het geschil in conventie

3.1.
VHU vordert - samengevat - inzage in (een na separatie aan de hand van concrete zoektermen verkregen specifiek deel van) de door het bewijsbeslag getroffen bescheiden op de voet van artikel 843 a Rv.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[gedaagde] vordert:
  • de opheffing van het op 21 oktober 2014 gelegde conservatoire bewijsbeslag
  • de beëindiging van de gerechtelijke bewaring ter zake de in het proces-verbaal van beslaglegging van 21 oktober 2014 geduide bescheiden
  • veroordeling van VHU om binnen 24 uur na betekening van het vonnis opdracht te verstrekken aan de deurwaarder om de beslagen bescheiden uit de gerechtelijke bewaring te nemen en onverwijld aan [gedaagde] in persoon te overhandigen, zodanig dat deze bescheiden op geen enkele wijze meer ter beschikking staan aan de deurwaarder en/of de gerechtelijk bewaarder en/of enige derde, zulks op straffe van een dwangsom van
  • een verbod om, zo lang niet in een door VHU te voeren bodemprocedure ter zake door haar gepretendeerde vorderingen een eindvonnis van de rechtbank voorligt enige vorm van conservatoir bewijsbeslag te leggen, zulks op straffe van een dwangsom van € 100.000,- per dag
  • met veroordeling van VHU in de proceskosten.
4.2.
In dit verband heeft [gedaagde] onder andere - samengevat - aangevoerd dat de deurwaarder met het versturen van de e-mail van 19 november 2014 heeft gehandeld in strijd met de aan hem in het beslagverlof opgelegde geheimhouding.
4.3.
VHU heeft hiertegenover betwist dat de deurwaarder in strijd met de voorwaarden van het beslagverlof heeft gehandeld. Er is geen enkel document ingezien, er is alleen heel gericht in de e-mails gezocht op zoektermen.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in reconventie

5.1.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding de reconventionele vordering van [gedaagde] als eerste te behandelen. Aan de orde is de vraag of de deurwaarder met het versturen van de e-mail op 19 november 2014 de in het beslagverlof als voorwaarde bepaalde geheimhouding heeft overtreden.
5.2.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Niet ter discussie staat dat [gedaagde] geen toestemming voor het versturen van die e-mail heeft gegeven en ook dat er geen sprake is van een nader rechterlijk bevel. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de informatie die de deurwaarder heeft verstrekt aan de advocaat van VHU in zijn e-mail van 19 november 2014 is aan te merken als “anderszins informatie omtrent de inhoud” van de in beslag genomen bescheiden. Dat aan VHU geen inzage is gegeven in de specifieke inhoud van de in beslag genomen bestanden doet aan de kwestie niet af, omdat de voorwaarde niet is beperkt tot inzage in de inhoud van de bestanden, maar betrekking heeft op de inhoud van de in beslag genomen zaken. Dit betekent dat door het versturen van die e-mail aan de advocaat van VHU de in het beslagverlof bepaalde geheimhouding is overtreden. Daarmee is dus niet voldaan aan de voorwaarden waaronder het verlof tot het leggen van het beslag is verleend. Aan de voorwaarden waaronder een vergaande maatregel als een bewijsbeslag wordt toegestaan dient echter onverkort te worden voldaan. Reeds op grond hiervan dient het door VHU gelegde conservatoire bewijsbeslag te worden opgeheven.
5.3.
De gerechtelijke bewaring van de in beslaggenomen gegevens zal bij die stand van zaken worden beëindigd. De gevorderde overhandiging van de bescheiden zal eveneens worden toegewezen, met dien verstande dat de veroordeling met het oog op de praktische uitvoerbaarheid daarvan op de hierna te noemen wijze zal worden geformuleerd. De voorzieningenrechter ziet aanleiding de daarbij gevorderde dwangsom te beperken tot
€ 25.000,- per dag dat VHU met die veroordeling in gebreke is, met een maximum van
€ 250.000,-.
5.4.
Met betrekking tot het gevorderde preventieve verbod tot beslaglegging geldt het volgende. In de eerste plaats is van belang dat VHU hiertegen geen (specifiek) verweer heeft gevoerd. Verder weegt mee dat de voorwaarden voor beslaglegging niet volledig zijn nageleefd. Een algeheel preventief verbod tot het leggen van conservatoir bewijsbeslag is naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter in de gegeven omstandigheden echter te verstrekkend. Uitgangspunt daarbij is immers dat daarvoor slechts plaats is als in een concreet geval bijvoorbeeld beslag dreigt te worden gelegd op een goed van een derde of misbruik van bevoegdheid dreigt, omdat alsdan sprake is van dreigend onrechtmatig handelen. Dat in deze situatie van dergelijke uitzonderlijke omstandigheden sprake is, heeft [gedaagde] onvoldoende aannemelijk gemaakt aan de hand van concrete stellingen. De voorzieningenrechter ziet in het voorgaande aanleiding VHU te gebieden om bij ieder volgend verzoekschrift aan de voorzieningenrechter strekkende tot het leggen van conservatoir bewijsbeslag onder [gedaagde] ter zake van de in dit vonnis genoemde feiten een afschrift van dit vonnis te verstrekken. Omdat [gedaagde] kennelijk bedoeld heeft deze vordering in de duur te beperken totdat de rechtbank in een bodemprocedure eindvonnis heeft gewezen ter zake van de door VHU gepretendeerde vorderingen, zal de voorzieningenrechter ook de duur van het opgelegde gebod in zoverre beperken.

6.De beoordeling in conventie

6.1.
In reconventie is geoordeeld dat het conservatoire bewijsbeslag moet worden opgeheven vanwege het niet naleven van de daarvoor door de voorzieningenrechter gestelde voorwaarden. Ingeval van toewijzing van de vordering van VHU in conventie zou de opheffing van het beslag in feite betekenisloos zijn – en daarmee zou in wezen de niet naleving van de door de voorzieningenrechter voor het beslag bepaalde voorwaarden zonder consequenties blijven. Het gaat weliswaar om een overtreding door de deurwaarder, maar omdat de deurwaarder handelt in opdracht van VHU, komen de voor VHU ingrijpende consequenties daarvan voor haar rekening en risico. De conclusie is dat de vorderingen van VHU niet kunnen worden toegewezen. Bij die uitkomst kan een inhoudelijk oordeel over de argumenten die partijen in dit kader hebben aangevoerd achterwege blijven.
6.2.
Ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Voor toewijzing van de vorderingen is een ander vereiste dat in de geven omstandigheden van niet van VHU kan worden verwacht de uitkomst van een bodemprocedure af te wachten, zodat het treffen van een voorlopige voorziening noodzakelijk is. In dit kader heeft VHU aangevoerd - samengevat - dat zij inzage nodig heeft om dreigende schade af te wenden, om concrete verbodsacties jegens [gedaagde] te starten en om Reelworld te waarschuwen. Hiertegenover heeft [gedaagde] aangevoerd dat VHU ook zonder inzage in de bestanden deze acties kan ondernemen en dat zij daar deze eventuele (bewijs)middelen niet daarvoor nodig heeft.
6.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat VHU tegenover het gemotiveerde verweer van VHU onvoldoende heeft onderbouwd aan de hand van concrete omstandigheden in welk opzicht zij de bestanden nodig heeft om de door haar genoemde acties in te stellen. Het enkele feit dat de bestanden mogelijk bewijs opleveren in de te voeren bodemprocedures rechtvaardigt niet het treffen van een voorlopige voorziening in kort geding. Die kwestie kan immers ook in een bodemprocedure ter beslissing worden voorgelegd. Daar komt bij dat VHU onvoldoende feitelijk heeft uitgewerkt waaruit de dreigende schade, die VHU kennelijk wil voorkomen, voor haar zou bestaan. In dit opzicht is van belang dat VHU voor haar vordering op [gedaagde] ter zake van de contractuele boete op grond van bestanden van de zakelijke computer van [gedaagde] reeds aanspraak heeft gemaakt op € 250.000,00. Met betrekking tot [gedaagde] heeft VHU dus al de nodige informatie in handen. Wat VHU ten opzichte van [gedaagde] nog nodig heeft, heeft zij niet nader uitgewerkt. Met betrekking tot andere schade heeft zij ter zitting nader toegelicht dat het gaat om misgelopen opdrachten en dat zij niet weet om welke opdrachten het gaat. Tegen deze achtergrond is de voorzieningenrechter van oordeel dat onvoldoende concreet aannemelijk is gemaakt om welke dreigende schade het gaat, zodat het treffen van een voorlopige voorziening (inzage in de bestanden) op dit moment noodzakelijk is voor VHU.

7.Proceskosten in conventie en in reconventie

7.1.
VHU zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden in conventie begroot op:
- griffierecht € 282,00
- salaris advocaat €
816,00
Totaal € 1.098,00
7.2.
In reconventie worden de kosten aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 408,00 (1/2 van € 816,00) vanwege de inhoudelijke samenhang met zijn verweer in conventie.

8.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
8.1.
wijst de vorderingen af,
8.2.
veroordeelt VHU in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.098,00,
8.3.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
8.4.
heft op het op 21 oktober 2014 ten laste van [gedaagde] gelegde conservatoire bewijsbeslag,
8.5.
beëindigt de gerechtelijke bewaring van de op 21 oktober 2014 aan Probatius in bewaring afgegeven bescheiden,
8.6.
veroordeelt VHU het ertoe te leiden dat de volgens het proces-verbaal van beslaglegging in beslag genomen en aan Probatius in bewaring afgegeven bescheiden binnen 24 uur na betekening van dit vonnis worden overhandigd aan [gedaagde],
8.7.
bepaalt dat VHU aan [gedaagde] een dwangsom verbeurt van € 25.000,00 voor iedere dag dat VHU in gebreke blijft aan het onder 8.6 bepaalde te voldoen, totdat een maximum van € 250.000,00 is bereikt,
8.8.
gebiedt VHU om, iedere keer dat zij in verband de in dit vonnis genoemde feiten een verzoekschrift indient bij de voorzieningenrechter strekkende tot het leggen van conservatoir bewijsbeslag onder [gedaagde] een afschrift van dit vonnis bij het verzoekschrift te voegen, totdat de rechtbank in een bodemprocedure tussen partijen in het onderhavige geschil eindvonnis heeft gewezen,
8.9.
bepaalt dat VHU aan [gedaagde] een dwangsom verbeurt van € 50.000,00 voor iedere keer dat VHU in gebreke blijft aan het onder 8.8 bepaalde te voldoen, totdat een maximum van € 500.000,00 is bereikt,
8.10.
veroordeelt VHU in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 408,00,
8.11.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
8.12.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Neijt en in het openbaar uitgesproken op 5 december 2014. [1]

Voetnoten

1.type: EW (4078)