In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, gedateerd 22 juni 2014. Eiser heeft echter in het beroepschrift geen beroepsgronden vermeld, wat in strijd is met artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft eiser op 31 juli 2014 verzocht om dit verzuim binnen vier weken te herstellen. Eiser heeft echter binnen deze termijn geen gronden ingediend, en de gronden die later zijn ontvangen, op 4 september 2014, zijn niet tijdig ingediend. De gemachtigde van eiser heeft telefonisch aangegeven dat er een fax zou zijn verzonden, maar de rechtbank heeft geen bewijs van ontvangst van deze fax kunnen vinden. De rechtbank concludeert dat het verzuim niet kan worden verontschuldigd en dat het risico voor het niet tijdig indienen van de beroepsgronden voor rekening van eiser komt. Daarom verklaart de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.E.A. Braeken, rechter, en is openbaar uitgesproken op 24 november 2014.