ECLI:NL:RBMNE:2014:6070

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 november 2014
Publicatiedatum
25 november 2014
Zaaknummer
16/659754-14 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot woningoverval met geweld in Wijk bij Duurstede

Op 9 augustus 2014 heeft de verdachte, samen met anderen, geprobeerd een 66-jarig slachtoffer bij zijn woning in Wijk bij Duurstede te overvallen. De rechtbank heeft op 25 november 2014 een voorlopige conclusie getrokken dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot woningoverval. Tijdens de beraadslaging in raadkamer bleek dat de rechtbank onvoldoende informatie had om een passende straf of maatregel op te leggen. De rechtbank heeft besloten het onderzoek te heropenen en een deskundige gedragswetenschapper te benoemen om meer inzicht te krijgen in de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van geweld en dat de poging tot diefstal niet is voltooid. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De verdediging pleitte voor ontslag van rechtsvervolging, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar is. De benadeelde partij heeft schadevergoeding gevorderd, die door de rechtbank voorlopig is toegewezen. De rechtbank heeft de zaak heropend voor verdere behandeling op 24 februari 2015.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/659754-14 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 25 november 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1991] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres] te [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 november 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman mr. S.J. Nijhof, advocaat te Apeldoorn, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
samen met anderen heeft geprobeerd met geweld een persoon te beroven en/of af te persen.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan een poging tot een woningoverval en dat verdachte en de medeverdachten daarbij gebruik hebben gemaakt van een rol tape en een houten steel. De officier van justitie acht niet bewezen dat verdachte en de medeverdachten gebruik hebben gemaakt van een mes.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, aangezien hij uit zichzelf is weggerend en hem daardoor een beroep op vrijwillige terugtred toekomt.
4.3
Het (voorlopig) oordeel van de rechtbank
Voordat tot de beoordeling van de vragen van artikel 350 Wetboek van Strafvordering zal worden overgegaan overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank beschikt ten aanzien van de feiten over alle relevante stukken en onderzoeksresultaten en heeft op basis daarvan de zaak behandeld op zitting. De rechtbank acht zich echter nog niet volledig geïnformeerd over de persoon van de verdachte. Aan de andere kant wil de rechtbank de verdachte niet langer laten wachten op het voorlopige standpunt van de rechtbank over de bewijsbaarheid van de ten laste gelegde feiten, de strafbaarheid van het feit en de strafbaarheid van verdachte.
De rechtbank zal daarom in dit vonnis haar (voorlopig) oordeel geven over deze punten. Daarna zal zij het onderzoek heropenen teneinde zich nader voor te laten lichten over de persoon van verdachte, om tot een goede strafoplegging te kunnen komen.
Aangezien verdachte het tenlastegelegde heeft bekend en de raadsvrouw niet tot vrijspraak heeft gepleit, volstaat de rechtbank voor zover zij dit feit bewezen acht, met toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht het feit bewezen gelet op:
- het proces-verbaal ter terechtzitting van 11 november 2014, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
- het proces-verbaal van aangifte nr. PL0900-2014219230-1, doorgenummerde pagina’s 24 en 28 van het proces-verbaal nr. PL0900-2014219230 van 11 augustus 2014.
Conclusie
De rechtbank komt op grond van het hiervoor overwogene tot de voorlopige conclusie dat verdachte samen met anderen heeft geprobeerd [aangever] bij zijn woning te overvallen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 genoemde bewijsmiddelen voorlopig bewezen dat verdachte
op 9 augustus 2014 te [woonplaats], ter uitvoering van het door verdachte en zijn medeverdachten voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen van zijn gading en geld, toebehorende aan [aangever]
tezamen en in vereniging met anderen, als volgt heeft gehandeld:
zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en zijn mededaders
- voorzien van een rol tape en een houten steel naar de woning van die [aangever] gegaan en die [aangever] aldaar opgewacht totdat die [aangever] zijn woning verliet (teneinde naar zijn werk te gaan) en
- die [aangever] (nadat hij zijn woning had verlaten en de achterklep van de bij zijn woning geparkeerd staande auto had geopend) van achteren aangevallen en achterover getrokken waardoor die [aangever] op de grond terecht is gekomen en
- terwijl die [aangever] op de grond lag bovenop de buik van die [aangever] gaan zitten,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Poging tot diefstal voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Naar het voorlopig oordeel van de rechtbank is het bestaan van een rechtvaardigingsgrond niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

De raadsman van verdachte heeft bepleit dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, aangezien hij uit zichzelf is weggerend en hem daardoor een beroep op vrijwillige terugtred toekomt.
De rechtbank overweegt dat voor de beoordeling van een beroep op vrijwillige terugtred bepalend is de vraag of deze het gevolg was van een spontane besluitvorming en niet plaatsvond onder invloed van uitwendige prikkels. Het gaat er om dat men uit eigen beweging niet verdergaat zonder dat omstandigheden buiten de dader zelf gelegen die beslissing in overwegende mate hebben bepaald. De beantwoording van de vraag of gedragingen van een verdachte zo’n vrijwillige terugtred opleveren hangt af van de concrete omstandigheden van het geval.
Met de officier van justitie is de rechtbank voorlopig van oordeel dat verdachte geen beroep op vrijwillige terugtred toekomt. Verdachte is immers gaan rennen naar aanleiding van de omstandigheid dat de medeverdachte [medeverdachte] wegrende. Naar het oordeel van de rechtbank is deze omstandigheid, die de beslissing om weg te gaan in overwegende mate heeft bepaald, een omstandigheid buiten de dader zelf gelegen.
De rechtbank is dan ook voorlopig van oordeel dat er ook overigens geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- zich moet melden en blijven melden bij Reclassering Nederland, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- mee moet werken aan diagnostiek en indien geïndiceerd training/behandeling bij De Waag Almere of soortgelijke ambulante forensische zorg, waarbij verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat -mocht de rechtbank tot een veroordeling komen- bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening gehouden dient te worden met het geringe aandeel van verdachte en met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verder is de verdediging van mening dat volstaan kan worden met een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, eventueel in combinatie met een werkstraf.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na sluiting van het onderzoek is tijdens de beraadslaging in raadkamer gebleken dat de rechtbank zich voor wat betreft het opleggen van een passende straf en/of maatregel onvoldoende voorgelicht acht. Uit het reclasseringsadvies van 5 november 2014 blijkt dat verdachte in zijn jeugd onderwijs gevolgd heeft op het [naam], school voor praktijkonderwijs. Het is de rechtbank bekend dat een leerling alleen praktijkonderwijs kan volgen aan genoemd College nadat de regionale verwijzingscommissie op basis van landelijk vastgestelde criteria over de aanvraag voor leerlingen die extra zorg nodig hebben, heeft besloten dat deze leerling voor dergelijk praktijkonderwijs in aanmerking komt. Uit genoemd reclasseringsadvies blijkt echter niet waarop de indicatiestelling ten aanzien van verdachte (destijds) is gebaseerd.
Voorts blijkt uit genoemd reclasseringsrapport dat de oorzaak van eventuele beïnvloeding door de medeverdachten niet duidelijk is, temeer daar verdachte op bijna alle leefgebieden zonder problemen functioneert. Doordat verdachte zelf niet zou begrijpen en niet kan aangeven waarom hij tot het delict is gekomen, is het volgens de reclassering van belang dat verdachte inzicht krijgt in zijn handelen en adequaat kan omgaan met risicovolle contacten. Om recidiverisico in de toekomst te beperken dient volgens de reclassering onderzocht te worden in hoeverre ADHD en het intelligentieniveau van verdachte verband houden met het delictgedrag en of daarvoor interventies nodig zijn. Het risico op recidive zit volgens de reclassering in het feit dat verdachte niet weet waarom hij heeft deelgenomen aan het tenlastegelegde.
Nu de rechtbank tot de voorlopige bewezenverklaring van een zeer ernstig feit is gekomen, acht zij het van groot belang dat zij in staat is op een deugdelijke wijze een beslissing te nemen ten aanzien van de op te leggen straf en/of maatregel. De op te leggen straf en/of maatregel dient niet alleen ter vergelding, maar heeft ook als doel de kans op recidive zoveel mogelijk terug te dringen. Om dit te (kunnen) bewerkstelligen, is meer informatie over de persoon van verdachte nodig.
De rechtbank zal derhalve, na de vordering van de benadeelde partij te hebben besproken, het onderzoek heropenen, vervolgens schorsen en de stukken in handen stellen van de rechter-commissaris, teneinde een deskundige gedragswetenschapper te benoemen die over verdachte zal rapporteren.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [aangever] vordert een schadevergoeding van € 2.216,66, in verband met door het tenlastegelegde geleden schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, waarvan € 716,66 in verband met geleden materiële schade en € 1.500,- in verband met geleden immateriële schade.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk dient te worden toegewezen, met uitzondering van de schade aan de buitenverlichting, aangezien niet blijkt dat dit een rechtstreeks gevolg is van het tenlastegelegde feit. Voorts heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het toegewezen bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente en dat de schadevergoedingsmaatregel dient te worden opgelegd.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de door de benadeelde partij opgegeven schade aan de buitenverlichting en de kleding niet voor vergoeding in aanmerking komt, aangezien dit geen rechtstreeks door verdachte veroorzaakte schade is.
9.3
Het voorlopige oordeel van de rechtbank
Nu in dit vonnis slechts een voorlopige beslissing zal worden gedaan over de hoogte van een straf of maatregel aan verdachte, zal eveneens een voorlopig oordeel gegeven worden over de vordering van de benadeelde partij. Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting komt de rechtbank tot het volgende voorlopige oordeel.
De behandeling van de vordering van de benadeelde partij levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Tevens is vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 2.024,66, te weten € 524,66 aan materiële schade en € 1.500,- aan immateriële schade. De rechtbank acht verdachte hoofdelijk aansprakelijk voor deze schade.
De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf 9 augustus 2014.
De door de benadeelde partij opgegeven schade ten aanzien van de buitenverlichting, begroot op € 192,-, is naar het oordeel van de rechtbank geen rechtstreekse schade van het bewezen geachte feit. Daarom is de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk.
Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank bepalen dat voor zover het toegekende bedrag door één of meer mededaders is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens eveneens hoofdelijk- de schadevergoedingsmaatregel opleggen, eveneens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.

10.Beslissing

De rechtbank (als voorlopig oordeel):
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Poging tot diefstal voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, daarvoor strafbaar.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever] toe tot een bedrag van € 2.024,66 (tweeduizend vierentwintig euro en zesenzestig cent), vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 9 augustus 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan de benadeelde partij, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van de benadeelde partij, € 2.024,66 (tweeduizend vierentwintig euro en zesenzestig cent), vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 9 augustus 2014 tot aan de dag der algehele voldoening aan de Staat te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander of anderen is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt de betalingsverplichting door vervangende hechtenis van 30 dagen vervangen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalings-verplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Heropent het onderzoek.
Bepaalt dat het onderzoek wordt hervat op
24 februari 2015 om 10.15 uur, met bevel tot oproeping van verdachte en zijn raadsman tegen die datum en dat tijdstip.
Stelt de stukken in handen van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken bij deze rechtbank, om een deskundige te benoemen die over verdachte zal rapporteren.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A.A. van Kalveen, voorzitter, mrs. M.A.E. Somsen en A.R. Creutzberg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Prinsen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 november 2014.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 09 augustus 2014 te [woonplaats], althans in het
arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte en/of
zijn medeverdachte(n) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening weg te nemen goederen van hun/zijn geding en/of geld, geheel of
ten dele toebehorende aan [aangever], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s),
en/of
hij op of omstreeks 09 augustus 2014 te [woonplaats], althans in het
arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte en/of
zijn medeverdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en / of (een)
ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en / of bedreiging met
geweld [aangever] te dwingen tot de afgifte van goederen van hun/zijn
gading en/of geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en / of zijn mededader(s),
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
als volgt heeft gehandeld:
zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn
mededader(s)
- voorzien van een mes en/of (een rol) tape en/of een houten steel en/of naar
de woning van die [aangever] gegaan en/of die [aangever] aldaar opgewacht
totdat die [aangever] zijn woning verliet (teneinde naar zijn werk te gaan)
en/of
- die [aangever] (nadat hij zijn woning had verlaten en de achterklep van de
bij zijn woning geparkeerd staande auto had geopend) die [aangever] (van
achteren) aangevallen en/of achterover getrokken waardoor die [aangever] op
de grond terecht is gekomen en/of
- ( terwijl die [aangever] op de grond lag) bovenop (de buik van) die
[aangever] gaan zitten en/of naar de arm(en) van die [aangever] gegrepen
(teneinde die [aangever] te kunnen overmeesteren),
zijnde de uitvoering van die/dat voorgenomen misdrijven/misdrijf niet voltooid;
art 317 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht