ECLI:NL:RBMNE:2014:6061

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 oktober 2014
Publicatiedatum
25 november 2014
Zaaknummer
16-701390-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen tenuitvoerlegging vervangende hechtenis na niet-nakoming taakstraf

Op 31 oktober 2014 heeft de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Midden-Nederland te Utrecht uitspraak gedaan op een bezwaarschrift van een veroordeelde tegen de tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis. De veroordeelde had op 16 mei 2013 een werkstraf van 200 uur opgelegd gekregen, met de waarschuwing dat bij niet-nakoming vervangende hechtenis zou worden toegepast. Het Openbaar Ministerie had op 7 oktober 2014 de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis bevolen, omdat de veroordeelde zijn taakstraf niet naar behoren had verricht. De rechtbank ontving het bezwaarschrift op 3 oktober 2014, waarin de veroordeelde verzocht om het bevel tot tenuitvoerlegging ongedaan te maken.

Tijdens de zitting op 31 oktober 2014 werd de officier van justitie, de veroordeelde en diens raadsman, mr. E.H. Bokhorst, gehoord. De officier van justitie verzocht om de behandeling aan te houden, zodat de veroordeelde een laatste kans zou krijgen om de resterende taakstraf uit te voeren. De veroordeelde gaf aan dat hij door zijn studie en stage geen tijd had om de taakstraf te volbrengen, maar was gemotiveerd om dit alsnog te doen. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de veroordeelde, ondanks herhaalde oproepen en kansen van de reclassering, niet is verschenen bij het werkstrafproject en slechts 94 van de 200 uren had gewerkt.

De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren had verricht en dat er geen reden was om de behandeling aan te houden. Het bezwaarschrift werd ongegrond verklaard, waarbij de rechtbank rekening hield met artikel 22g van het Wetboek van Strafrecht. De beslissing werd genomen door de voorzitter, mr. A.R. Creutzberg, en de rechters mrs. M.A.E. Somsen en M.P. Glerum, in tegenwoordigheid van griffier mr. G.C. van de Ven-de Vries.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16-701390-12
Beslissing van de meervoudige strafkamer van 31 oktober 2014 op het d.d. 3 oktober 2014 op de griffie van deze rechtbank ingediende bezwaarschrift ex artikel 22g van het Wetboek van Strafrecht van
[veroordeelde],
geboren op [1992] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].

1.Inleiding

Op 16 mei 2013 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht aan veroordeelde een werkstraf van 200 uur opgelegd, met aftrek en met bevel dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 dagen voor zover de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht.
Het Openbaar Ministerie heeft op 7 oktober 2014 de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis van de niet gewerkte uren bevolen en hiervan aan de veroordeelde kennis gegeven.

2.De inhoud van het bezwaarschrift

Het bezwaarschrift richt zich tegen het door het Openbaar Ministerie gegeven bevel tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis en strekt tot het ongedaan maken daarvan.

3.De procesgang

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in de zaak onder bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • voormeld vonnis;
  • een rapport van Reclassering Nederland d.d. 11 september 2014, waarin het Openbaar Ministerie wordt geadviseerd de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis te bevelen voor de resterende 80 uren werkstraf;
  • voormelde kennisgeving van het bevel tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis voor de duur van 40 dagen;
  • voormeld bezwaarschrift van veroordeelde.
De rechtbank heeft op 31 oktober 2014 ter openbare zitting gehoord de officier van justitie, de veroordeelde en diens raadsman mr. E.H. Bokhorst, advocaat te Veenendaal.
De officier van justitie heeft ter zitting de rechtbank verzocht de behandeling van de zaak aan te houden teneinde de veroordeelde een laatste kans te geven het resterende gedeelte van de taakstraf uit te voeren.
De veroordeelde heeft bij monde van zijn raadsman de rechtbank eveneens verzocht om de behandeling van de zaak aan te houden teneinde veroordeelde nog een laatste kans te geven het resterende gedeelte van zijn taakstraf uit te voeren. Veroordeelde is gemotiveerd zijn taakstraf alsnog geheel te volbrengen, maar kon in verband met zijn studie en stage geen tijd vinden om de taakstraf uit te voeren.

4.De beoordeling

De rechtbank constateert dat het bezwaarschrift tijdig namens veroordeelde ter griffie van deze rechtbank is ingediend.
Op grond van de hierboven genoemde stukken en de behandeling ter terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat veroordeelde de opgelegde taakstraf niet naar behoren heeft verricht. Veroordeelde wist dat hij een taakstraf moest verrichten en is, na herhaalde oproepen, bij de reclassering op intakegesprek geweest. Vervolgens heeft de reclassering werkafspraken gemaakt, waarbij rekening werd gehouden met zowel de, in casu HBO-, studie als stage van veroordeelde, en waarmee de veroordeelde heeft ingestemd. Veroordeelde is daarop meermalen zowel met als zonder bericht niet verschenen bij het werkstrafproject waar hij moest werken. De reclassering heeft vervolgens, mede in verband met de studie en stage van veroordeelde, de veroordeelde uitzonderlijk veel kansen geboden om de werkstraf alsnog tot een goed einde te brengen. Ondanks een officiële waarschuwing, meerdere gesprekken en het geuite voornemen van de reclassering de werkstraf als mislukt te retourneren bleef veroordeelde regelmatig niet verschijnen op het werkproject. Desalniettemin meldde de reclassering nog niet terug en gaf veroordeelde zo telkens de kans om de werkstraf voort te zetten. Veroordeelde heeft er echter, zo hij zelf ter zitting heeft verklaard, bewust voor gekozen om deze kansen niet te grijpen, omdat hij van mening was dat hij naast zijn stage en het laatste jaar van zijn studie geen tijd meer had voor het uitvoeren van de werkstraf. In totaal heeft veroordeelde slechts 94 uren gewerkt. Uiteindelijk heeft de reclassering besloten de werkstraf als mislukt te retourneren.
De rechtbank stelt voorop dat het belangrijk is om een opleiding te volgen en deze succesvol af te ronden. Om die reden heeft de reclassering bij de uitvoering van de werkstraf dan ook sterk rekening gehouden met verdachte’s studie en stage en hem uitzonderlijk veel herkansingen gegeven om zijn werkstraf succesvol te volbrengen. Veroordeelde heeft er echter telkens bewust voor gekozen andere dingen te laten prevaleren.
De rechtbank ziet dan ook geen reden om de behandeling van de zaak aan te houden teneinde de veroordeelde nog een laatste kans te geven zijn werkstraf te volbrengen. Het bezwaarschrift dient ongegrond te worden verklaard.
De rechtbank heeft rekening gehouden met artikel 22g van het Wetboek van Strafrecht.

5.Beslissing

De rechtbank verklaart het bezwaarschrift ongegrond.
Deze beslissing is genomen door:
mr. A.R. Creutzberg, voorzitter,
mrs. M.A.E. Somsen en M.P. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G.C. van de Ven-de Vries, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 oktober 2014.
Mr. M.P. Glerum is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.