ECLI:NL:RBMNE:2014:6060

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 oktober 2014
Publicatiedatum
25 november 2014
Zaaknummer
16-659946-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting ISD-maatregel voor veroordeelde met psychiatrische zorgbehoefte

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 31 oktober 2014 uitspraak gedaan over de voortzetting van de ISD-maatregel voor een veroordeelde, geboren in Marokko in 1973, die momenteel verblijft in de Forensisch Psychiatrische Afdeling ‘Ipse de Bruggen’ te Poortugaal. De rechtbank heeft deze beslissing genomen naar aanleiding van een onderzoek ex artikel 509aa van het Wetboek van Strafvordering, waarbij de noodzaak van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders werd beoordeeld. De veroordeelde was eerder veroordeeld tot een ISD-maatregel van twee jaar, opgelegd door de rechtbank op 24 januari 2014, en het Openbaar Ministerie diende binnen negen maanden na het onherroepelijk worden van het vonnis te rapporteren over de voortzetting van de maatregel.

Tijdens de zitting op 31 oktober 2014 zijn de officier van justitie, de veroordeelde, zijn raadsman mr. J.J.D. van Doleweerd, en de getuige-deskundige mevrouw J. Haitjema gehoord. De getuige-deskundige heeft geadviseerd om de ISD-maatregel voort te zetten, omdat de veroordeelde zich nog in de observatiefase bevindt en er nog geen behandeling heeft plaatsgevonden. Het recidiverisico is zonder behandeling als zeer hoog ingeschat, vooral omdat de veroordeelde momenteel geen huisvesting heeft.

De rechtbank heeft overwogen dat het van groot belang is om de veroordeelde te behandelen ter voorkoming van toekomstige strafbare feiten. Gezien de omstandigheden en het advies van de deskundige, heeft de rechtbank besloten dat de voortzetting van de ISD-maatregel noodzakelijk en wenselijk is. De rechtbank heeft gelet op artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht en heeft de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voortgezet. De beslissing is genomen door de meervoudige raadkamer, met mr. A.R. Creutzberg als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16-659946-13
Datum uitspraak: 31 oktober 2014
Beslissing ex artikel 38s Wetboek van Strafrecht
Beslissing van de meervoudige raadkamer voor strafzaken, naar aanleiding van het onderzoek ex artikel 509aa van het Wetboek van Strafvordering, betrekking hebbend op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, opgelegd aan:

[veroordeelde],

geboren te [geboorteplaats](Marokko) op [1973],
thans verblijvende in FPA Ipse de Bruggen te Poortugaal.
De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier van de veroordeelde bevindende stukken, waaronder:
het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht d.d. 24 januari 2014, waaruit blijkt dat aan de veroordeelde is opgelegd de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaar en waarbij de rechtbank heeft bepaald dat het Openbaar Ministerie binnen negen maanden na onherroepelijk worden van het vonnis dient te berichten over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel;
een voortgangsverslag tenuitvoerlegging ISD-maatregel d.d. 21 oktober 2014 van
J. Haitjema, als senior casemanager verbonden aan de PI Nieuwegein, welk verslag mede is ondertekend door de directeur van de inrichting.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van 31 oktober 2014, waarbij zijn gehoord:
de officier van justitie,
de veroordeelde,
de raadsman van de veroordeelde, mr. J.J.D. van Doleweerd, advocaat te Amersfoort en
de getuige-deskundige, mevrouw J. Haitjema.
OVERWEGINGEN
Uit de stukken en het onderzoek ter zitting is gebleken dat veroordeelde gemotiveerd is om aan de maatregel een goede invulling te geven en deze tot een goed einde te brengen. Op
6 augustus 2014 is veroordeelde geplaatst op de Forensisch Psychiatrische Afdeling ‘Ipse de Bruggen’ te Poortugaal. De eerste drie maanden van de opname verblijft veroordeelde in de observatiefase, waarna begin november 2014 een behandelplan zal worden opgesteld.
De getuige-deskundige heeft geadviseerd de ISD-maatregel voort te zetten. Aangezien veroordeelde zich nog in de observatiefase bevindt heeft er nog geen behandeling plaatsgevonden en is het risico op recidive nog niet verminderd. Daarnaast beschikt veroordeelde niet over huisvesting. Indien de maatregel wordt opgeheven wordt de kans op recidive zeer hoog geacht.
De officier van justitie heeft zich bij dit standpunt aangesloten en voortzetting van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders gevorderd.
De veroordeelde heeft zich bij monde van zijn raadsman gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt dat ter voorkoming van strafbare feiten door de veroordeelde in de toekomst van groot belang is dat hij zal worden behandeld. Om die reden is veroordeelde inmiddels geplaatst op de Forensisch Psychiatrische Afdeling ‘Ipse de Bruggen’ te Poortugaal. De veroordeelde wordt daar op dit moment geobserveerd. Na observatie zal een behandelplan worden opgesteld. Nu de observatieperiode bijna is beëindigd en een behandelplan kan worden opgesteld en het recidiverisico zonder behandeling als zeer hoog wordt ingeschat, is de rechtbank van oordeel dat voortzetting van de ISD-maatregel noodzakelijk en wenselijk is. Daarom ziet de rechtbank geen aanleiding de maatregel te beëindigen.
De rechtbank heeft gelet op artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank verstaat dat de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, opgelegd aan [veroordeelde] voornoemd, wordt voortgezet.
Deze beslissing is genomen door:
mr. A.R. Creutzberg, voorzitter,
mrs. M.A.E. Somsen en M.P. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G.C. van de Ven-de Vries, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 oktober 2014.
Mr. M.P. Glerum is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.