ECLI:NL:RBMNE:2014:6058

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 november 2014
Publicatiedatum
25 november 2014
Zaaknummer
16-653938-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarigen en niet toerekeningsvatbaarheid van verdachte

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 21 november 2014, stond de verdachte terecht voor ontuchtige handelingen met twee minderjarige meisjes, [benadeelde A] en [benadeelde B]. De feiten waren gepleegd in de periode van 2011 tot 2013, waarbij de verdachte op dat moment achttien jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging betrekking had op feiten die vóór de inwerkingtreding van de Wet adolescentenstrafrecht waren gepleegd, maar heeft besloten deze toch gelijktijdig te behandelen in het belang van de verdachte. Tijdens de zitting op 7 november 2014 heeft de verdachte zich laten bijstaan door zijn advocaat, mr. J. Peters.

De rechtbank heeft de verklaringen van de benadeelden en de verdediging zorgvuldig gewogen. De officier van justitie achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging betwistte dat de verdachte de feiten had gepleegd. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de ontuchtige handelingen met [benadeelde A], en sprak de verdachte daarvan vrij. Echter, voor de handelingen met [benadeelde B] oordeelde de rechtbank dat er wel voldoende bewijs was, maar dat de verdachte niet toerekeningsvatbaar was. Dit werd onderbouwd door psychologische en psychiatrische rapporten die wezen op de verstandelijke beperking en autistische stoornis van de verdachte.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat het bewezen verklaarde feit niet aan hem kon worden toegerekend. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, aangezien er geen straf of maatregel werd opgelegd aan de verdachte. De rechtbank heeft in haar beslissing rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16-653938-13 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 21 november 2014.
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Sri Lanka) op [1994],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[woonplaats], [adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 7 november 2014. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. J. Peters, advocaat te Amersfoort.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.
Sinds 1 april 2014, met de inwerkingtreding van de Wet adolescentenstrafrecht, voorziet artikel 495 lid 4 en verder van het Wetboek van Strafvordering in de mogelijkheid voor de kinderrechter om strafbare feiten gepleegd tijdens minderjarigheid en tijdens meerderjarigheid van de verdachte gevoegd te behandelen en in één vonnis af te doen. Volgens het bijzonder overgangsrecht van de Wet adolescentenstrafrecht vindt deze mogelijkheid uitsluitend toepassing met betrekking tot strafbare feiten die zijn begaan ná de inwerkingtreding van die wet.
In de onderhavige zaak heeft de officier van justitie dergelijke feiten op één dagvaarding aangebracht voor de meervoudige kamer van deze rechtbank. Volgens de tenlastelegging zijn alle feiten begaan vóór 1 april 2014.
Gezien het belang van verdachte bij gelijktijdige berechting van alle ten laste gelegde feiten en de omstandigheid dat deze feiten deels met elkaar samenhangen en zij naar het oordeel van de rechtbank bij voorkeur niet worden gesplitst in een gedeelte voor en een gedeelte na het bereiken van de leeftijd van achttien jaren, brengt een doelmatige rechtspleging met zich dat de rechtbank alle voormelde feiten – ook al zijn zij begaan voor de inwerkingtreding van de Wet adolescentenstrafrecht – gelijktijdig behandelt en in één vonnis opneemt, alsmede in dit vonnis uitspraak doet en een beslissing neemt omtrent de eventuele strafoplegging ter zake al deze voormelde feiten. De raadsman en de officier van justitie hebben ter terechtzitting met deze wijze van afdoening ingestemd.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 mei 2011 te Amersfoort
primairontuchtige handelingen, mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, heeft gepleegd met [benadeelde A],
subsidiairontuchtige handelingen heeft gepleegd met die [benadeelde A];
feit 2:in de periode van 1 januari 2013 tot en met 1 februari 2013 te Amersfoort ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [benadeelde B];
feit 3:op 2 februari 2013 te Amersfoort
primairdie [benadeelde B] heeft verkracht,
subsidiairontuchtige handelingen, mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, heeft gepleegd met die [benadeelde B].

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aan hem ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op de inhoud van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen. De verklaringen van [benadeelde A] en [benadeelde B] worden voldoende ondersteund door ander bewijs.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de hem onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en verzoekt de rechtbank dan ook om verdachte daarvan vrij te spreken.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit heeft de verdediging benadrukt dat de verklaring van [benadeelde A] haaks staat op die van verdachte en dat op basis van deze verklaringen niet kan worden vastgesteld wat er tussen verdachte en [benadeelde A] is gebeurd.
Ten aanzien van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft de verdediging benadrukt dat verdachte heeft verklaard dat hij en [benadeelde B] alleen hebben gezoend en dat [benadeelde B] dat ook wilde. Verder staan de verklaringen van verdachte en [benadeelde B] lijnrecht tegenover elkaar. De verdediging is van mening dat meer waarde moet worden gehecht aan de verklaring van verdachte dan aan die van [benadeelde B].
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem onder 1, primair en subsidiair, ten laste gelegde feit heeft begaan en zal verdachte daarvan dan ook vrijspreken.
De rechtbank overweegt daartoe dat de verklaring van [benadeelde A] onvoldoende wordt ondersteund door – onafhankelijk – bewijs om te kunnen vaststellen wat er in de ten laste gelegde periode tussen verdachte en [benadeelde A] precies is voorgevallen.
4.3.2
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en baseert zich daarbij op het volgende.
Het bewijs
[benadeelde B], geboren op [2000], heeft verklaard dat zij vanaf januari 2013 verkering had met verdachte. [1] [benadeelde B] en verdachte hebben gezoend, met de tong erbij. Verdachte zat aan haar borsten te voelen. Hij ging met zijn handen onder haar T-shirt. Na 2 februari 2013 zei haar moeder dat ze het contact met hem beter kon verbreken. [2]
Verdachte heeft verklaard dat hij met [benadeelde B] heeft getongzoend. [3]
Bewijsoverweging
Gelet op het feit dat zowel verdachte als [benadeelde B] in Amersfoort wonen, dat zij in de ten laste gelegde periode beiden op een school in Amersfoort zaten en uit het dossier niet blijkt dat het ten laste gelegde buiten Amersfoort heeft plaatsgevonden, acht de rechtbank bewezen dat het feit in ieder geval in het arrondissement Midden-Nederland is gepleegd.
4.3.3
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem onder 3, primair en subsidiair, ten laste gelegde feit heeft begaan en zal verdachte daarvan dan ook vrijspreken.
De rechtbank overweegt daartoe dat de verklaring van [benadeelde B] onvoldoende wordt ondersteund door – onafhankelijk – bewijs om te kunnen vaststellen of en wat er op de ten laste gelegde datum, en zo ja op welke locatie, is voorgevallen tussen [benadeelde B] en verdachte. De rechtbank neemt daarbij mede in overweging dat de verklaring van [benadeelde B] op essentiële punten niet alleen innerlijk tegenstrijdig is, maar ook strijdig is met hetgeen verdachte en getuigen hebben verklaard.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
feit 2
op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot
en met 1 februari 2013 in het arrondissement Midden-Nederland, met [benadeelde B], geboren op [2000], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande (telkens) in het een of meermalen ontuchtig
- brengen van zijn, verdachtes, handen onder de bovenkleding van die [benadeelde B] en
- betasten en/of aanraken van de borsten van die [benadeelde B] en
- brengen van zijn, verdachtes, tong in de mond van die [benadeelde B].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
feit 2:met iemand beneden de leeftijd van 16 jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft kennis genomen van het psychologisch onderzoek pro justitia van 30 september 2014 van drs. F. Jonker, GZ-psycholoog. In dit rapport wordt onder meer het volgende geconstateerd.
Verdachte is lijdende aan een verstandelijke beperking, aan een autistische stoornis en aan het syndroom van Klinefelter. Dit was ook het geval ten tijde van het ten laste gelegde. Verdachte kreeg testosteron toegediend om de gevolgen van Klinefelter te behandelen. Testosteron veroorzaakt tevens de ontwikkeling van seksuele lustgevoelens. Het ontbreekt verdachte echter aan ontwikkelingsvaardigheden om een seksuele relatie aan te gaan, namelijk empathisch vermogen en het kunnen remmen van het gedrag. Deze combinatie heeft geleid tot een basale seksuele drift zonder mogelijkheden tot remming.
De rapporterende psycholoog adviseert op grond hiervan om verdachte voor het hem ten laste gelegde feit niet toerekeningsvatbaar te achten.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het psychiatrisch onderzoek pro justitia van 2 oktober 2014 van C.J. van Gestel, psychiater. In dit rapport wordt onder meer het volgende geconstateerd.
Verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling die het best kan worden omschreven als een autistische stoornis en matige zwakzinnigheid. Dit bestond ook ten tijde van het ten laste gelegde. Verdachte, die een overmaat aan seksuele impulsen ervoer onder invloed van het hem toegediende testosteron, kon op grond van zijn neiging snel en repetitief genoegens na te streven zonder oog voor anderen – alle symptomen van autisme – geen weerstand aan deze impulsen bieden. Zijn verstandelijke beperking versterkte deze tendens, alsook verdachte zijn afhankelijkheid van anderen voor het reguleren van impulsen.
Ook de rapporterend psychiater adviseert op grond hiervan om verdachte voor het hem ten laste gelegde feit niet toerekeningsvatbaar te achten.
De rechtbank neemt de conclusies van de rapporterende psycholoog en psychiater over en maakt die tot de hare. De rechtbank zal de verdachte dan ook niet toerekeningsvatbaar verklaren en hem ontslaan van alle rechtsvervolging.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat, in verband met de kans op herhaling, aan verdachte een geheel voorwaardelijke PIJ-maatregel moet worden opgelegd, met een proeftijd van twee jaar, en met als bijzondere voorwaarden dat verdachte zich laat begeleiden door Bureau Jeugdzorg, zich zal laten behandelen bij De Wier, een cursus seksuele voorlichting zal volgen en zich zal houden aan een contactverbod met [benadeelde A] en [benadeelde B].
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank primair verzocht om aan verdachte geen (voorwaardelijke) PIJ-maatregel op te leggen en daartoe verwezen naar de rapportages van de deskundigen en hetgeen zij over het gevaar voor herhaling in hun rapport van 2 oktober 2014 hebben opgemerkt. Subsidiair heeft de verdediging de rechtbank verzocht om de psychiater, de psycholoog en de internist van verdachte als getuigen te horen over de recidivekans en eventueel op te leggen PIJ-maatregel.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beantwoording van de vraag of een maatregel, en zo ja, welke maatregel dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het feit zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld. Verdachte heeft ontuchtige handelingen gepleegd met een meisje van twaalf jaar oud, waarmee hij op dat moment verkering had, terwijl verdachte op dat moment achttien jaar was. Door het plegen van de bewezen verklaarde ontuchtige handelingen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke, geestelijke en seksuele integriteit van het slachtoffer. Dit kan een normale en gezonde seksuele ontwikkeling van het jonge slachtoffer doorkruisen.
De rechtbank heeft in rubriek 7 overwogen dat verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat het feit hem niet kan worden toegerekend.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de onder rubriek 7 genoemde rapportages, welke d.d. 6 november 2014 door zowel de psycholoog als de psychiater aangevuld.
De rechtbank stelt voorop dat in het geval van verdachte, die volledig ontoerekeningsvatbaar is, enkel de oplegging van een al dan niet voorwaardelijke PIJ-maatregel tot de mogelijkheden behoort en heeft zichzelf de vraag gesteld of het opleggen van een PIJ-maatregel in casu in de rede ligt. Hoewel naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte, niet kan worden uitgesloten dat er sprake is van gevaar voor herhaling, beantwoordt de rechtbank deze vraag negatief. De rechtbank acht oplegging van een PIJ-maatregel te zwaar in relatie tot het bewezen verklaarde feit. Daarbij overweegt de rechtbank dat er een duurzaam en controlerend netwerk rondom verdachte aanwezig is waarbinnen ieder is doordrongen van de problematiek en ieder tracht al het mogelijke te doen om herhaling te voorkomen. Zo is er door ouders (tevens curator) besloten dat er een abrupt einde moest worden gemaakt aan de testosteron-toediening, meteen toen de verdenking tegen verdachte bij hen bekend werd. Daarmee lijkt een mogelijk gevaar voor herhaling optimaal te worden ondervangen.
De rechtbank zal dan ook geen PIJ-maatregel opleggen aan de verdachte.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de vorderingen van de benadeelde partijen moeten worden toegewezen, waarbij aan beide benadeelde partijen een gelijk bedrag wordt toegekend. De officier van justitie refereert zich, voor wat betreft de hoogte van dat bedrag, aan het oordeel van de rechtbank.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht de benadeelde partijen niet-ontvankelijk re verklaren in hun vorderingen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde A]
De benadeelde partij [benadeelde A] heeft een bedrag van € 2.000,- gevorderd als vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het onder 1 ten laste gelegde feit, ter zake van immateriële schade.
Nu aan verdachte – zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht – geen straf of maatregel wordt opgelegd, zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde B]
De benadeelde partij [benadeelde B] heeft een bedrag van € 1.000,- gevorderd als vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten, ter zake van immateriële schade.
Nu aan verdachte – zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht – geen straf of maatregel wordt opgelegd, zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit artikel luidde ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
De rechtbank:
verklaart het onder 1, primair en subsidiair, en onder 3, primair en subsidiair, ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
feit 2:met iemand beneden de leeftijd van 16 jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen;
verklaart het bewezene strafbaar;
verklaart verdachte voor het bewezene niet strafbaar en ontslaat hem van alle rechtsvervolging ter zake daarvan;
verklaart,
ten aanzien van feit 1, de benadeelde partij [benadeelde A] niet-ontvankelijk in haar vordering;
verklaart,
ten aanzien van de feiten 2 en 3, de benadeelde partij [benadeelde B] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.P.C.M. Waarts, voorzitter en tevens kinderrechter,
mrs. H.A. Gerritse en M.A.E. Somsen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G.C. van de Ven-de Vries, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 november 2014.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
Primair
hij
op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot
en met 31 mei 2011 te Amersfoort, althans in het arrondissement Utrecht
met [benadeelde A], geboren op [1998], die de leeftijd van twaalf, maar
nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt
ontuchtige handelingen heeft gepleegd die (telkens) hebben bestaan uit of mede
hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde A]
, hebbende verdachte (telkens) meermalen, in ieder geval eenmaal,
- zijn, verdachtes, penis in/tegen de anus, althans tussen de billen en/of
in/tegen de vagina van die [benadeelde A] gebracht en/of gehouden en/of (vervolgens)
(heen en weer) bewogen en/of
- een of meer vinger(s) in/tegen de schaamstreek en/of in/tegen de vagina
en/of de schaamlippen van die [benadeelde A] geduwd en/of gebracht en/of gehouden
en/of
- met zijn, verdachtes hand(en) en/of vinger(s) de vagina van die [benadeelde A]
betast en/of aangeraakt en/of
- zijn, verdachtes, penis laten betasten en/of zich laten aftrekken door die
[benadeelde A] en/of
- met zijn, verdachtes hand(en) en/of vinger(s) de borsten van die [benadeelde A]
betast en/of aangeraakt en/of met zijn mond op/aan de borsten van die [benadeelde A]
gezogen en/of gelikt en/of
- die [benadeelde A] op haar mond gezoend;
Subsidiair
hij
op een of meer tijdstippen, in of omstreek de periode van 1 januari 2011 tot
en met 31 mei 2011 te Amersfoort, althans in het arrondissement Utrecht
met [benadeelde A], geboren op [1998], die toen de leeftijd van zestien
jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen
heeft gepleegd, bestaande (telkens) in het een of meermalen ontuchtig
- brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis tegen de anus, althans
tussen de billen en/of tegen de vagina van die [benadeelde A] en/of
- duwen en/of brengen en/of houden van een of meer van zijn, verdachtes,
vinger(s) tegen de schaamstreek en/of tegen de vagina
en/of de schaamlippen van die [benadeelde A] en/of
- laten betasten van zijn, verdachtes, penis en/of laten aftrekken door die
[benadeelde A] en/of
- betasten en/of aanraken van de vagina van die [benadeelde A] met zijn, verdachtes
hand(en) en/of vinger(s) en/of
- betasten en/of aanraken van de borsten van die [benadeelde A] met zijn,
verdachtes hand(en) en/of vinger(s) en/of het likken en/of zuigen op/aan de
borsten van die [benadeelde A] met zijn, verdachtes, mond en/of
- op de mond zoenen van die [benadeelde A];
2.
hij
op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot
en met 1 februari 2013 te Amersfoort, althans in het arrondissement
Midden-Nederland
met [benadeelde B], geboren op [2000], die toen de leeftijd van zestien
jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen
heeft gepleegd, bestaande (telkens) in het een of meermalen ontuchtig
- brengen van zijn, verdachtes, handen onder de bovenkleding van die [benadeelde B]
en/of
- betasten en/of aanraken van de borsten en/of het (naakte) bovenlichaam van
die [benadeelde B] en/of
- brengen van zijn, verdachtes, tong in de mond van die [benadeelde B];
3.
Primair
hij
op of omstreeks 2 februari 2013 te Amersfoort, althans in het arrondissement
Midden-Nederland
door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld
en/of een andere feitelijkheid [benadeelde B] heeft gedwongen tot het ondergaan
van handelingen die hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel
binnendringen van het lichaam
immers heeft hij, verdachte zijn penis (met kracht) in de vagina van die
[benadeelde B] geduwd en/of gebracht en/of (vervolgens) (heen en weer) bewogen
en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die
bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat hij,
verdachte
- die [benadeelde B] op bed heeft geduwd en/of
- die [benadeelde B] bij haar polsen heeft gepakt en/of
- zijn elleboog op de buik van die [benadeelde B] heeft gedrukt en/of geduwd en/of
- de broek en/of de onderbroek van die [benadeelde B] uit heeft getrokken en/of
- bovenop die [benadeelde B] is gaan liggen;
Subsidiair
hij
op of omstreeks 2 februari 2013 te Amersfoort, althans in het arrondissement
Midden-Nederland
met [benadeelde B], geboren op [2000], die de leeftijd van twaalf, maar
nog niet die van zestien jaren bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen
heeft gepleegd die hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [benadeelde B], hebbende verdachte
- zijn tong in de mond van die [benadeelde B] gebracht en/of gehouden en/of
- de broek en/of onderbroek van die [benadeelde B] uitgetrokken en/of
- zijn penis (met kracht) in de vagina van die [benadeelde B] geduwd en/of gebracht
en/of gehouden en/of (vervolgens) (heen en weer) bewogen.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde B], opgenomen op pagina 201-202, van het proces-verbaal met nummer PL0981-2013051343, van politie te Utrecht, in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 214.
2.Het proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde B], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, p. 206-208.
3.De verklaring verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 7 november 2014.