ECLI:NL:RBMNE:2014:5984

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 november 2014
Publicatiedatum
21 november 2014
Zaaknummer
378823/ HA RK 14-234
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in omgangsregeling

In deze wrakingszaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 november 2014 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van mr. E.J. van Rijssen, een rechter die betrokken was bij de behandeling van een verzoek tot wijziging van de omgangsregeling van de dochters van verzoeker. Het wrakingsverzoek werd ingediend door verzoeker, die meende dat de rechter partijdig was. De procedure begon met een mondelinge behandeling op 24 oktober 2014, waar verzoeker aanwezig was, maar mr. Van Rijssen niet. Verzoeker stelde dat hij geen vertrouwen had in de objectiviteit van de rechter en dat hij een geluidsopname van de zitting wilde, wat niet mogelijk was. Hij voegde hieraan toe dat hij geen vrouwelijke rechter wilde, wat hij onderbouwde met de opmerking dat vrouwelijke professionals vaak de rechten van vaders niet zouden erkennen.

De wrakingskamer, bestaande uit mr. drs. M.C.P. de Ridder, mr. A. van Holten en mr. G.J.J.M. Essink, heeft het verzoek tot wraking als kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen. De rechtbank oordeelde dat verzoeker geen feiten of omstandigheden had aangedragen die de vrees voor partijdigheid objectief konden rechtvaardigen. De enkele omstandigheid dat er geen geluidsopname werd gemaakt, was onvoldoende om aan te nemen dat de rechter partijdig was. Bovendien werd opgemerkt dat het niet gebruikelijk is om zittingen op te nemen. De rechtbank concludeerde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trokken en wees het wrakingsverzoek af. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: 378823/ HA RK 14-234
beslissing van 7 november 2014 van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken, zitting houdend te Lelystad
op het verzoek in de zin van artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker tot wraking,
verder te noemen verzoeker.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 9 oktober 2014
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 13 oktober 2014
- het ongedateerde schriftelijke verweer van mr. E.J. van Rijssen
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 24 oktober 2014 in het openbaar behandeld. Bij de mondelinge behandeling is verzoeker verschenen. Mr. E.J. van Rijssen is niet verschenen.
Voorts is mevrouw [naam] bij de mondelinge behandeling aanwezig geweest.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling van 24 oktober 2014 heeft verzoeker de
wrakingskamer, bestaande uit mr. drs. M.C.P. de Ridder, mr. A. van Holten en
mr. G.J.J.M. Essink gewraakt. Aan het verzoek tot wraking van de wrakingskamer heeft verzoeker ten grondslag gelegd dat hij van mening is dat mevrouw [naam] niet ter zitting van de wrakingskamer -waarbij zijn verzoek tot wraking van mr. Van Rijssen behandeld wordt - aanwezig dient te zijn. Het door verzoeker ingediende wrakingsverzoek is immers een zaak tussen hem en mr. Van Rijssen. Nadat de voorzitter aan verzoeker heeft medegedeeld dat het mevrouw [naam] op grond van de wet is toegestaan deze zitting bij te wonen, heeft verzoeker hieraan toegevoegd dat hij alle rechters zal wraken die mevrouw [naam] bij de behandeling van een wrakingsverzoek aanwezig laten zijn.
1.4
De wrakingskamer heeft, na beraad, aan verzoeker medegedeeld dat zijn zojuist ter zitting gedane wrakingsverzoek als kennelijk niet-ontvankelijk buiten behandeling wordt gelaten, nu verzoeker heeft verklaard dat hetzelfde wrakingsverzoek zal worden gedaan tegen alle rechters die mevrouw [naam] aanwezig laten zijn bij de behandeling van enig wrakingsverzoek, zonder dat verzoeker enig op de persoon van de leden van de huidige wrakingskamer betrekking hebbende feiten of omstandigheden naar voren heeft gebracht.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. E.J. van Rijssen als rechter (hierna te noemen: de rechter) in de behandeling van het door Bureau Jeugdzorg Utrecht ingediende verzoek tot wijziging van de omgangsregeling van [dochter 1] en [dochter 2], de dochters van verzoeker en mevrouw [naam], geregistreerd onder zaaknummer C/16/377764/ JE RK 134/2212.
2.2.
Verzoeker heeft objectieve partijdigheid aan zijn verzoek tot wraking ten grondslag gelegd. Zowel bij e-mail van 13 oktober 2014 als ter zitting heeft verzoeker het verzoek nader toegelicht en daaraan ten grondslag gelegd dat hij bij aanvang van de zitting aan mr. Van Rijssen heeft verzocht de zitting op te nemen, zodat in het proces-verbaal van de zitting een integrale weergave van de zitting opgenomen kan worden. Verzoeker heeft er namelijk geen vertrouwen in dat door slechts de notulering van de griffier er een volledige en objectieve weergave van de zitting komt. Mr. Van Rijssen heeft geen gehoor gegeven aan dit verzoek. Daar komt bij dat de meeste kinderrechters vrouwen zijn en dat 99% van de vrouwelijke professionals weigert de rechten van de vader te erkennen.

3.Het standpunt van de rechter

3.1.
De rechter heeft in haar schriftelijk verweer het navolgende naar voren gebracht. Er heeft geen inhoudelijke behandeling van de zaak plaatsgevonden, omdat het wrakingsverzoek direct na binnenkomst van verzoeker in de zittingszaal is gedaan. Verzoeker wenste dat de zitting integraal werd opgenomen. Ook gaf hij aan dat hij geen vrouwelijke rechter wilde. De rechter heeft aangegeven dat zij ter zitting heeft medegedeeld dat zij op dat moment niet over opnameapparatuur beschikte.

4.De beoordeling

4.1.
Bij de beoordeling van het wrakingsverzoek moet worden getoetst aan de norm van zowel artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) als artikel 6 EVRM, dit alles in samenhang met de door de Hoge Raad en de door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens ontwikkelde criteria. Van gebrek aan onpartijdigheid kan sprake zijn, indien de rechter vanwege een persoonlijke overtuiging bevooroordeeld is.
Ook kan daarvan sprake zijn, indien objectief bepaalde feiten of omstandigheden de rechtzoekende grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt.
4.2.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de
rechter in de hiervoor bedoelde zin dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn
aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke
omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat
een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de partij
bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is.
4.3.
In deze zaak is dat niet het geval. De door verzoeker aangevoerde gronden
betreffen geen feiten of omstandigheden die erop wijzen dat de rechterlijke onpartijdigheid
van de genoemde rechter schade zou kunnen lijden. Verzoeker heeft zijn wrakingsverzoek in de eerste plaats gestoeld op het feit dat er geen geluidsopname werd gemaakt van de zitting. De enkele omstandigheid dat een rechter niet toelaat dat er een geluidsopname van de zitting wordt gemaakt is onvoldoende om partijdigheid aan te kunnen nemen. Het is overigens ook niet gebruikelijk dat van een zitting een geluidsopname wordt gemaakt.
Voorts heeft verzoeker aan zijn verzoek tot wraking ten grondslag gelegd dat de rechter een vrouw is. Het enkele feit dat verzoeker de mening is toegedaan dat elke vrouwelijke professional weigert de rechten van de vader te erkennen en de moeder steunt, vormt niet een omstandigheid die objectief bezien gegronde aanleiding geeft om te twijfelen aan de onpartijdigheid van de rechter.
4.4.
Nu verzoeker ook overigens geen feiten en omstandigheden heeft gesteld op grond
waarvan kan worden geoordeeld dat de rechter blijk heeft gegeven van partijdigheid dan wel
van vooringenomenheid dan wel dat de vrees van vooringenomenheid objectief
gerechtvaardigd is, zal de rechtbank het wrakingsverzoek afwijzen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst het verzoek tot wraking van mr. E.J. van Rijssen af;
5.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan
verzoeker en mr. E.J. Van Rijssen, alsmede aan de voorzitter van de afdeling civiel recht en de president van deze rechtbank.
Deze beslissing is gegeven door mr. drs. M.C.P. de Ridder, voorzitter, mr. A. van Holten en
mr. G.J.J.M. Essink als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. B.F. Hammerle,
griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2014.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.