AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Poging tot zware mishandeling van levensgezel en mishandeling van derde
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 19 november 2014, stond de verdachte terecht voor de poging tot zware mishandeling van zijn levensgezel en de mishandeling van een derde. De feiten vonden plaats op 17 mei 2014 en 13 juni 2014. De verdachte, geboren in 1969 in Korea, werd bijgestaan door zijn advocaat mr. L.M.F. Aarts. Tijdens de zittingen op 27 augustus en 5 november 2014 werd de vordering van de officier van justitie besproken, die onder andere een gevangenisstraf eiste.
De tenlastelegging omvatte twee feiten: de poging tot zware mishandeling van de levensgezel, waarbij de verdachte haar bij de nek optilde, haar keel dichtkneep en haar meermalen stompten en trapte, en de mishandeling van een derde persoon, waarbij de verdachte deze met kracht in het gezicht sloeg. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging betoogde dat de poging tot zware mishandeling niet bewezen kon worden.
De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de bewezenverklaring van beide feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht, een meldplicht, een ambulante behandelverplichting en een alcoholverbod. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, vooral gezien de impact van huiselijk geweld en de herhaalde geweldpleging door de verdachte, die onder invloed van alcohol handelde. De rechtbank besloot ook tot de tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling, waarbij de proeftijd werd verlengd.
Voetnoten
1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende proces-verbaal, nr. PL0900-2014123607(A), bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering (pagina 1 tot en met 39). Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 17 mei 2014, met bijlage, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1], hoofdagent van politie Eenheid Midden-Nederland, opgenomen op pagina 17 tot en met 23, met name pagina 17 en 19.
3.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 5 november 2014.
4.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende proces-verbaal, nr. PL0900-2014153474 (ongenummerd, inhoudende 18 pagina’s), bevinden. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
5.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] d.d. 13 juni 2014, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2], hoofdagent van politie Eenheid Midden-Nederland, pagina 1 tot en met 3, met name pagina 2.
6.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] d.d. 13 juni 2014, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3], hoofdagent van politie Eenheid Midden-Nederland, pagina 1 en 2.
7.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 juni 2014, met bijlage, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4], hoofdagent van politie Eenheid Midden-Nederland, pagina 1 tot en met 3, met name pagina 1.
8.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 5 november 2014.