Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het verloop van de procedure
2.De feiten
‘werkzaamheden herhuisvesting’aan KOW zijn opgedragen, heeft NVZA uiteindelijk ongeveer € 17.500,-- (in plaats van de aanvankelijk verwachte € 11.000,--) aan KOW betaald. Voor aanvullende werkzaamheden (van een projectmanager) in het kader van de inrichting van het nieuwe kantoor voor het NVZA-bureau heeft KOW een vervolgofferte uitgebracht. Voor dit extra werk, dat mede in overleg met de achtereenvolgende penningmeesters, de heren [C] en[F], is uitgevoerd, heeft NVZA nog eens ongeveer € 22.000,-- aan KOW betaald.
‘gevoel van onveiligheid’en
‘gebrek aan vertrouwen’en drongen aan op (een) gesprek(ken) met [verweerder] en een afgevaardigde van het bestuur onder leiding van een onafhankelijke mediator. In reactie hierop heeft NVZA de heer [J] als bemiddelaar ingeschakeld. Op 7 april 2014 hebben de genoemde bureaumedewerkers de urgentie benadrukt van verbetering van hun werkverhouding met [verweerder]. Blijkens hun e-mail van 13 april 2014 aan de heren [J] en [C] waren de vier bureaumedewerkers er teleurgesteld en ontstemd over dat de interventie van [J] gericht was op andere onderwerpen dan de verhouding van [verweerder] met het bureau. In mei 2014 hebben deze bureaumedewerkers gedreigd zich collectief ziek te melden, indien niet werd ingegrepen in de volgens hen onwerkbare en ziekmakende situatie.
‘de laatste fase van de ziekte’van haar echtgenoot. Over de werkverhouding met het bureau schreef zij dat sprake was van
‘een ramkoers gepleegd vanuit enkele bureaumedewerkers op de positie van directeur en op mijn persoon.’[verweerder] liet weten
‘(a)l anderhalve jaar lang (-) de samenwerking met sommige bureaumedewerkers als een positiestrijd’te ervaren
‘met de vernoemde escalatie als resultaat.’Zij meende zich in het ingezette proces tot normalisering van de verhoudingen constructief te hebben opgesteld door zich
‘op de zijlijn’te houden
‘om het proces een eerlijke kans te geven.’Ze voelde zich
‘stelselmatig vleuggellam’gemaakt door de volgens haar ondermijnende acties van bedoelde bureaumedewerkers, maar ook door de bemoeienis van de nieuwe voorzitter van het bestuur, de heer [B].
‘crisissituatie’in het bureau en het functioneren van [verweerder] als directeur besproken. Het bestuur verzocht [verweerder] om na te denken over mediation. De heer [B] kreeg opdracht om met de bureaumedewerkers te spreken en ook aan hen mediation voor te stellen.
‘machtsstrijd’en een
‘afrekencultuur.’De vier door [B] gehoorde bureaumedewerkers waren van mening dat mediation een gepasseerd station was, dat er daarvoor inmiddels teveel was voorgevallen. [verweerder] sprak zich uit voor mediation.
‘de verhoudingen bestuur-directeur-bureau volstrekt onwerkbaar zijn geworden en niet meer gerepareerd kunnen worden.’Geadviseerd werd om [verweerder] een vaststellingsovereenkomst aan te bieden, hetgeen op 10 juli 2014 is gebeurd. In de conceptovereenkomst is de beëindigingsvergoeding gesteld op drie maandsalarissen. Op 11 juli 2014 hebben [L] en [M] met [verweerder] gesproken. [verweerder] heeft daarin te kennen gegeven het voorstel tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst niet te kunnen beoordelen, omdat haar man naar verwachting binnen enkele weken zou overlijden. Op 14 juli 2014 adviseerden de onderzoekers aan het bestuur om de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te beëindigen. Daarop heeft NVZA haar gemachtigde opdracht gegeven een ontbindingsprocedure te starten.
‘een burn-out met depressieve en angstkenmerken’vaststellen.
3.Het verzoek
i) verduistering (door het aanwenden van NVZA-gelden voor privédoeleinden) en
ii) belangenverstrengeling (door het aangaan van een affectieve en seksuele relatie met een zakenpartner en door in dat verband haar financiële bevoegdheden te overschrijden). Deze dringende redenen vormen ook gewichtige redenen voor (voorwaardelijke) ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Daarnaast voert NVZA de volgende dringende redenen tot ontbinding aan:
4.Het verweer
ii). Tot een maximum van € 25.000,-- was zij zelfstandig bevoegd met derden overeenkomsten aan te gaan die passen binnen het bestuursbeleid. De heer [C] is begin december 2013 akkoord gegaan met een aantal investeringsvoorstellen (onder andere betreffende ict-voorzieningen). De verhuizing van het bureau is naar tevredenheid van het bestuur volbracht.
ien
vii). Zij was gerechtigd hotelovernachtingen met de NVZA-creditcard te betalen, indien dat in verband met late werkzaamheden in Den Haag nodig was. Dat was bij de door haar met de creditcard van NVZA betaalde overnachtingen in 2013 het geval. Zij heeft niet met de heer [E] in het Carlton hotel overnacht. De andere onkosten die [verweerder] als bureaudirecteur heeft gemaakt (in verband met een congres en een cursus) zijn steeds via de financieel medewerker door de heren [A]of [C] goedgekeurd. Verwezen wordt naar de schriftelijke verklaring die laatstgenoemden hierover, op verzoek van de gemachtigde van [verweerder], op 22 september 2014 hebben afgelegd.
v.) het budget voor de campagne te hebben overschreden.
vi.), is in overleg met de heer [A]besloten. Het aantrekken van deze zzp-ers valt, gelet op de daarmee gemoeide bedragen, binnen de tekenbevoegdheid van [verweerder] als bureaudirecteur.
‘simpelweg (te) parachuteren (als) directeur’van het bureau, hebben de bureaumedewerkers hun ongenoegen over de verhuizing en de op stapel staande veranderingen
‘geprojecteerd op de directeur’en zijn de
‘fricties tussen nieuwe voorzitter en directeur’het gevolg geweest van het feit dat de heer [B] zijn rol als voorzitter geheel anders invulde dan de heer [A]. Dat [verweerder] als directeur naar behoren heeft gefunctioneerd, blijkt ook uit de verklaring die mevrouw [K], bureausecretaris, heeft afgelegd.
5.De beoordeling
ien
ii) alsmede dringende redenen die bij het verlenen van het ontslag op staande voet geen rol spelen (als bedoeld onder
iiitot en met
vii). De kantonrechter zal hierna achtereenvolgend beoordelen of deze aangevoerde redenen kunnen worden aangemerkt als dringende redenen tot ontbinding.
ii). [verweerder] heeft deze relatie weliswaar betwist, maar in dit geding moet het er op grond van de tekst en connotatie van de tussen [verweerder] en de heer [E] gewisselde WhatsApp-, email- en sms-berichten voor worden gehouden dat er ten tijde van het aangaan en de uitvoering van de aan KOW opgedragen werkzaamheden in het kader van de voorgenomen verplaatsing van het NVZA-bureau een intieme, meer dan uitsluitend zakelijke, relatie tussen beiden heeft bestaan. In het midden kan blijven of [verweerder] en [E] met elkaar een seksuele relatie, hoe dat begrip ook zou moeten worden gedefinieerd, hebben gehad. Gezien haar directeursfunctie en de daaruit voortvloeiende (ook financiële) verantwoordelijkheden heeft [verweerder] redelijkerwijs moeten beseffen dat zij ervan behoorde af te zien om KOW, het bedrijf van [E], in te schakelen, althans had zij er bij het bestuur tijdig melding van dienen te maken dat tussen haar en [E] een meer dan zakelijke verhouding bestond. Door dit na te laten heeft [verweerder] de schijn van belangenverstrengeling gewekt en aanleiding gegeven voor het vermoeden dat KOW voor de opgedragen werkzaamheden een hogere vergoeding heeft ontvangen dan anders het geval zou zijn geweest. Nog los van de vraag of NVZA inderdaad financieel is benadeeld, treft [verweerder] hiervan een ernstig verwijt.
‘KOW offerte past binnen de bevoegdheden van de directeur. Er is door de penningmeester en directeur wel regelmatig overleg geweest over de voortgang omtrent de huisvesting. Er is echter door de directeur geen regelmatige rapportage van de totale gemaakte en nog te maken kosten gegeven. De uiteindelijke rekening van KOW was niet bekend bij de penningmeester. Het resultaat van de nieuwe huisvesting wordt als zeer bevredigend beschouwd.’Indien [C] hierbij uitsluitend het oog mocht hebben gehad op de eerste offerte en opdracht aan KOW (in het kader van de acquisitie van een nieuwe locatie), geldt hetzelfde voor de vervolgopdracht (betreffende de verhuizing en inrichting). Weliswaar had het op de weg van [verweerder] gelegen om de penningmeester op de hoogte te houden van het aantal uren dat KOW aan de opdrachten besteedde, maar nu er over het door KOW bereikte resultaat geen klachten zijn geweest, is niet aannemelijk dat KOW meer uren heeft gedeclareerd dan redelijkerwijs benodigd waren voor de uitvoering van de opdrachten.
i) van dat zij op kosten van NVZA meermalen samen met [E] in het Carlton hotel in Den Haag heeft overnacht. [verweerder] heeft dit weersproken en stelt dat haar hotelovernachtingen samenhingen met de uitoefening van haar functie van bureaudirecteur en dat was overeengekomen dat NVZA deze kosten zou dragen. De kantonrechter laat in het midden of [verweerder] samen met [E] in het hotel heeft verbleven, nu niet is gesteld dat het gestelde verblijf van hem aldaar tot hogere kosten heeft geleid dan wanneer [verweerder] alleen in het hotel had overnacht. Het gaat NVZA nu eenmaal niet aan met wie (of hoe) [verweerder] haar vrije tijd doorbrengt. In de arbeidsrelatie tussen NVZA en [verweerder] is slechts van belang of zij de kosten van de hotelovernachtingen met de creditcard van NVZA heeft mogen voldoen. Tussen partijen is niet in geschil dat, zoals de heer [A]heeft verklaard,
‘(t)en aanzien van hotelovernachtingen is afgesproken dat de directeur van een hotelovernachting gebruik mocht maken, wanneer een vergadering/bijeenkomst in Den Haag tot laat in de avond doorliep en zij de volgende dag ook weer in Den Haag moest zijn.’NVZA stelt zich op het standpunt dat hiervan op de relevante data geen sprake was. [verweerder] houdt het tegenovergestelde vol. Op basis van het over en weer gestelde kan in deze ontbindingsprocedure niet worden vastgesteld wie op dit punt het gelijk aan haar zijde heeft. De overgelegde pagina’s uit een agenda geven hierover geen uitsluitsel. Ook moet in aanmerking worden genomen dat een deel van het werk van een directeur als [verweerder], zoals het onderhouden van samenwerkingsrelaties binnen het relevante netwerk, zich niet steeds beperkt tot een geplande bijeenkomst of vergadering, maar ook na afloop daarvan kunnen doorlopen. Nu geen uiterste tijdstip voor de avondlijke werkzaamheden is afgesproken, moet [verweerder] enige vrijheid worden gelaten bij de beoordeling of van haar kon worden gevergd ’s avonds naar [woonplaats] terug te rijden. Voorstelbaar (en niet zonder meer verwijtbaar) is dat hierbij haar belastende thuissituatie mede een rol heeft gespeeld. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat [verweerder] op rekening van NVZA in het hotel mocht overnachten.
iiitot en met
vii). [verweerder] heeft niet voldoende gemotiveerd weersproken dat zij niet bevoegd was zonder overleg met het bestuur haar verplichting tot betaling van het werknemersdeel van de pensioenpremie om te zetten in een afbetalingsregeling (ad
iii). Omdat in september 2013 was overeengekomen dat de pensioenvoorziening met terugwerkende kracht tot de aanvang van het dienstverband zou worden gerealiseerd en een periodieke nabetaling door [verweerder] voor de hand lag, is echter niet aannemelijk dat NVZA hierdoor schade heeft geleden.
ivheeft gemaakt. Het moge zo zijn dat [verweerder] in de gegeven omstandigheden geen offerte aan Taigle International had behoren te vragen, maar haar handelwijze heeft NVZA niet geschaad omdat er geen overeenkomst tot stand is gekomen. Niet gesteld of gebleken is dat [verweerder], ware zij niet wegens ziekte uitgevallen, eigenmachtig met Taigle International in zee zou zijn gegaan.
v). De heer [C] heeft hieromtrent verklaard dat [verweerder] in contact met Booming Experience
‘niet conform de begroting en daarmee ook niet conform de kaders van de bevoegdheden van de directeur’heeft gehandeld. Hiervan maakt NVZA [verweerder] terecht een verwijt.
vien
vii) kunnen bij de beantwoording van de vraag of er dringende redenen tot ontbinding bestaan geen rol spelen. De heer [A]heeft verklaard dat de inschakeling van mevrouw [N] en de heer [O] als zzp-ers met hem is besproken en in bestuursvergadering aan de orde is geweest. De heer [C] heeft verklaard dat het aantrekken van deze zzp-ers, gelet op de daarmee gemoeide bedragen, valt binnen de tekenbevoegdheid van [verweerder] als bureaudirecteur. Ook ten aanzien van de door [verweerder] gemaakte (en door NVZA betaalde) onkosten voor haar reis naar het ASHP-congres in Orlando, en de daar gehuurde auto, alsmede haar deelname aan de SIR Pharma cursus kan [verweerder] geen onzorgvuldig handelen worden verweten.
iii,
iven
vgenoemde terecht enig verwijt maakt, maar dat deze omstandigheden - op zichzelf en in onderlinge samenhang beschouwd - geen dringende redenen in de zin van artikel 7:677 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) zouden hebben opgeleverd indien de arbeidsovereenkomst deswege onverwijld zou zijn opgezegd. Deze gronden kunnen dan ook niet als dringende redenen tot ontbinding worden aangemerkt.
ii) dat [verweerder] het bestuur er niet over heeft geïnformeerd dat tussen haar en de heer [E] een meer dan zakelijke verhouding bestond en dat zij de schijn van belangenverstrengeling heeft gewekt, overweegt de kantonrechter dat een afweging van de aard en ernst van het aan [verweerder] gemaakte verwijt tegen haar persoonlijke omstandigheden tot de slotsom leidt dat van een dringende reden voor ontslag op staande voet, en - daarmee - van een dringende reden voor ontbinding, geen sprake is. Vast staat dat in de periode dat van [verweerder], gezien haar directeursfunctie en de daarmee samenhangende verantwoordelijkheid, mocht worden verwacht dat zij het bestuur over haar privé relatie met de heer [E] inlichtte haar echtgenoot lijdende was aan een ongeneeslijke spierziekte. Dat zij hierdoor thuis onder grote druk stond, is alleszins begrijpelijk. Ook op haar werk, in de relatie met de bureaumedewerkers, stond [verweerder] bloot aan spanningen. Zij werd geconfronteerd met veel verzet tegen haar persoon en met grote weerstand tegen de door haar door te voeren organisatorische veranderingen. Onder deze omstandigheden kan niet worden gezegd dat sprake was van een dringende reden voor ontbinding.
iii,
iven
v) heeft nagelaten het bestuur over haar acties te informeren, te solitair is opgetreden en zich onvoldoende door bestuursbeleid heeft laten leiden, enkel daaruit kan niet worden opgemaakt dat zij de vereiste bekwaamheid voor de functie mist. Hetgeen NVZA daarnaast over haar functioneren heeft gesteld (zoals het niet behalen van doelstellingen, de inschakeling van derden/adviseurs en haar wijze van omgaan met kritiek), kan niet worden losgezien van de omstandigheden waaronder [verweerder] haar entree in de NVZA-organisatie heeft gemaakt en de oppositie die de bureaumedewerkers tegen haar hebben gevoerd. De indruk ontstaat dat [verweerder] weliswaar niet steeds voldoende rekening heeft gehouden met de gevoeligheden die haar komst en de op stapel staande veranderingen bij de bureaumedewerkers wekten, maar tevens dat haar - vooral na de voorzitterswisseling in september 2013 - door het bestuur te weinig steun en dekking is geboden. Tekenend in dat verband is dat het bestuur in maart 2014, toen dat opportuun leek, heeft nagelaten een onafhankelijke mediator in te schakelen en dat het bestuur in juli 2014 - toen de situatie verder was geëscaleerd - onvoldoende autonoom is opgetreden en zich voornamelijk door de opstelling van bureaumedewerkers heeft laten bepalen.