ECLI:NL:RBMNE:2014:5783

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 november 2014
Publicatiedatum
13 november 2014
Zaaknummer
16-655090-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een arbeidsdeskundige voor ontuchtige handelingen met een slachtoffer in een kwetsbare positie

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 november 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als arbeidsdeskundige werkzaam was. De verdachte is beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met een slachtoffer, van wie hij wist dat zij in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een periode van ongeveer een jaar seksuele handelingen heeft verricht met het slachtoffer, terwijl zij zich in een herbeleving bevond van eerdere traumatische ervaringen. De verdachte heeft verklaard dat hij dacht dat zijn handelingen hielpen bij de traumaverwerking van het slachtoffer, maar de rechtbank oordeelde dat hij misbruik heeft gemaakt van zijn positie en de kwetsbaarheid van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de aanklacht van verkrachting, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van twaalf maanden opgelegd, waarvan zes maanden voorwaardelijk, en een schadevergoeding van €5.000,-- aan het slachtoffer toegewezen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het misbruik van vertrouwen door de verdachte, die geen therapeut was en zich niet als zodanig had moeten gedragen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/655090-13 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 13 november 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1955],
wonende te [woonplaats], [adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 30 oktober 2014. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. W.J. Ausma, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd.
De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
gedurende de periode van ongeveer een jaar [slachtoffer] heeft verkracht
en / of
gedurende een periode van ongeveer een jaar met [slachtoffer], van wie verdachte wist dat zij in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed, dat zij niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die (mede) hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
en/of
gedurende een periode van ongeveer een jaar ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer], terwijl hij werkzaam was als ambtenaar en terwijl [slachtoffer] aan zijn gezag onderworpen was en aan zijn waakzaamheid was toevertrouwd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste feit in alle drie de varianten. Daarmee kan volgens haar wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de gedragingen zoals strafbaar gesteld in de artikelen 242, 243 en 249 van het Wetboek van Strafrecht. Zij baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen, alsmede op de verklaring van verdachte ter terechtzitting.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het aan de verdachte ten laste gelegde feit. De raadsman heeft bepleit dat vrijspraak moet volgen voor het deel van de tenlastelegging dat ziet op artikel 242 Wetboek van Strafrecht, het deel dat ziet op artikel 243 Wetboek van Strafrecht en het deel dat ziet op artikel 249 Wetboek van Strafrecht. Hiertoe heeft de raadsman verschillende argumenten naar voren gebracht. De rechtbank zal deze in het vonnis - op de plaats waar dat relevant is - bespreken, en daarbij enkel ingaan op die standpunten die deugdelijk zijn onderbouwd en zijn voorzien van een ondubbelzinnige conclusie.
4.3
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Tijdens een gesprek met het bureau integriteit van het UWV op 25 september 2012 heeft
[slachtoffer] -zakelijk weergegeven- het volgende verklaard:
Op 22 maart 2010 had ik mijn eerste gesprek met mijn arbeidsdeskundige [verdachte]. Na dit eerste gesprek volgden meer gesprekken. Het ging in die periode niet goed met mij. Tijdens die gesprekken merkte [verdachte] dat ik het psychisch erg moeilijk had. Ik vertoonde kenmerken van angst die hij signaleerde, oppakte en waar hij nader op in ging. [verdachte] ging mij steeds meer persoonlijke vragen stellen en vragen over mijn angstprobleem. [2]
Ik heb hem verteld wat ik aan traumatische ervaringen heb opgelopen. Ik ben seksueel misbruikt. [verdachte] vond dat de angst, het verdriet en de pijn die ik heb, mij in de weg staan om de maatschappij in te gaan en hij wilde mij daar wel een handje bij helpen. Ik was nog steeds bezig met mijn traumaverwerking en dat heeft hij gesignaleerd. [3]
De gesprekken die ik met [verdachte] voerde waren een uitvraag over mijn traumatische ervaringen. Tijdens het vertellen hierover werd ik telkenmale weer angstig en voelde ik iedere keer weer die pijn terugkomen die ik toen ervaren heb, omdat het nog (deels) onverwerkte trauma’s zijn. Ik kreeg “flash-backs” (herbelevingen) daarover en beleefde op zo’n moment alles weer opnieuw. Ik raakte mijzelf “kwijt”. [4]
Op 19 januari 2011 bezocht [verdachte] mij voor de 5e maal op mijn huisadres te [woonplaats]. [5] Wederom ging het gesprek over mijn opgelopen trauma. [6]
Ik moest van [verdachte] op mijn traumaplek blijven staan. Op dat moment herbeleefde ik dingen die ik niet wilde. Op dat moment was ik heel instabiel. Op dat moment is [verdachte] naar mij toe gekomen en heeft me vastgepakt met zijn armen om mij heen en hield me zo strak vast. Ik was aan het herbeleven. Ik kon niet meer praten en lag verstijfd en met herinneringspijn op de grond. Op dat moment legde hij zijn hand in mijn kruis (met mijn broek aan). Hij masseerde een paar minuten mijn kruis met mijn broek aan. Zodra ik weer controle had over mijn spieren kroop ik weg. Hij zei: Daar zit veel pijn. Ik ga je helpen. [7]
Op 17 februari 2011 bezocht hij mij voor de 6e maal op mijn huisadres. Het ging precies zoals op 19 januari 2011. Ik herbeleefde alles opnieuw. [verdachte] maakte mijn broek los. Ik verlamde van angst nadat [verdachte] mijn broek naar beneden had getrokken. Het werd letterlijk zwart voor mijn ogen. Op het moment dat het zwart voor mijn ogen ver weg was, was ik verlamd van angst, herinneringspijn en uitputting. Op dat moment zat hij al diep met zijn vinger in mijn vagina en was hij met vingeren bezig. Ik kon niet meer praten door de shock wat er gebeurde. Op het moment dat hij dacht dat de pijn eruit was, stopte hij met vingeren. Dat was op het moment dat ik weer controle had over mijn spieren en snel van de plek wegkroop. [8]
Op 20 april 2011 ging het gesprek wederom over mijn opgelopen trauma. Opnieuw moest ik naar de plek van het trauma. Op het moment dat ik opnieuw verlamde, vingerde hij mij zeker 20 minuten. Hij wisselde dat af door met zijn vinger ook anaal te gaan. Hij praatte over mijn proces, dat ik de pijn uit mijn lijf moest laten gaan. [9]
Op 2 mei 2011 bezocht [verdachte] mij voor de 8e maal op mijn huisadres. Opnieuw moest ik naar de plek van het trauma en gebeurde hetzelfde. Hij vingerde mij. [10]
Op 18 januari 2012 bezocht [verdachte] mij voor de 9e maal op mijn huisadres. [verdachte] nam mij mee naar de slaapkamer. Daar ging ik al snel mijn trauma herbeleven. Hij vingerde me hard en duwde de vibrator een klein stukje mijn vagina in. Hij haalde de vibrator minutenlang heen en weer. [11]
Verdachte heeft op 4 december 2013 ten overstaan van de politie -zakelijk weergegeven- het volgende verklaard:
Na september 2010 is het fysieke contact tussen mij en [slachtoffer] begonnen. [12] Ik heb haar vastgehouden. Ik heb mijn hand in haar kruis gelegd, met en zonder textiel ertussen. [13] Het is een aantal keer gebeurd dat ik mijn hand in haar kruis legde en dat ik met één vinger naar binnen ging in haar vagina. Het zal zo zijn dat zij in een herbeleving zat. [14] Het ging eerst met textiel ertussen. Daarop kreeg ik de reactie dat het goed was en dat ik daarmee de pijn weghaalde. Naar aanleiding daarvan ging dat verder. [15] Ik heb mijn hand in haar kruis gelegd en daar heel langzaam mee bewogen. Ik heb ook compressie gebruikt op haar anus. Omdat de pijn eerder uit haar vagina was gekomen, dacht ik, op dezelfde manier kan ik die pijn daar weghalen. Ik heb zonder overleg mijn hand op haar anus gelegd. Daar heb ik mijn vinger een heel klein stukje ingestopt. [16]
Ze had twee vibrators. Ik heb ze gepakt. Ik wist wel iets wat ik daarmee moest doen. [17]
Verdachte heeft ter terechtzitting -zakelijk weergegeven- het volgende verklaard:
De vibrators heb ik in haar vagina naar binnen gebracht en heen en weer bewogen.
Verdachte heeft ter terechtzitting -zakelijk weergegeven- verder het volgende verklaard:
Door het eerste fysieke contact kreeg [slachtoffer] een herbeleving. Toen ik mijn hand in haar kruis had gelegd, zei [slachtoffer] achteraf dat het geholpen had. Ze zei dat de pijn eruit kwam. Daaruit trok ik de conclusie dat die methode haar hielp. Dat maakte dat ik op een gegeven moment naar binnen ben gegaan. Het was tijdens een herbeleving en vlak daarna. Ik ben geen therapeut. Ik wist dat [slachtoffer] getraumatiseerd was door gebeurtenissen in het verleden. Zij nam mij daarover in vertrouwen. Zo heeft zij bijvoorbeeld aan mij verteld dat zij op 7-jarige leeftijd door drie mannen is verkracht. Als zij uit een herbeleving kwam, was zij weer duidelijk in contact. Ik zag dat sprake was van een herbeleving als zij heel erg aan het trillen was. Tijdens een herbeleving was zij niet in staat haar wil kenbaar te maken. Op het moment dat zij uit een herbeleving kwam, gaf zij aan hoe het met haar was.
Ik wist dat [slachtoffer] in therapie was en dat ze behandeld werd. Ze zei dat ze vond dat de therapie niet snel genoeg ging. Dat steeds kleine stapjes werden gezet. Ik ben meegegaan in het zetten van grote stappen.
Ik verrichtte tijdens herbelevingen seksuele handelingen met haar, omdat zij dan de meeste pijn had. Daarom legde ik juist die momenten mijn hand in haar kruis. Als zij weer terug was, praatten we erover. [18]
In haar verklaring inzake klacht mevr. [slachtoffer] heeft dr. [getuige], psychotherapeut, de achtergrond en behandelgeschiedenis van mevr. [slachtoffer] toegelicht. Zij heeft daarover -zakelijk weergegeven- vermeld:
Mevr. [slachtoffer] is zeer ernstig getraumatiseerd vanaf een zeer jonge leeftijd door seksueel misbruik, fysieke mishandeling en emotionele verwaarlozing door veel verschillende daders. Als gevolg hiervan ontwikkelde zij ernstige en chronische posttraumatische stress klachten (PTSS) en dissociatieve klachten. [19]
Psychotherapeute [getuige] heeft als getuige -zakelijk weergegeven- het volgende verklaard.
Ik heb gepubliceerd op het gebied van chronische traumatisering en dissociatieve storingen. [slachtoffer] kwam bij mij omdat zij haar trauma wilde verwerken. Zij vertelde dat ze een vriend of kennis had die met haar traumaverwerking aan het doen was. Hij deed een methode om naar één van haar trauma’s te gaan en haar die gevoelens te laten herhalen. Dat is nergens voor nodig als je een trauma hebt. Dat is her traumatiserend. [20] Ik sluit niet uit dat de arbeidsdeskundige wist of op de hoogte was van het feit dat als hij haar op die plek zou laten gaan of tegen zich aan zou drukken, zij terug zou kunnen gaan in een herbeleving en hij daar misbruik van zou kunnen maken. Ze zou verlammingsverschijnselen krijgen en hij zou dan zijn gang kunnen gaan. Als je dan je vingers in iemands vagina steekt, kan die zich niet verweren. [21]
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
T.a.v. artikel 242 Wetboek van Strafrecht
Voor een bewezenverklaring van het in artikel 242 Wetboek van Strafrecht neergelegde strafbare feit dient sprake te zijn van dwang. Ten laste is gelegd dat de verdachte dwang heeft uitgeoefend door opzettelijk misbruik te maken van zijn uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, bestaande uit de wetenschap van de verdachte van het getraumatiseerde verleden van [slachtoffer], de invloed van de verdachte op de vraag in hoeverre [slachtoffer] arbeidsgeschikt zou worden verklaard en de beïnvloedbaarheid en de geestesgesteldheid van [slachtoffer].
De rechtbank is van oordeel dat op basis van genoemde omstandigheden weliswaar kan worden vastgesteld dat sprake was een afhankelijkheidsrelatie van [slachtoffer] ten opzichte van de verdachte, maar dat het enkele bestaan van een afhankelijkheidsrelatie onvoldoende is voor het aannemen van dwang in de zin van artikel 242 Wetboek van Strafrecht. Voor zover [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte haar heeft gedwongen de seksuele handelingen te ondergaan, vindt deze verklaring geen steun in ander objectief bewijsmateriaal.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan dit onderdeel van de tenlastelegging, zodat zij de verdachte hiervan zal vrijspreken.
T.a.v. artikel 243 Wetboek van Strafrecht
Gelet op de redengevende feiten en omstandigheden die in voornoemde bewijsmiddelen zijn vervat, acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht neergelegde strafbare feit.
Voor een bewezenverklaring van artikel 243 Wetboek van Strafrecht is vereist dat sprake is van het plegen van handelingen die (mede) bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van iemand, van wie de dader weet dat zij verkeert in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht, dan wel
lijdt aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens dat hij of zij als gevolg daarvan niet of onvolkomen in staat is omtrent de seksuele handelingen:
- hetzij haar wil te bepalen;
- hetzij die wil kenbaar te maken;
- hetzij weerstand te bieden tegen die handelingen.
Uit de verklaringen van [slachtoffer] kan worden afgeleid dat de door verdachte bij haar verrichtte seksuele handelingen steeds begonnen op het moment dat zij zich in een herbeleving bevond. Verdachte heeft dat zelf ook bevestigd. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij tijdens een herbeleving heel instabiel was, dat zij dan niet meer kon praten en dat haar lichaam verstijfd was. Ze was dan verlamd van angst, herinneringspijn en uitputting. Pas nadat zij uit de herbeleving was gekomen, had zij weer controle over haar spieren. De psychotherapeut van [slachtoffer], [getuige], heeft bevestigd dat [slachtoffer] tijdens een herbeleving verlammingsverschijnselen kon krijgen. [getuige] heeft verklaard dat als je onder die omstandigheden je vingers in iemands vagina steekt, diegene zich niet kan verweren.
Een herbeleving, zoals hiervoor omschreven, kan naar het oordeel van de rechtbank worden aangemerkt als een toestand waarin sprake is van verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij wist wat een herbeleving was en
dat hij wist dat [slachtoffer] op dergelijke momenten niet in staat was haar wil kenbaar te maken. Met die wetenschap had hij [slachtoffer] met meer voorzichtigheid moeten benaderen. Hij wist dat [slachtoffer] getraumatiseerd was ten gevolge van seksueel misbruik in het verleden en hij was zich ervan bewust dat hij op dat gebied geen therapeut was. Desondanks is hij haar gevolgd in haar wens om, anders dan therapeute [getuige] deed, grote stappen te zetten in haar traumaverwerking. Op basis van zijn eigen gevoel succes te bereiken met zijn ‘behandeling’ is hij daarmee doorgegaan. De reacties van [slachtoffer] achteraf vormden de aanleiding voor dat gevoel van succes. De verdachte had er niet op mogen vertrouwen dat [slachtoffer] in haar getraumatiseerde toestand, ook buiten de momenten van herbelevingen om, in staat was daaromtrent haar wil te bepalen dan wel kenbaar te maken. Uitsluitend op basis van de reacties van [slachtoffer] achteraf, had hij niet tijdens volgende momenten van herbeleving steeds weer verdergaande seksuele handelingen met haar mogen verrichten.
Dat [slachtoffer] e-mails en sms-berichten heeft gestuurd aan de verdachte waarin zij lijkt aan te dringen op afspraken met de verdachte, maakt voornoemd oordeel niet anders. Het in dat kader door de raadsman aangehaalde e-mailbericht d.d. 16 november 2010 is bovendien door [slachtoffer] geschreven voorafgaand aan de ten laste gelegde periode. Niet vastgesteld kan worden dat de verdachte reeds op dat moment seksuele handelingen bij [slachtoffer] verrichtte.
De rechtbank ziet geen aanleiding om, zoals de raadsman voorwaardelijk heeft verzocht, onderzoek te doen naar de gesteldheid van [slachtoffer] en meer duiding te geven aan de ‘herbelevingen’. Nu verdachte zelf ter terechtzitting heeft verklaard dat hij wist wat een herbeleving was en dat [slachtoffer] op dergelijke momenten niet in staat was haar wil kenbaar te maken, bestaat daartoe geen noodzaak.
Op basis van de verklaringen van [slachtoffer] kan worden vastgesteld dat de verdachte handelingen bij [slachtoffer] heeft verricht die mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam. De verklaringen van de verdachte vormen hiervoor een bevestiging. Niet kan worden vastgesteld dat de verdachte [slachtoffer] in zijn bijzijn haar eigen vagina heeft laten betasten, dat hij de vagina van [slachtoffer] heeft gelikt en dat hij zijn penis in de vagina en anus van [slachtoffer] heeft gebracht. Voor deze onderdelen van de tenlastelegging vindt de verklaring van [slachtoffer] geen steun in andere bewijsmiddelen. De rechtbank zal de verdachte daarom van die onderdelen van de tenlastelegging vrijspreken.
T.a.v. artikel 249 Wetboek van Strafrecht
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het als ambtenaar plegen van ontucht met een persoon die aan zijn gezag onderworpen is of aan zijn waakzaamheid is toevertrouwd, zoals strafbaar gesteld in artikel 249 Wetboek van Strafrecht.
Voor een bewezenverklaring van dit deel van de tenlastelegging is volgens vaste jurisprudentie vereist dat sprake is van een juridische, geformaliseerde relatie tussen de ambtenaar en het slachtoffer. Beslissend hiervoor is wat formeel of normaal tot de taak van de ambtenaar kan worden gerekend. Voor strafbaarheid is vereist dat het slachtoffer zich ten opzichte van de ambtenaar in een dwangmatige positie bevindt. Een voortgezette relatie valt niet meer onder het bereik van artikel 249 Wetboek van Strafrecht.
[slachtoffer] was ten tijde van de ten laste gelegde periode op arbeidsdeskundig gebied niet meer afhankelijk van de verdachte. De mate van haar arbeidsgeschiktheid was al vastgesteld en haar scholingstraject was goedgekeurd. Het dossier van [slachtoffer] behoefde arbeidskundig gezien niet meer geopend te worden. De afspraken die zij met de verdachte had, zagen op haar traumaverwerking, hetgeen normaliter niet tot de taak van een arbeidsdeskundige kan worden gerekend. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat geen sprake meer was van een ten opzichte van de verdachte dwangmatige positie van [slachtoffer] zoals vereist voor een bewezenverklaring onder artikel 249 Wetboek van Strafrecht. Zij zal de verdachte daarom vrijspreken van het onderdeel van de tenlastelegging dat valt onder de reikwijdte van artikel 249 Wetboek van Strafrecht.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op tijdstippen in de periode van 19 januari 2011 tot en met 18 januari 2012 te [woonplaats], met
[slachtoffer], van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, te weten in een herbeleving van een eerdere traumatische gebeurtenis, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, te weten:
- het drukken van zijn lichaam tegen het lichaam van die [slachtoffer] en
- het (over de kleding) aanraken van de schaamstreek van die [slachtoffer] en
- het brengen en bewegen van een vinger in de vagina van die [slachtoffer] en
- het brengen en bewegen van een vinger in de anus van die [slachtoffer] en
- het brengen en bewegen van vibrators in de vagina van die [slachtoffer].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Met iemand, van wie hij weet dat zij in staat van verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeert handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 (vier) jaren, met aftrek van voorarrest, waarvan 1 (één) jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren, met als bijzondere voorwaarden reclasseringscontact en behandeling door De Waag.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld, voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring zal komen, dat de eis van de officier van justitie te hoog is. Gelet op de bijzondere omstandigheden van deze zaak, de blanco justitiële documentatie van de verdachte en het tijdsverloop, dient in de visie van de verdediging te worden volstaan met een voorwaardelijke gevangenisstraf en eventueel een werkstraf.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte is zich vanuit zijn functie als arbeidsdeskundige gaan gedragen als traumabehandelaar, terwijl hij hiervoor geen deskundigheid heeft. Hij heeft het vertrouwen van het slachtoffer gewekt en aan haar gedetailleerde vragen gesteld over haar traumatische verleden. Hierdoor raakte zij in een zeer kwetsbare positie. Van die kwetsbare positie heeft verdachte misbruik gemaakt door op momenten dat het slachtoffer zich in een herbeleving bevond seksuele handelingen bij haar te verrichten. Hij heeft dit gedaan gedurende een periode van ruim een jaar. In plaats van de trauma’s bij het slachtoffer weg te nemen, heeft de verdachte haar nieuwe trauma’s bezorgd. De gevolgen van het misbruik zijn voor het slachtoffer zodanig, dat zij haar reïntegratietraject heeft moeten staken en teruggeworpen is in haar behandeling. De rechtbank rekent de verdachte vooral aan dat hij, ook als hij nu terugkijkt, meent dat zijn goede intenties vooropstaan en het laakbare van zijn handelen slechts ten dele inziet.
Ook voor de verdachte heeft het voorgaande arbeidsrechtelijke consequenties gehad. Zijn baan bij het UWV is hij kwijt geraakt. Alhoewel dit ontslag voor de verdachte al voelt als een zware sanctie, kan voor zijn gedrag een strafrechtelijke reactie niet uitblijven. Daarvoor is het feit te ernstig. Gelet op de ernst en het karakter van het feit, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf de enige passende strafmodaliteit is. Vanuit het oogpunt van generale preventie, gaat alleen vanuit een dergelijke straf het juiste signaal naar de samenleving uit.
De rechtbank houdt wel rekening met de justitiële documentatie van verdachte d.d.
10 september 2014, waaruit blijkt dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het feit dat de gedragingen van verdachte sterk context gebonden zijn geweest. De reclassering heeft in het rapport d.d.
18 februari 2014 vermeld dat de verdachte ervan overtuigd is dat hij niet opnieuw in een dergelijke situatie zal komen en heeft het recidiverisico dan ook laag ingeschat.
Al deze omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat de oplegging van een gevangenisstraf van 12 (twaalf) maanden, waarvan 6 (zes) maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 (twee) jaren in deze zaak op zijn plaats is. Nu het recidiverisico laag is ingeschat en geen duidelijke behandeldoelen zijn vastgesteld, ziet de rechtbank geen toegevoegde waarde in de oplegging van bijzondere voorwaarden. Zij wijkt daarmee af van de officier van justitie. Ook qua hoogte van de gevangenisstraf wijkt de rechtbank af van de eis van de officier van justitie, omdat zij tot een andere, beperktere bewezenverklaring is gekomen. Met name de vrijspraak voor het deel van de tenlastelegging dat verkrachting inhoudt, maakt dat met een lagere straf kan worden volstaan.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] heeft zich gevoegd als benadeelde partij en een schadevergoeding verzocht voor de schade die zij stelt te hebben geleden door het ten laste gelegde feit. De vordering bestaat allereerst uit een bedrag van € 30.000,-- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast heeft de benadeelde partij de vergoeding verzocht van een bedrag van € 5.059,31 voor de kosten van rechtsbijstand. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat deze kosten kunnen worden beschouwd als rechtstreekse schade van het ten laste gelegde feit en niet als proceskosten. Ten aanzien van beide posten wordt verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Mocht de rechtbank ten aanzien van de kosten van rechtsbijstand beslissen dat deze niet kunnen worden toegewezen in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel, dan heeft de benadeelde partij verzocht haar in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren. In ieder geval heeft de benadeelde partij verzocht de kosten van rechtsbijstand niet toe te wijzen als proceskosten.
De verdediging heeft de vordering inhoudelijk bestreden en onder meer aangevoerd dat - gelet op het getraumatiseerde verleden van de benadeelde partij - in de strafzaak niet kan worden vastgesteld welke schade het gevolg is van het handelen van verdachte.
De rechtbank overweegt dat duidelijk is geworden dat het niet goed gaat met de benadeelde partij en dat dit mede het gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Gelet op het traumatische verleden van de benadeelde partij, is echter moeilijk vast te stellen in welke mate het bewezenverklaarde feit de huidige toestand van de benadeelde partij heeft beïnvloed. Dit is een zodanig moeilijke beoordeling, dat de behandeling van de gehele vordering hierdoor een onevenredige belasting zou vormen voor het strafgeding. Omdat wel vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreekse immateriële schade heeft geleden, zal de rechtbank als voorschot een schadevergoeding toekennen van € 5.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De rechtbank zal de benadeelde partij in het overige gedeelte van haar vordering betreffende de immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren.
Voor de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel geldt het vereiste dat de geleden schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde strafbare feit in de zin van artikel 51a Wetboek van Strafvordering. Kosten van rechtsbijstand kunnen niet als dergelijke schade worden aangemerkt. De kosten van de raadsvrouw voor het verlenen van bijstand in het kader van het getuigenverhoor bij de rechter-commissaris vallen onder de normale kosten van rechtsbijstand. Dat deze kosten ten gevolge van het getuigenverhoor hoog zijn uitgevallen, kan niet zonder meer voor rekening van de verdachte komen. Zulks geldt te meer, daar de noodzaak van de aanwezigheid van de raadsvrouw bij het getuigenverhoor onvoldoende is gebleken. Tijdens de terechtzitting is immers naar voren gekomen dat de psychotherapeute van [slachtoffer], mevr. [getuige], ook bij het getuigenverhoor aanwezig was.
Nu de rechtbank de kosten van rechtsbijstand niet aanmerkt als rechtstreekse schade en deze, in geval van toewijzing van de vordering, niet in aanmerking komen voor de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, komt de rechtbank niet toe aan de vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van deze kosten. Zij zal de benadeelde partij in dat deel van haar vordering daarom eveneens niet-ontvankelijk verklaren.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f en 243 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Met iemand, van wie hij weet dat hij in staat van verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeert handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
12(
twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, te weten
6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 5.000,-- (zegge vijfduizend euro) ter vergoeding van de immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 18 januari 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering tot vergoeding van de immateriële schade en in de vordering ter vergoeding van de kosten van rechtsbijstand niet-ontvankelijk is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer], € 5.000,-- (zegge vijfduizend euro) aan de Staat te betalen ter vergoeding van de immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 18 januari 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 60 (zestig) dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. H.A. Brouwer en J.G. van Ommeren, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W.M. Maase-Raedts, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 november 2014.
BIJLAGE : De tenlastelegging
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 januari
2011 tot en met 18 januari 2012 te Utrecht en/of [woonplaats], althans in Nederland,
door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld
en/of een andere feitelijkheid
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die hebben
bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het
lichaam, immers heeft hij, verdachte, meermalen, althans éénmaal,
- zijn lichaam tegen het lichaam van die [slachtoffer] aangeduwd/aangedrukt en/of
- ( over de kleding) de schaamstreek van die [slachtoffer] aangeraakt en/of
gestreeld en/of
- die [slachtoffer], in zijn bijzijn, haar eigen vagina laten betasten en/of
strelen en/of
- ( een) vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of geduwd en/of
bewogen en/of
- de vagina van die [slachtoffer] gelikt en/of
- ( een) vinger(s) in de anus van die [slachtoffer] gebracht en/of geduwd en/of
bewogen en/of
- één of meerdere vibrator(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of
geduwd en/of bewogen en/of
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of geduwd en/of
bewogen en/of
- zijn penis in de anus van die [slachtoffer] gebracht en/of geduwd en/of bewogen,
bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die
bedreiging met geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin
dat verdachte,
(telkens) opzettelijk misbruik heeft gemaakt van (een) uit feitelijke
verhouding(en) voortvloeiend overwicht
(bestaande dat overwicht uit
de wetenschap bij verdachte dat die [slachtoffer] (seksueel) getraumatiseerd was
en/of
- de (grote) invloed van verdachte op de beantwoording van de vraag of die
[slachtoffer] (gedeeltelijk) arbeidsgeschikt zou worden verklaard en/of voor
welke arbeid zij geschikt zou zijn en/of
- de beïnvloedbaarheid van die [slachtoffer] en/of de geestesgesteldheid van die
[slachtoffer])
door:
- ( onverhoeds) zijn vinger(s) in de anus en/of de vagina van die [slachtoffer] te brengen en/of te
duwen en/of te houden en/of te bewegen en/of
- ( onverhoeds) zijn penis in de vagina en/of de anus van die [slachtoffer] te
brengen en/of te duwen en/of te houden en/of te bewegen en/of
- door de handen van die [slachtoffer] met een sjaal, althans een daarop gelijkend
voorwerp, op haar rug vast te binden en/of
- door meermalen tegen die [slachtoffer] te zeggen
* dat zijn, verdachtes, handelingen onderdeel waren van de therapie die hij
gaf waardoor die [slachtoffer] zich beter zou gaan voelen en/of weer zou kunnen
gaan werken en/of
* dat het een gunst was dat die [slachtoffer] een opleiding kon volgen en/of
* dat die [slachtoffer] niets over hun gesprekken en/of therapie en/of handelingen
tegen anderen mocht zeggen omdat dit gevolgen zou kunnen hebben voor
verdachte en die [slachtoffer],
in welke situatie die [slachtoffer] zich (telkens) niet kon en/of durfde te
verzetten en/of onttrekken tegen/aan die seksuele handelingen van verdachte
en/of daaraan geen weerstand kon en/of durfde te bieden;
en/of
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 januari 2011 tot en met
18 januari 2012 te Utrecht en/of [woonplaats], althans in Nederland, met [slachtoffer], van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed (te weten (een) herbeleving(en) van een eerdere traumatische gebeurtenis) dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd die hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, te weten:
- het duwen/drukken van zijn lichaam tegen het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- het (over de kleding) aanraken en/of strelen van de schaamstreek van die [slachtoffer] en/of
- het, in zijn bijzijn, door die [slachtoffer] laten betasten en/of strelen van haar eigen vagina en/of
- het brengen en/of duwen en/of bewegen van (een) vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het likken van de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het brengen en/of duwen en/of bewegen van (een) vinger(s) in de anus van die [slachtoffer] en/of
- het brengen en/of duwen en/of bewegen van één of meerdere vibrator(s) in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het brengen en/of duwen en/of bewegen van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het brengen en/of duwen en/of bewegen van zijn penis in de anus van die [slachtoffer];
en/of
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 januari
2011 tot en met 18 januari 2013 te Utrecht en/of [woonplaats], althans in Nederland,
terwijl hij toen werkzaam was als ambtenaar en die [slachtoffer] aan zijn gezag
onderworpen was en/of aan zijn waakzaamheid was toevertrouwd of aanbevolen,
ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer], immers heeft hij, verdachte, meermalen, althans éénmaal,
- zijn lichaam tegen het lichaam van die [slachtoffer] aangeduwd/aangedrukt en/of
- ( over de kleding) de schaamstreek van die [slachtoffer] aangeraakt en/of
gestreeld en/of
- die [slachtoffer], in zijn bijzijn, haar eigen vagina laten betasten en/of
strelen en/of
- ( een) vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of geduwd en/of
bewogen en/of
- de vagina van die [slachtoffer] gelikt en/of
- ( een) vinger(s) in de anus van die [slachtoffer] gebracht en/of geduwd en/of
bewogen en/of
- één of meerdere vibrator(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of
geduwd en/of bewogen en/of
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of geduwd en/of bewogen en/of
- zijn penis in de anus van die [slachtoffer] gebracht en/of geduwd en/of bewogen.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met nummer PL0981-2012226542 bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een gespreksverslag van het bureau integriteit van het UWV d.d. 25 september 2012 met kenmerk 2012-0136, door H.J.W. van den Oord, feitenonderzoeker en [slachtoffer], in aanwezigheid van mevr. [getuige], behandelend psychotherapeut van [slachtoffer] (hierna: een gespreksverslag van het bureau integriteit van het UWV d.d. 25 september 2012), pagina 67 bovenste gedeelte.
3.Een gespreksverslag van het bureau integriteit van het UWV d.d. 25 september 2012, pagina 68 bovenste gedeelte.
4.Een gespreksverslag van het bureau integriteit van het UWV d.d. 25 september 2012, pagina 68 onderste gedeelte.
5.Een gespreksverslag van het bureau integriteit van het UWV d.d. 25 september 2012, pagina 66 aanhef en pagina 73 onderaan.
6.Een gespreksverslag van het bureau integriteit van het UWV d.d. 25 september 2012, pagina 73 onderaan.
7.Een gespreksverslag van het bureau integriteit van het UWV d.d. 25 september 2012, pagina 74.
8.Een gespreksverslag van het bureau integriteit van het UWV d.d. 25 september 2012, pagina 75.
9.Een gespreksverslag van het bureau integriteit van het UWV d.d. 25 september 2012, pagina 76 onderste gedeelte.
10.Een gespreksverslag van het bureau integriteit van het UWV d.d. 25 september 2012, pagina 77.
11.Een gespreksverslag van het bureau integriteit van het UWV d.d. 25 september 2012, pagina 79.
12.Proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het verhoor van verdachte [verdachte] in een verhoorstudio, d.d. 4 december 2013, pagina 31 onderaan.
13.Proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het verhoor van verdachte [verdachte] in ene verhoorstudio, d.d. 4 december 2013, pagina 43 halverwege.
14.Proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het verhoor van verdachte [verdachte] in een verhoorstudio, d.d. 4 december 2013, pagina 44 bovenste gedeelte.
15.Proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het verhoor van verdachte [verdachte] in een verhoorstudio, d.d. 4 december 2013, pagina 44 halverwege.
16.Proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het verhoor van verdachte [verdachte] in een verhoorstudio, d.d. 4 december 2013, pagina 45 onderste helft.
17.Proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het verhoor van verdachte [verdachte] in een verhoorstudio, d.d. 4 december 2013, pagina 47 onderste helft.
18.De verklaring van de verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 30 oktober 2014.
19.Een verklaring inzake klacht mevr. [slachtoffer] door dr. [getuige], psychotherapeut d.d. 10 oktober 2012, pagina 98 halverwege.
20.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 28 februari 2013, pagina 112.
21.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 28 februari 2013, pagina 118 bovenste helft.