In deze zaak heeft de kinderrechter op 7 februari 2014 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige]. De minderjarige is onder toezicht gesteld van de Stichting Bureau Jeugdzorg Utrecht, en de ondertoezichtstelling loopt tot 9 juni 2014. De Stichting Gereformeerde Jeugdbescherming (SGJ) heeft op 23 april 2013 een verzoek ingediend tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor een periode van één jaar. De kinderrechter heeft eerder al meerdere malen de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd, waarbij de minderjarige in een pleeggezin verblijft.
Tijdens de zitting op 6 februari 2014 zijn de ouders, pleegouders en vertegenwoordigers van de SGJ en het Ambulatorium aanwezig geweest. De kinderrechter heeft de rapportage van het Ambulatorium in overweging genomen, waarin de ontwikkeling en de hechtingsproblematiek van de minderjarige zijn besproken. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige kwetsbaar is en dat haar hechtingsproblematiek een risico vormt bij een eventuele terugplaatsing naar de moeder. De moeder heeft moeite met het bieden van structuur en duidelijkheid, wat essentieel is voor de ontwikkeling van de minderjarige.
De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de moeder op dit moment niet in staat is om aan de opvoedbehoeften van de minderjarige te voldoen. De verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing is noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 9 juni 2014, met de mogelijkheid voor de ouders om hun rol in het leven van de minderjarige te blijven vervullen, waarbij aandacht is voor de loyaliteitsproblematiek.