4.1Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Verdachte [verdachte] heeft verklaard dat hij op 1 februari 2013, om ongeveer 21.30 uur, reed als bestuurder van een personenauto merk Alfa Romeo, over de weg van De Bilt in de richting Utrecht. Het was regenachtig weer. De weg was nat.
Ik reed op de rechter rijstrook. Ik kwam bij een kruising met verkeerslichten. Het gaat hier
over de kruising van de Biltse Rading met de snelweg naar Hilversum en het stadion.. Ik wilde die kruising rechtdoor gaande oversteken en doorrijden in de richting van Utrecht.
Toen ik op de kruising kwam, zag ik een auto aankomen. Ik zag dat die voor mij van links kwam. Ik zag dat ik een aanrijding niet meer kon vermijden. Ik zag en voelde dat ik met de door mij bestuurde auto een Citroën, kleur blauw, raakte met de linkerzijde van de door mij bestuurde auto die aan andere auto aan de rechter achterkant.
De getuige [getuige 1] heeft bij de politie het volgende verklaard.
Op 1 februari 2013 omstreeks 21.30 uur reed ik op de Biltse Rading. Ik reed richting Utrecht en naderde de kruising met de op- en afrit van de A27.
Ik was samen met mijn vriend [getuige 2]. Ik zag toen dat er een auto voor mij reed, eveneens in de richting van voornoemde kruising. Ik zag dat het voor ons geldende verkeerslicht rood was. Ik zag toen dat de bestuurder van de andere auto, een Alfa Romeo, niet stopte voor het rode licht maar doorreed. Ik zag dat op de kruising een auto van links ook de kruising opreed. Ik zag dat beide auto’s op elkaar botsten.
We stopten en stapten direct uit. Ik zelf liep naar de Alfa Romeo. Daar aangekomen zag ik een inzittende in deze auto. Ik liep naar hem toe en zei dat hij mee moest lopen naar de twee vrouwen in de auto wat hij ook deed. Ik had inmiddels geroken dat hij naar alcohol rook.
De getuige [getuige 2] heeft bij de politie het volgende verklaard.
Op 1 februari 2013 omstreeks 21.20 uur reed ik samen met mijn vriend [getuige 1] in een auto op de Biltse Rading in De Bilt. Wij wilden de autosnelweg A27 op in de richting van Hilversum.
Wij naderden de kruising en zagen dat al de verkeerslichten voor de kruising rood licht hadden. Ik zag toen dat links van ons een auto ons met hoge snelheid voorbij reed. Ik zag dat deze auto vervolgens niet stopte voor het rode licht maar doorreed.
Ik zag dat deze auto vervolgens tegen een andere auto aanreed, die van links deze kruising opreed.
De man uit de veroorzakende auto (…) rook naar alcohol.
De man die de aanrijding veroorzaakt heeft en zo agressief was, is de man die de politie even later op de grond duwde en boeide.
De getuige [slachtoffer 1] heeft bij de politie het volgende verklaard.
Op vrijdag 1 februari 2013 ben ik slachtoffer geworden van een verkeersongeval.
Op vrijdagavond was ik met mijn dochter in Utrecht geweest. Omstreeks 21.00 uur reden wij weer richting huis. Wij reden met mijn personenauto, merk Citroën, type C1 en voorzien van het kenteken [kenteken]. Ik zat naast mijn dochter als passagier.
Via de Sartreweg te Utrecht reden wij rechtsaf de Biltse Rading op om hierop volgend naar de rijksweg A27 te gaan.
Ik zag, na te zijn voorgesorteerd, het verkeerslicht op rood staan. Hierop stopte mijn dochter. Na enig moment sprong het verkeerslicht op groen. Hierna trok mijn dochter op.
Naar aanleiding van de aanrijding heb ik mij onder medische behandeling moeten laten stellen. Als gevolg van de aanrijding heb ik een snede in mijn voorhoofd, een hersenschudding, een gekneusde rechter boven- en onderarm, een bloeduitstorting op mijn rechter heup en een lichte bloeduitstorting op aan mijn linkerarm.
Als gevolg van het voornoemde letsel heb ik moeite met functioneren. Ik heb hoofdpijn en aangezichtspijn. Ik voel dat de bloeduitstortingen het functioneren van mijn rechterarm en been als ook dat van mijn gezicht beletten.
Uit de bijlage bij het zogeheten SEH-formulier betreffende het slachtoffer blijkt dat sprake is van tijdelijke ziekte en verhindering in de normale bezigheden. Dit blijkt onder meer uit de uitdraai van het medisch dossier waarin onder meer wordt vermeld:
“4-11-13: sinds paar dagen weer last van duizeligheid”
“09-04-13: herstel valt tegen, vorige week weer draai rug gemaakt en meer pijn”
“25-03-13: door rug gegaan. Wilde net volgende week weer terug naar werk”
“27-02-13: bij fysieke inspanning duizelig en misselijk”
“20-02-13: merkt nog erg vermoeid, zeker na wat inspanning, zelfs kleine klusje geven nog vermoeidheid en duizeligheid.”
“04-02-13: vanwege hersenschudding rustig aan doen”
De betrokkene [betrokkene] heeft bij de politie het volgende verklaard.
Op 1 februari 2013 omstreeks 21.15 uur ben ik samen met mijn moeder vertrokken vanuit de Ambachtstraat te Utrecht. Wij wilden via de Veemarkt in de richting van de Rijksweg A27 richting Hilversum rijden. (…) Aangekomen bij de eerste verkeerslichten voor het viaduct A27 zag ik dat het verkeerslicht op groen stond. Na de viaduct heb ik een rijstrook voor links afslaand verkeer. Ik zag dat dit verkeerslicht op rood stond. Ik ben toen stil gaan staan. Ik stond als eerste voor dit verkeerslicht.
Op gegeven moment zag ik dat het verkeerslicht voor links af op groen sprong. Ik trok vervolgens op. Op dat moment zag ik vanuit de tegenovergestelde richting lichten van auto’s komen. De lichten van de voorste auto trokken mijn aandacht omdat ik zag dat deze auto harder reed dan de andere auto’s.
Zoals gezegd ben ik nadat ik groen licht had gekregen opgetrokken. Na dit verkeerslicht krijg je meteen weer een verkeerslicht. Dit licht staat net voor de kruising met de weg uit De Bilt. Ik zag dat ook dit verkeerslicht op groen sprong.
Terwijl ik optrok en richting de kruising reed, keek ik naar rechts naar de auto die vanuit De Bilt kwamen. Met name naar de voorste auto. Ik zag namelijk dat deze zonder vaart te minderen gewoon doorreed.
Op het moment dat ik op de kruisende weg reed zag ik nog steeds dat die auto zonder vaart te verminderen door reed en recht op ons af kwam. Op dat moment gaf ik extra gas om te voorkomen dat die auto ons zou raken.
Het moment daarna stonden we in het gras.
Ten aanzien van feit 2 en 3:
Op 1 februari 2014 te 21.23 uur kregen de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] kennis van een verkeersongeval op de Biltse Rading te De Bilt.
Ter controle op de naleving van de bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 gestelde voorschriften, stelden wij een onderzoek in. Daaruit bleek dat de hierna genoemde persoon (de rechtbank begrijpt dat bedoeld wordt [verdachte]) als bestuurder van een voertuig bij dit ongeval betrokken was.
Verbalisant [verbalisant 1] sprak de bestuurder aan. Het eerste directe contact leidde tot de verdenking van een gedraging in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994.
[verbalisant 1] nam waar dat de adem van de man naar het inwendig gebruik van alcoholhoudende drank riekte en hij zag dat de man bloeddoorlopen ogen had.
Verbalisanten spraken deze bestuurder aan en zagen dat hij recalcitrant was en niet met hen in gesprek wilde gaan. Zij zagen vervolgens dat de man een omstander sloeg.
De man werd vervolgens aangehouden en overgebracht naar het politiebureau te Zeist.
De verdachte gaf op te zijn genaamd: [verdachte], geboren op [1979] te Utrecht.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft de verdachte bevolen zijn medewerking te verlenen aan een onderzoek als bedoeld in artikel 8, lid 2, onder a van de Wegenverkeerswet 1994 en deelde verdachte tevens mede dat hij verplicht was tijdens dit onderzoek gevolg te geven aan alle door de daartoe aangewezen bedienaar van het ademanalyseapparaat, gegeven aanwijzingen. Vervolgens is medegedeeld dat een weigering van dit onderzoek een misdrijf oplevert.
De verdachte gaf geen gevolg aan dit bevel hetgeen bleek uit het feit dat door hem in het geheel geen medewerking werd verleend aan het onderzoek.
[verbalisant 1] hoorde dat de verdachte verklaarde dat hij niet de bestuurder van de auto was geweest en dat hij er niets mee te maken had. [verbalisant 1] hoorde dat de verdachte zei dat hij niet zou meewerken aan het ademonderzoek.
De verdachte bestuurde een motorrijtuig, merk Alfa Romeo. Voor het besturen van dit motorrijtuig is een rijbewijs categorie B vereist.
Aan verdachte is op 27 augustus 1997 een rijbewijs AMB afgegeven.
Op 1 november 2011 is het rijbewijs AMB door het Centraal Buro Rijvaardigheid ongeldig verklaard.
In een brief van de manager Vorderingen, divisie Rijgeschiktheid, d.d. 6 februari 2013, gericht aan de Politie Utrecht, wordt vermeld dat het besluit van 25 oktober 2011 (de rechtbank begrijpt dat daarmee bedoeld wordt het besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs) zowel aangetekend als onaangetekend is verzonden. Zowel de aangetekende als de onaangetekende post is niet retour gekomen naar het CBR.
Uit de bij eerdergenoemde brief gevoegd Besluit tot ongeldigverklaring rijbewijs d.d 25 oktober 2011 blijkt dat het rijbewijs van verdachte ongeldig is verklaard.
Uit een schrijven van het CBR, Divisie Rijgeschiktheid d.d. 11 oktober 2012, gericht aan verdachte, blijkt dat verdachte op 9 juli 2012 een bezwaarschrift heeft ingediend tegen het besluit van het CBR van 25 oktober 2011.
Op 1 februari 2013 heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan van mishandeling.
Hij heeft onder meer het navolgende verklaard.
Op 1 februari 2013 omstreeks 21.25 uur reed ik met mijn zoon vanuit Utrecht op de Biltse Rading naar de A27.
Op de kruising naar de oprit A27 richting Maartensdijk zagen wij allerlei auto-onderdelen en naar wat later bleek kledingstukken, paraplu etc. op de weg liggen.
Ik stopte op de vluchtstrook van de oprit.
Terwijl mijn zoon zich nog bezig hield met de passagier in de auto, stond er naast mij nog een derde man (die enigszins op Wayne Rooney leek) Deze man vroeg mij om een vuurtje. Ik antwoordde: “Ik heb geen vuurtje, want ik rook niet.”
Even later toen ik wat weggedraaid stond, greep deze Wayne Rooney mij enigszins van achteren bij mijn rechter oor en kneep er hard in en trok er behoorlijk hard aan. Dat deed erg pijn.
Ik zei tegen hem dat hij van mij af moest blijven.
Misschien een minuut later kreeg ik van achteren een forse vuistslag tegen mijn rechterkaak toegediend. Ik draaide mij weer naar deze Wayne Rooney toe waarop ik zag dat hij mij een harde klap met vlakke hand op mijn linkerwang gaf. Dit deed flink pijn.
In het bijzijn van de politie zag ik dus dat deze Wayne Rooney met zijn arm uithaalde richting de getuigen en mijzelf. De man die ter plaatse door de politie naar de grond werd gewerkt is de man die ik als Wayne Rooney beschreven heb en die mij dus geslagen en in mijn oor geknepen en getrokken heeft.
De getuige [getuige 3] heeft bij de politie onder meer het navolgende verklaard.
Op 1 februari 2013 omstreeks 21.30 uur reed ik vanuit Utrecht naar Groningen. Ik kwam bij de oprit A27 en wilde linksaf de oprit oprijden.
Ik zag toen in de berm op deze kruising een personenauto staan. Tevens zag ik bij deze auto enkele mensen. Ik zag dat één van hen, een oudere man die een hoedje droeg, gemept werd door een andere man die veel jonger was. Ik zag dat deze man echt gemept werd. De man die door de politie naar de grond werd gewerkt en werd geboeid, is de man die de oudere man heeft gemept.
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.