Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding en het herstelexploot d.d. 13 januari 2014;
- de mondelinge behandeling op 27 januari 2014 waarvan aantekeningen zijn gehouden;
- de pleitnota van mr. Van den Berg;
- de pleitnota van mr. Corpeleijn.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
Als de werknemer dit aanbod afwijst, blijft de werknemer in dienst van het verliezende bedrijf.”– bij [gedaagde sub 3] in dienst is gebleven. Er is geen sprake van een overgang van rechtswege wegens overgang van onderneming naar [schoonmaakbedrijf], nu het bepaalde in artikel 38 lid 4 van de CAO daaraan in de weg staat. Op 10 mei 2013 heeft zij zich, vanuit het buitenland tijdens haar vakantie, via een sms aan haar leidinggevende bij [gedaagde sub 3], de heer [D], ziek gemeld en een dergelijke wijze van ziekmelden voldoet aan de daarvoor geldende vereisten. Zij heeft er voor gezorgd dat de sleutels van het schoolgebouw waarin zij haar schoonmaakwerkzaamheden verrichtte via haar neef aan [gedaagde sub 3] werden overgedragen, zodat haar collega’s tijdens haar ziekte de werkzaamheden konden overnemen. Dat er een ziekmelding is gedaan volgt ook uit brief van [schoonmaakbedrijf] van 5 juni 2013, waarin expliciet aan een ziekmelding wordt gerefereerd. Zij heeft ten behoeve van deze specifieke vakantie in mei 2013 geen ziekmeldingsformulier voor in het buitenland van [gedaagde sub 3] ontvangen en heeft dit dus ook niet kunnen gebruiken. [gedaagde sub 3] heeft na haar ziekmelding geen contact met haar opgenomen en heeft haar op 17 mei 2013 een loonstrook gezonden, waarop ten onrechte als datum van uitdiensttreding 19 mei 2013 is vermeld. Zij heeft zelf, na haar terugkeer in Nederland op 12 mei 2013, wel telefonisch contact opgenomen met haar leidinggevende de heer [D], maar vanuit [gedaagde sub 3] is er geen reactie gekomen. Zo heeft [gedaagde sub 3] ook geen arboarts ingeschakeld. [gedaagde sub 3] betwist voor het eerst in deze procedure de arbeidsongeschiktheid van [eiseres]. Dat er door haar geen deskundigenoordeel als bedoeld in artikel 7:629a BW is overgelegd, kan haar onder die omstandigheden niet worden verweten. Bij deze stand van zaken bestaat er recht op loondoorbetaling vanaf juni 2013 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst zal zijn geëindigd, dit alles aldus [eiseres].
omdatzij geen overeenkomst met [schoonmaakbedrijf] is aangegaan.
“Hallo ik bel naar kantor maar het is voicemail en ik kan geen bericht achterlaten en ik ben in frankrijk ziek. Mijn neef belt je straats, groeten mamadama”aan haar leidinggevende de heer [D] heeft ziek gemeld en daaromtrent ook nadien telefonisch contact met de heer [D] heeft gehad. [gedaagde sub 3] heeft dit gemotiveerd betwist. Volgens [gedaagde sub 3], bij monde van haar statutair directeur de heer [E], heeft de heer [D] verklaard van [eiseres] geen ziekmelding, althans niet op de juiste wijze, te hebben ontvangen en geen telefonisch contact met haar te hebben gehad. Ook heeft [gedaagde sub 3] aangevoerd dat haar eigen pogingen en die van [schoonmaakbedrijf] om na 13 mei 2014 met [eiseres] in contact te komen op niets zijn uitgelopen. Dat in de brief van [schoonmaakbedrijf] van 5 juni 2013 aan een ziekmelding wordt gerefereerd, berust volgens [gedaagde sub 3] op een verkeerde eigen aanname bij [schoonmaakbedrijf], niet op een zodanige door [gedaagde sub 3] aan [schoonmaakbedrijf] gedane mededeling.