ECLI:NL:RBMNE:2014:5510

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 november 2014
Publicatiedatum
5 november 2014
Zaaknummer
UTR 14-4722 en UTR 14-5977
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor reconstructie van wegen en uitbreiding van kruispunt in IJsselstein

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 november 2014 uitspraak gedaan over de omgevingsvergunning die aan de gemeente IJsselstein is verleend voor de reconstructie van de Baronieweg/Nijverheidsweg/Parallelweg en de uitbreiding van het kruispunt Baronieweg/Nijverheidsweg. De vergunninghouder, de gemeente IJsselstein, had op 25 juni 2014 een omgevingsvergunning aangevraagd, die in het kader van de Crisis- en herstelwet werd behandeld. De rechtbank oordeelde dat de vergunning niet in strijd mocht zijn met een goede ruimtelijke ordening en dat de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing moest bevatten.

Eisers, waaronder Ahold Europe Real Estate & Construction B.V. en Albert Heijn B.V., stelden dat zij door het bestreden besluit in hun concurrentiebelangen worden geschaad, omdat de beoogde supermarkten in Panoven pas exploitabel zouden zijn indien de reconstructie van de Baronieweg gerealiseerd zou worden. De rechtbank oordeelde dat eisers 1 tot en met 3 niet als belanghebbenden konden worden aangemerkt, omdat zij niet aannemelijk hadden gemaakt dat zij anderszins relevante gevolgen ondervonden van het besluit. Eisers 4 tot en met 9, die in de nabijheid van de reconstructie woonden, werden wel als belanghebbenden erkend.

De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit niet voldeed aan de eisen van artikel 2.12 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en vernietigde het besluit. De rechtbank oordeelde dat de ruimtelijke onderbouwing niet zelfstandig kon dragen, omdat de effecten van de reconstructie van de Baronieweg niet los konden worden gezien van de ontwikkelingen in Panoven. De rechtbank liet de overige beroepsgronden onbesproken en veroordeelde verweerder in de proceskosten van de eisers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 14/4722 en UTR 14/5977
uitspraak van de meervoudige kamer van 4 november 2014 op het beroep en van de voorzieningenrechter op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
Ahold Europe Real Estate & Construction B.V., te Zaandam,
Albert Heijn B.V., te Zaandam,
[eiseres sub 3], handelend onder de naam Etos,te [vestigingsplaats],
[eiser sub 4],te [woonplaats],
[eiser sub 5], te [woonplaats],
[eiser sub 6], te [woonplaats],
[eiser sub 7],te [woonplaats],
[eiser sub 8],te [woonplaats], en
[eiser sub 9],te [woonplaats],
(gemachtigden: mr. J.C. van Oosten en mr. M. Claessens),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente IJsselstein, verweerder
(gemachtigde: mr. J. van Vulpen)
Als derde-partij (vergunninghouder) heeft aan het geding deelgenomen: de gemeente IJsselstein.

Procesverloop

Bij besluit van 25 juni 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan de gemeente IJsselstein (vergunninghouder) omgevingsvergunning verleend voor de reconstructie van de Baronieweg/Nijverheidsweg/Parallelweg te IJsselstein en de uitbreiding van het kruispunt Baronieweg/Nijverheidsweg te IJsselstein.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook hebben zij de voorzieningenrechter van deze rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is op grond van artikel 8:10, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht verwezen naar de meervoudige kamer.
Het onderzoek ter zitting in het beroep en het verzoek heeft plaatsgevonden op 10 oktober 2014. De voorzitter van de meervoudige kamer heeft ter zitting tevens gefungeerd als voorzieningenrechter. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Eisers 6 en 7 zijn tevens in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door W.A. Pijnappel, die tevens namens vergunninghouder is opgetreden. Voorts is mr. G.H.J. Heutink verschenen namens HBC Planontwikkeling B.V. en Plus Vastgoed B.V.

Overwegingen

1. Vergunninghouder heeft op 22 januari 2014 een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend voor de reconstructie van de Baronieweg/Nijverheidsweg/Parallelweg te IJsselstein en de uitbreiding van het kruispunt Baronieweg/Nijverheidsweg te IJsselstein.
Ten behoeve van deze aanvraag is een ‘Ruimtelijke onderbouwing Kruising Baronieweg-Nijverheidsweg’ opgesteld. Uit de ruimtelijke onderbouwing blijkt dat het voornemen bestaat om in het gebied direct ten noorden van de Baronieweg tussen de Hogedijk, de Panoven en de Baronieweg (verder: Panoven) te IJsselstein twee supermarkten en bedrijvigheid te realiseren. Daarnaast, zo blijkt uit de ruimtelijke onderbouwing, wordt de huidige verkeersstructuur heringericht, zodat Panoven en het bedrijventerrein Paardenveld ten westen van Panoven beter worden ontsloten vanaf de Baronieweg. De gemeente IJsselstein heeft aangegeven medewerking te willen verlenen aan de realisatie van de supermarkten en de overige nieuwe functies binnen Panoven, waartoe een nieuw bestemmingsplan opgesteld dient te worden. Ten behoeve van de voorgestane en in het bestreden besluit vergunde nieuwe verkeersstructuur is de hiervoor genoemde ruimtelijke onderbouwing opgesteld.
Met onderhavige omgevingsvergunning wordt – kort gezegd – de direct ten noorden van de Baronieweg gelegen Parallelweg tot fietspad gemaakt, wordt de bestaande greppel naast de Baronieweg verbreed en worden twee nieuwe watergangen gegraven. Het kruispunt met de Nijverheidsweg wordt uitgebreid met een aftakking noordwaarts Panoven in (hierna: de aftakking), ten behoeve van de hierboven genoemde ontsluiting van Panoven vanaf de Baronieweg. Op de aftakking zal een verbindingsweg worden aangesloten (hierna: de verbindingsweg). Deze verbindingsweg zal bestaan uit een in Panoven nieuw aan te leggen weg met een T-splitsing, die oostwaarts naar de supermarkten en de bedrijvigheid zal leiden en westwaarts zal gaan aansluiten op het verlengde van de Boerhaaveweg richting het bestaande bedrijventerrein Paardenveld. Deze verbindingsweg moet nog uitgewerkt worden en is dus niet in deze omgevingsvergunning is opgenomen.
2. Het ontwerpbesluit van verweerder tot verlening van de gevraagde omgevingsvergunning heeft van 20 februari 2014 tot 2 april 2014 ter inzage gelegen, waarbij een ieder in de gelegenheid is gesteld zienswijzen in te dienen. Eisers hebben van die gelegenheid gebruik gemaakt.
In de ‘Nota zienswijzen en planaanpassingen’ van 2 juni 2014 heeft verweerder op de ingediende zienswijzen gereageerd. Deze Nota maakt onderdeel uit van het bestreden besluit.
3. Ten behoeve van het voornemen om twee supermarkten en bedrijvigheid in Panoven te realiseren, is een Akoestisch onderzoek wegverkeer ingesteld door SAB, die daarover op 14 januari 2014 en 26 mei 2014 heeft gerapporteerd. Met dit rapport is beoogd inzicht te geven in het akoestische klimaat bij de aanwezige geluidsgevoelige bestemmingen (woningen) voor en na de realisatie van het plan tot realisering van supermarkten en bedrijvigheid in Panoven. Blijkens het rapport van 14 januari 2014 zijn in dit onderzoek expliciet de realisatie van de nieuwe kruising en de effecten daarvan op geluidhinder ten gevolge van het wegverkeer betrokken. De resultaten van dit onderzoek maken onderdeel uit van de ‘Ruimtelijke onderbouwing Kruising Baronieweg-Nijverheidsweg’.
Bij besluit van 25 juni 2014 heeft verweerder ten behoeve van een aantal geluidgevoelige bestemmingen (woningen) op grond van artikel 110a van de Wet geluidhinder hogere geluidwaarden vastgesteld. Tegen dit besluit is beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS).
3.1
Ten behoeve van de ontwikkeling van Panoven en de herinrichting van de verkeersstructuur aan de Baronieweg en de kruising is voorts op 28 mei 2014 een memo Luchtkwaliteit Panoven-Hogedijk opgesteld, waarin is beoordeeld of deze gezamenlijke ontwikkelingen al dan niet in betekenende mate leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. De resultaten van dit onderzoek maken ook onderdeel uit van de ‘Ruimtelijke onderbouwing Kruising Baronieweg-Nijverheidsweg’.
3.2
Voorts zijn het ontwerpbestemmingsplan “Panoven-Hogedijk” en het ontwerp van de omgevingsvergunning voor het bouwen van de twee supermarkten en de aanleg van bijbehorende wegen en parkeervoorzieningen in Panoven, gelijktijdig ter inzage gelegd. Aanvankelijk geschiedde dit met toepassing van de coördinatiebepaling als bedoeld in artikel 3.30, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening en de Coördinatieverordening gemeente IJsselstein 2011. Vanwege het feit dat ten behoeve van het bestemmingsplan een ontwerp exploitatieplan is opgesteld, diende van een gecoördineerde voorbereiding verder te worden afgezien, aangezien dit op grond van artikel 5b van genoemde Coördinatieverordening niet (langer) is toegestaan.
Het betreffende ontwerp van het bestemmingsplan is inmiddels ter vaststelling aan de raad van de gemeente IJsselstein aangeboden. Ter zitting van de rechtbank is door vergunninghouder meegedeeld dat de verwachting is dat de gemeenteraad zich in december 2014 over het bestemmingsplan zal uitlaten.
3.3
Vervolgens heeft verweerder bij het thans bestreden besluit de gevraagde omgevingsvergunning voor de reconstructie van de Baronieweg/Nijverheidsweg/Parallelweg te IJsselstein en de uitbreiding van het kruispunt Baronieweg/Nijverheidsweg te IJsselstein verleend. Deze ontwikkeling wordt hierna kortweg aangeduid met “de reconstructie van de Baronieweg”.
4. Het bestreden besluit is genomen onder het regime van de Crisis- en herstelwet (Chw), nu het vergunde project valt onder het bepaalde in artikel 1.1, eerste lid en onder a, van de Chw, in samenhang met artikel 3.4 van bijlage I bij de Chw.
Ten aanzien van het beroep(UTR 14/4722)
Procespositie HBC Planontwikkeling B.V. en Plus Vastgoed B.V.
5. Bij brief van 16 september 2014 hebben HBC Planontwikkeling B.V. (HBC) en Plus Vastgoed B.V. (Plus) de rechtbank te kennen gegeven als partij deel te willen nemen in de door eisers aanhangig gemaakte beroepszaak. In afwachting van de te nemen beslissing over de vraag of zij als belanghebbende bij het bestreden besluit kunnen worden aangemerkt, heeft de rechtbank HBC en Plus uitgenodigd voor de behandeling ter zitting om daar hun standpunt hierover nader te kunnen toelichten.
5.1
Ingevolge artikel 8:26, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank, tot de sluiting van het onderzoek ter zitting, belanghebbenden in de gelegenheid stellen als partij aan het geding deel te nemen.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
5.2
Ter zitting is toegelicht dat HBC de beoogde ontwikkelaar is van het deel van Panoven waar onder meer de realisering van twee supermarkten is voorzien. Plus is één van de beoogde exploitanten van de supermarkten. Ter zitting is door de gemachtigde van HBC en Plus aangevoerd dat zij belanghebbenden zijn bij het bestreden besluit omdat de reconstructie van de Baronieweg niet los kan worden gezien van de ontwikkeling van het plangebied Panoven. Zonder de reconstructie van de Baronieweg kan Panoven niet worden gerealiseerd. Vanwege deze samenhang van de besluitvorming hebben HBC en Plus, die een rechtstreeks belang hebben bij de ontwikkelingen in Panoven, dat ook bij het bestreden besluit, aldus hun gemachtigde.
5.3
Dit betoog slaagt niet. De rechtbank wil aannemen dat HBC vanwege contractuele afspraken met de gemeente IJsselstein een voldoende rechtstreeks belang heeft bij de ontwikkeling van Panoven. Maar wat daar ook van zij, onderhavig geding wordt begrensd door het thans voorliggende bestreden besluit en dat ziet niet op Panoven maar op de reconstructie van de Baronieweg. Voor de beantwoording van de vraag of HBC en Plus een voldoende rechtstreeks belang hebben bij het thans bestreden besluit, moet de rechtbank de grenzen van dat besluit en de (rechts)gevolgen daarvan tot uitgangspunt nemen. Dat is dus louter de herinrichting van de Baronieweg, de Parallelweg en van de kruising met de Nijverheidsweg. Nu HBC, zoals ter zitting is bevestigd, geen formele positie heeft als eigenaar van in Panoven, en dus naast de Baronieweg gelegen, gronden, wordt zij door het bestreden besluit niet rechtstreeks in haar belangen geraakt. Het voornemen, al dan niet in de vorm van (pre)contractuele afspraken, om in de toekomst een project op de naastgelegen gronden uit te voeren, is onvoldoende rechtstreeks om bij de reconstructie van de Baronieweg als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb te kunnen worden aangemerkt. Dit geldt temeer voor Plus, die op dit moment evenmin eigenaar of gebruiker van de naastgelegen gronden is, en, zo begrijpt de rechtbank, via een overeenkomst met HBC bij de planontwikkeling betrokken is. Dat het bestreden besluit mede voorziet in de aftakking maakt het voorgaande niet anders. De aftakking dient te zijner tijd feitelijk weliswaar mede ter ontsluiting van Panoven, maar daarvan is thans nog geen sprake. HBC en Plus worden dan ook niet in de gelegenheid gesteld om als partij in deze procedure deel te nemen.
Ontvankelijkheid van eisers
Eisers 1 tot en met 3
6. Eisers 1 tot en met 3 stellen dat zij door het bestreden besluit in hun concurrentiebelangen worden geschaad. Ter motivering van dat standpunt hebben deze eisers aangevoerd dat de beoogde supermarkten in Panoven pas exploitabel zullen kunnen zijn indien de reconstructie van de Baronieweg zal worden gerealiseerd. Om die reden stellen zij niet alleen bij de ontwikkelingen in Panoven maar ook bij de reconstructie van de Baronieweg belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb te zijn.
6.1
De rechtbank stelt voorop dat degene wiens concurrentiebelang rechtstreek is betrokken bij een besluit naar vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van Raad van State (ABRvS), wordt aangemerkt als belanghebbende. Het belang van eisers 1 tot en met 3 is erin gelegen dat zij de toekomstige vestiging van supermarkten in Panoven uit oogpunt van concurrentiebelangen willen voorkomen. Het thans bestreden besluit maakt die ontwikkeling echter niet mogelijk, het ziet uitsluitend op de reconstructie van de Baronieweg, zoals hiervoor overwogen. Nu eisers 1 tot en met 3 niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij anderszins (ruimtelijk) relevante gevolgen ondervinden van het bestreden besluit, komt de rechtbank tot de conclusie dat zij niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb kunnen worden aangemerkt. Het beroep van eisers 1 tot en met 3 moet dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
Eisers 4 tot en met 9
6.2
Eisers 4 tot en met 9 zijn eigenaar van een of meer woningen op een afstand van maximaal ongeveer 100 meter van de te realiseren reconstructie, deels wonen zij daar ook zelf, in de onmiddellijke nabijheid van de Baronieweg. Evident is dat zij vanaf hun percelen zicht hebben op de Baronieweg, de Parallelweg en de kruising dan wel de effecten kunnen of zullen ondervinden van de wijziging in verkeersstromen op de Baronieweg en de Parallelweg. Eisers 4 tot en met 9 zijn dan ook belanghebbenden en kunnen dus ontvangen worden in hun beroep tegen het bestreden besluit.
Waar hierna wordt gesproken over “eisers” worden uitsluitend eisers 4 tot en met 9 bedoeld.
Materiële beoordeling
7. Niet in geschil is dat de reconstructie van de Baronieweg in strijd is met de ter plaatse vigerende bestemmingsplannen. Het bestreden besluit is tot stand gekomen met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Op grond van dit artikel kan de omgevingsvergunning voor de reconstructie van de Baronieweg alleen worden verleend indien deze activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
8. Eisers betogen dat de ruimtelijke samenhang tussen de thans vergunde reconstructie van de Baronieweg en de beoogde ontwikkelingen in Panoven, die met een nieuw bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt, zodanig onlosmakelijk is, dat deze besluiten zelfstandig geen bestaansrecht hebben. De keuze om beide ontwikkelingen niet samen in één besluit of samen in het bestemmingsplan neer te leggen achten eisers in strijd met een goede ruimtelijke ordening. Daarom is de gekozen begrenzing van het thans bestreden besluit volgens eisers eveneens in strijd met een goede ruimtelijke ordening, althans ontbeert het bestreden besluit vanwege die begrenzing een goede ruimtelijke onderbouwing.
9. Dit betoog slaagt. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
9.1
Vastgesteld moet worden dat binnen de gemeente IJsselstein kennelijk is gekozen voor de voorliggende begrenzing. Daarbij komt enerzijds aan de raad van de gemeente IJsselstein beleidsvrijheid toe bij de bepaling van de grenzen van een bestemmingsplan voor Panoven, waarvan de toetsing is voorbehouden aan de ABRvS. Anderzijds dient verweerder de in de aanvraag voor onderhavige omgevingsvergunning gekozen begrenzing tot uitgangspunt te nemen. Daarmee is echter niet gezegd dat verweerder de in de aanvraag gekozen begrenzing zonder meer voor lief heeft te nemen. Indien de gekozen begrenzing van een aangevraagde en met toepassing van artikel 2.12 , eerste lid, aanhef en onder a, onder 3°, van de Wabo te vergunnen activiteit in strijd zou zijn met een goede ruimtelijke ordening, dient dit tot weigering van de vergunning te leiden. Van bepalend belang bij de beoordeling hiervan is in het onderhavige geval of de gekozen begrenzing door ruimtelijk relevante argumenten is ingegeven en wordt gedragen. De rechtbank zoekt hiervoor aansluiting bij rechtspraak van de ABRvS, die weliswaar is gemaakt in bestemmingsplanprocedures maar naar analogie op de onderhavige situatie evenzeer van toepassing moet worden geacht. Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2014:2212 en ECLI:NL:RVS:2013:1013.
9.2
De rechtbank stelt vast dat de begrenzing van de thans bestreden omgevingsvergunning en die van het bestemmingsplan Panoven-Hogedijk naadloos op elkaar aansluiten, als twee stukken van dezelfde puzzel. De aftakking is neergelegd in het bestreden besluit, de verbindingsweg in het bestemmingsplan. Blijkens de verbeelding behorende bij het bestemmingsplan Panoven-Hogedijk wordt in dit bestemmingsplan direct aangesloten op de aftakking. Het opnemen van de aftakking in de voorliggende vergunning bewerkstelligt in ruimtelijk opzicht de samenhang met de beoogde ontwikkelingen in Panoven. De aftakking is ook noodzakelijk voor de verwezenlijking van die beoogde ontwikkelingen. Uit de ‘Ruimtelijke onderbouwing Kruising Baronieweg-Nijverheidsweg’, de daaraan ten grondslag liggende onderzoeken en rapporten naar bijvoorbeeld de aanvaardbaarheid van de akoestische situatie en de luchtkwaliteit en ook uit de bij het bestreden besluit behorende Nota zienswijzen en planaanpassingen (pagina 6) blijkt dat de ruimtelijke onderbouwing is gebaseerd op de maximale mogelijkheden van het bestemmingsplan Panoven-Hogedijk.
Dit heeft tot gevolg dat de ‘Ruimtelijke onderbouwing Kruising Baronieweg-Nijverheidsweg’ geen inzicht geeft in de ruimtelijke effecten op bijvoorbeeld de geluidsbelasting en de luchtkwaliteit van de reconstructie van de Baronieweg op zichzelf beschouwd. Hierdoor kan de beoordeling van de ruimtelijke effecten van de reconstructie van de Baronieweg niet plaatsvinden zonder daarbij de ruimtelijke effecten van de ontwikkelingen in Panoven te betrekken en vice versa. Aldus kan deze ruimtelijke onderbouwing het thans bestreden besluit niet zelfstandig dragen. Voor een inhoudelijke toetsing van deze ruimtelijke onderbouwing ziet de rechtbank geen ruimte. Allereerst zou de rechtbank dan treden in de beoordeling van wat in feite de onderbouwing van bestemmingsplan Panoven-Hogedijk is, welke beoordeling uitsluitend is voorbehouden aan de ABRvS. Daarnaast zou de rechtbank in het kader van de toetsing van het bestreden besluit aan de eisen van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3°, van de Wabo dan een ruimtelijke onderbouwing accepteren die feitelijk niet ziet op het bestreden besluit zoals dat thans voorligt.
9.3
De vraag is dan of het opnemen van de aftakking in het bestreden besluit vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening niettemin gerechtvaardigd is.
Verweerder voert in dit verband aan dat ondanks de verwevenheid tussen de ontwikkelingen in Panoven en de reconstructie van de Baronieweg vanwege de aftakking het gescheiden houden van beide besluitvormingstrajecten aanvaardbaar is en niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening. Hij betoogt daartoe dat de aftakking niet alleen dient voor de ontsluiting van Panoven maar mede voor een betere ontsluiting van het ten westen daarvan gelegen bedrijventerrein Paardenveld. Een andere reden om de aftakking naar Panoven mee te nemen in het bestreden besluit is gelegen in de op de kruising opnieuw aan te leggen Verkeersregelinstallatie (VRI), ten behoeve waarvan onder meer ‘lussen’ (bijvoorbeeld lusdetectoren) in de weg aangelegd moeten worden, aldus verweerder.
9.4
De rechtbank kan verweerder in dit standpunt niet volgen.
Evident is dat de beoogde ontsluiting van het bedrijventerrein Paardenveld niet zelfstandig met het bestreden besluit wordt bewerkstelligd. Die ontsluiting loopt immers via de aftakking én de verbindingsweg naar de Boerhaaveweg – welke verbindingsweg niet in het bestreden besluit is opgenomen – en kan dus pas na vaststelling van dat bestemmingsplan worden gerealiseerd. Hierin kan dus geen ruimtelijk relevant argument worden gevonden voor het opnemen van de aftakking in het bestreden besluit.
Evenmin is ruimtelijk relevant de wens van de gemeente IJsselstein als vergunninghouder om de aftakking te kunnen meenemen in de reconstructie van de kruising en de nieuwe VRI. Uit de gedingstukken blijkt (zie bijvoorbeeld Nota zienswijzen en planaanpassingen, pagina 6) dat het belang van de gemeente om de kruising buiten het bestemmingsplan te houden van financiële aard is. Er is namelijk voortvarendheid in de besluitvorming nodig om de door de Provincie Utrecht toegezegde subsidie voor de reconstructie van het kruispunt niet mis te lopen, nu daarvoor nodig is dat de reconstructie voor het einde van het jaar 2014 is voltooid. Daarom is voor de reconstructie van de Baronieweg gekozen voor de procedure van een omgevingsvergunning, waarop de Crisis- en herstelwet van toepassing zou zijn.
Ter zitting heeft verweerder nog aangevoerd dat de reconstructie van de Baronieweg ook dient om de veiligheid van de deelnemers aan het wegverkeer te bevorderen en om die reden onafhankelijk van Panoven kan bestaan. Daargelaten of hierin een ruimtelijk relevant argument kan zijn gelegen voor het opnemen van de aftakking in het bestreden besluit, blijkt uit de ‘Ruimtelijke onderbouwing Kruising Baronieweg-Nijverheidsweg’ niet dat overwegingen van verkeersveiligheid enige rol in de onderhavige besluitvorming hebben gespeeld. Verweerder heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat het opnemen van de aftakking in het bestreden besluit vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening gerechtvaardigd is.
10. Het vorenoverwogene leidt de rechtbank tot de slotsom dat het bestreden besluit niet voldoet aan de criteria die daaraan worden gesteld op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3°, van de Wabo. Het beroep is dus gegrond. Het bestreden besluit moet worden vernietigd. Nu het bestreden besluit reeds om deze reden vernietigd moet worden, zal de rechtbank de overige beroepsgronden onbesproken laten, mede omdat deze gronden grotendeels een afgeleide zijn van de hierboven besproken, succesvolle beroepsgrond.
11. De rechtbank ziet geen grond om gebruik te maken van de haar in artikel 8:51a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gegeven bevoegdheid om een bestuurlijke lus toe te passen, ook al leent het geconstateerde gebrek zich wellicht in beginsel voor herstel. Daartoe is van doorslaggevend belang dat vanwege de in geding zijnde belangen en de te verwachten procedure tegen het binnenkort waarschijnlijk vast te stellen bestemmingsplan Panoven-Hogedijk, een einduitspraak waartegen direct hoger beroep openstaat naar verwachting van de rechtbank finale geschilbeslechting beter en sneller dient dan een lus. Om deze reden wordt evenmin een termijn verbonden aan de door verweerder opnieuw te nemen beslissing op de aanvraag.
12. Nu het beroep gegrond is, veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 974,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting). Tevens dient verweerder het door eisers betaalde griffierecht te vergoeden.
Ten aanzien van de voorlopige voorziening(UTR 14/5977)
13.Gelet op de beslissing van de rechtbank op het beroep, bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening door de voorzieningenrechter in deze zaak, zodat het verzoek wordt afgewezen. Wel dient verweerder het door verzoekers betaalde griffierecht te vergoeden. Volledigheidshalve heeft te gelden dat het verzoek voor zover ingediend door verzoekers 1 tot en met 3 niet-ontvankelijk is vanwege de door de rechtbank in rechtsoverweging 6.1 gegeven motivering.

Beslissing

Ten aanzien van het beroep (UTR 14/4722)

De rechtbank,
- verklaart het beroep van eisers 1 tot en met 3 niet-ontvankelijk,
- verklaart het beroep van eisers 4 tot en met 9 gegrond,
- vernietigt het bestreden besluit,
- bepaalt dat verweerder het door eisers 4 tot en met 9 betaalde griffierecht ten bedrage van in totaal € 328,- aan hen vergoedt,
- veroordeelt verweerder in de proceskosten ten bedrage van € 974,-.

Ten aanzien van de voorlopige voorziening (UTR 14/5977)

De voorzieningenrechter,
- verklaart het verzoek van verzoekers 1 tot en met 3 niet-ontvankelijk,
- wijst het verzoek van verzoekers 4 tot en met 9 om een voorlopige voorziening af,
- bepaalt dat verweerder het door verzoekers 4 tot en met 9 betaalde griffierecht ten bedrage van in totaal € 328,- aan hen vergoedt.
De uitspraak op het beroep is gedaan door mr. J.M. Willems, voorzitter, en mr. V.M.M. van Amstel en mr. J.A. Spee, leden, in aanwezigheid van W.B. Lakeman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 november 2014.
De uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening is gedaan door
mr. J.M. Willems, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van W.B. Lakeman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 november 2014.
griffier voorzitter/voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan voor zover daarbij is beslist op het beroep binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Op het hoger beroep tegen deze uitspraak is de Crisis en herstelwet van toepassing. Dit betekent dat in het beroepschrift de gronden van hoger beroep kenbaar moeten worden gemaakt. Na de genoemde termijn van zes weken kunnen geen nieuwe gronden meer worden ingediend.