In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 oktober 2014 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift van een veroordeelde tegen de omzetting van een leerstraf naar jeugddetentie. De veroordeelde, geboren in Ecuador en wonende in Nederland, had eerder een taakstraf opgelegd gekregen, bestaande uit een leerstraf genaamd Agressieregulatie Training TACT. Deze straf was opgelegd door de kinderrechter in de rechtbank te Utrecht op 6 november 2012. Echter, de Raad voor de Kinderbescherming heeft op 27 maart 2014 aangegeven dat het niet wenselijk is dat de training TACT wordt uitgevoerd, omdat de veroordeelde gesloten is geplaatst en in dat kader al behandeling tegen agressie krijgt. Dit heeft geleid tot een kennisgeving van de officier van justitie op 8 augustus 2014, waarin de taakstraf werd omgezet naar jeugddetentie.
De rechtbank heeft het bezwaarschrift van de veroordeelde op 14 oktober 2014 behandeld, waarbij de officier van justitie, de veroordeelde, diens raadsman mr. J.P.W. Nijboer, en mevrouw K. Haffmans, jeugdreclasseerder, aanwezig waren. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het bezwaarschrift gegrond dient te worden verklaard, omdat de uitvoering van de training TACT niet meer wenselijk is en deze omstandigheid niet aan de veroordeelde te wijten is. Mevrouw Haffmans heeft bevestigd dat de leerstraf geen meerwaarde meer heeft gezien de behandeling in het kader van de civiele maatregel.
De rechtbank heeft op basis van het onderzoek ter zitting en de inhoud van de brief van de Raad voor de Kinderbescherming geoordeeld dat de uitvoering van de leerstraf geen toegevoegde waarde meer heeft. Daarom heeft de rechtbank het bezwaarschrift van de veroordeelde gegrond verklaard. De beslissing is genomen door de meervoudige kamer, onder leiding van kinderrechter mr. Z.J. Oosting, en de rechters mrs. N.H.J.M. Veldman-Gielen en R.S.B. Kool, in aanwezigheid van griffier mr. S. Prinsen. De uitspraak werd gedaan op de openbare terechtzitting van 28 oktober 2014.