ECLI:NL:RBMNE:2014:5458

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 oktober 2014
Publicatiedatum
4 november 2014
Zaaknummer
16-661239-14
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting en afpersing met geweld en bedreiging

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 14 oktober 2014, stond de verdachte terecht voor oplichting en afpersing. De zaak kwam voort uit een incident op 23 januari 2014, waarbij de verdachte [benadeelde 1] heeft afgeperst en opgelicht. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gevoerd op 10 juni en 14 oktober 2014, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging werd op de zitting van 14 oktober 2014 gewijzigd, en de verdachte werd beschuldigd van het afpersen van [benadeelde 1] en het proberen af te persen van [benadeelde 2]. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen.

De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde had begaan, en sprak hem vrij van deze feiten. Echter, het onder 1 subsidiair tenlastegelegde, namelijk de oplichting van [benadeelde 1], werd wel bewezen verklaard. De verdachte had [benadeelde 1] misleid door te suggereren dat zij een gratis telefoon zou krijgen en een deel van de winst zou ontvangen, wat leidde tot de afgifte van vier telefoons en het afsluiten van vier telefoonabonnementen.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en legde een werkstraf van 40 uren op, subsidiair 20 dagen jeugddetentie. De vorderingen van de benadeelde partijen werden afgewezen, omdat zij niet hadden aangetoond dat de gestelde schade was geleden. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn positieve ontwikkeling in het leven, en vond het niet nodig om bijzondere voorwaarden op te leggen. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummers: 16/661239-14 en 16/654615-12 (TUL) (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 14 oktober 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1996] te [geboorteplaats] (Colombia),
wonende op het adres [adres] te [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 10 juni 2014 en 14 oktober 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsvrouw mr. E. Kolokatsi, advocaat te Amersfoort, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting van 14 oktober 2014 gewijzigd.
De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
onder 1 primair:
op 23 januari 2014 [benadeelde 1] heeft afgeperst;
onder 1 subsidiair:
op 23 januari 2014 [benadeelde 1] heeft opgelicht;
onder 1 meer subsidiair:
op 23 januari 2014 4 telefoons van [benadeelde 1] heeft verduisterd;
onder 2:
op 23 januari 2014 heeft geprobeerd [benadeelde 2] af te persen.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4.
Waardering van het bewijs
4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan en vordert vrijspraak voor deze feiten. De officier van justitie acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging deelt het standpunt van de officier van justitie ten aanzien van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde en refereert zich ten aanzien van de waardering van het bewijs voor het onder 1 subsidiair tenlastegelegde aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak
Met de officier van justitie en de raadsvrouw van verdachte acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, nu de rechtbank niet bewezen acht dat verdachte door gebruik te maken van geweld of bedreiging met geweld de slachtoffers heeft gedwongen danwel heeft proberen te dwingen.
4.3.2
Bewezen
Aangezien verdachte het onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft bekend en de raadsvrouw niet tot vrijspraak heeft gepleit, volstaat de rechtbank voor zover zij dit feit bewezen acht, met toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht het feit bewezen gelet op:
- het proces-verbaal ter terechtzitting van 10 juni 2014, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
- een geschrift, te weten een uitdraai van Facebook gesprekken tussen verdachte en [benadeelde 1] van 21 januari 2014, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal ter terechtzitting van 10 juni 2014.
Conclusie
De rechtbank komt op grond van het hiervoor overwogene tot de conclusie dat verdachte [benadeelde 1] heeft opgelicht.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3.2 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
omstreeks 23 januari 2014 in het arrondissement Utrecht, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een listige kunstgreep [benadeelde 1] heeft bewogen tot de afgifte van 4 telefoons en het afsluiten van 4 telefoonabonnementen, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- opzettelijk listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- die [benadeelde 1] gevraagd om op haar naam telefoonabonnementen af te sluiten en
- die [benadeelde 1] verteld dat hij iemand kende die telefoonabonnementen ongedaan kon maken en
- die [benadeelde 1] voorgespiegeld dat ze dan een gratis telefoon zou overhouden en dat ze een deel van de winst zou krijgen,
waardoor [benadeelde 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Oplichting.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar onder 1 subsidiair bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie van 4 weken, met aftrek van voorarrest, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die in het kader van Toezicht en Begeleiding worden gegeven door of namens Bureau Jeugdzorg, zoveel mogelijk in overleg.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank kan volstaan met een straf gelijk aan het voorarrest. De verdediging is verder van mening dat bijzondere voorwaarden niet nodig zijn, nu verdachte zelf zijn leven op de rit heeft gekregen en hij zelf begeleiding heeft gevonden.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Wat de persoon van verdachte betreft, heeft de rechtbank rekening gehouden met een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 mei 2014, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, hetgeen hem er niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte er zelf, zonder hulp van een instantie, voor heeft gezorgd dat zijn leven op de rit is gezet en hij zelf begeleiding heeft gevonden. Hoewel deze positieve ontwikkeling nog pril is, heeft de rechtbank er vertrouwen in dat verdachte de goede weg heeft gevonden. De rechtbank vindt het daarom niet nodig aan verdachte bijzondere voorwaarden op te leggen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een werkstraf voor de duur van 40 uur, subsidiair 20 dagen jeugddetentie, passend en geboden is.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van € 250,-, in verband met door het onder 1 primair tenlastegelegde geleden immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij [benadeelde 2] vordert een schadevergoeding van € 250,-, in verband met door het onder 2 tenlastegelegde geleden immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen dienen te worden afgewezen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is ook van mening dat de vorderingen van de benadeelde partijen dienen te worden afgewezen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partijen niet hebben aangetoond dat de gestelde schade is geleden. De vorderingen van de benadeelde partijen moeten dus worden afgewezen.
Dit brengt mee dat de benadeelde partijen dienen te worden veroordeeld in de kosten die verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vorderingen heeft moeten maken en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.

10.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de vordering van de officier van justitie van 29 april 2014 in de zaak met parketnummer 16/654615-12, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 9 november 2012 van de kinderrechter in de rechtbank te Utrecht, waarbij verdachte is veroordeeld tot een werkstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering na voorwaardelijke veroordeling dient te worden toegewezen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de vordering na voorwaardelijke veroordeling dient te worden afgewezen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht, mede gelet op de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, geen termen aanwezig voor toewijzing van de vordering na voorwaardelijke veroordeling.
De vordering zal dan ook worden afgewezen.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

12.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Oplichting.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvan
40 uren.
Beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 20 dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag.
Wijst af de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] met betrekking tot het onder 1 primair tenlastegelegde.
Wijst af de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde.
Veroordeelt de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] in de kosten die verdachte in verband met zijn verdediging tegen die vorderingen heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
Wijst af de vordering na voorwaardelijke veroordeling in de zaak met parketnummer 16/654615-12.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.G. de Weerd, kinderrechter tevens voorzitter, mrs. A.C. Schroten en R.S.B. Kool, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Prinsen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 oktober 2014.
Mr. Kool is buiten staat mede te ondertekenen.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
Primair
hij op of omstreeks 23 januari 2014 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland,
op of aan de openbare weg (te weten ter hoogte van de Albert Heijn op station
[plaats] en in de omgeving van [adres], de [adres] en
[adres]), in elk geval op of aan een openbare weg (in [plaats]),
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 1] (geboren [1995 ])
heeft gedwongen tot het afsluiten van meerdere, althans een,
telefoonabonnement(en) en/of (vervolgens) tot de afgifte van meerdere, althans
een telefoon(s) (behorend bij dat/die afgesloten abonnement(en) en/of tot
het aangaan van een schuld, te weten:
- een tweejarig contract bij T-Mobile op een Apple Iphone 5S telefoon (met
Imeinummer: [nummer] en telefoonnummer: [nummer]) en/of
- een tweejarig contract bij KPN op een Apple Iphone 5S telefoon (met
Imeinummer: [nummer], telefoonnummer: [nummer] en simkaart: [nummer])
en/of
- een tweejarig contract bij KPN op een Apple Iphone 5S telefoon (met
Imeinummer: [nummer], telefoonnummer: [nummer] en simkaart: [nummer])
en/of
- een tweejarig contract bij Phonehouse op een Apple Iphone 5S telefoon (met
Imeinummer: [nummer] en telefoonnummer: [nummer])
in elk geval van enig(e) schuld en/of goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [benadeelde 1] (geboren [1995 ]), in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij,
verdachte:
- aan die [benadeelde 1] een mes heeft getoond en dit mes (dreigend) tegen het
gezicht van die [benadeelde 1] (ter hoogte van haar rechter oor) heeft gehouden
en/of
- die [benadeelde 1] (meermalen) tegen het gezicht/hoofd heeft geslagen, terwijl
hij, verdachte, voornoemd mes in zijn hand hield, en/of
- ( dreigend) tegen die [benadeelde 1] heeft gezegd: "je moet mij helpen om
telefoonabonnementen af te sluiten" en/of "je moet meewerken" en/of "ik weet
waar je woont, ik ken mensen die ik zal bellen om ze naar jouw woning te
sturen" en/of "als ik word opgepakt dan zijn er nog wel andere jongens die
achter jou aankomen", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- ( nadat die [benadeelde 1] voornoemde telefoonabonnement(en) had afgesloten))
op dreigende en/of dwingende toon op die [benadeelde 1] heeft ingepraat en/of de
afgesloten telefoon(s) heeft opgeëist (waardoor die [benadeelde 1] zich gedwongen
en/of genoodzaakt voelde om die telefoons af te geven);
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 23 januari 2014 te [plaats], althans in het arrondissement
Utrecht, met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door het aannemen van een valse naam en / of van een valse
hoedanigheid en / of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en / of door
een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 1] heeft bewogen tot de afgifte
van 4 telefoons, in elk geval van enig goed, en/of het afsluiten van 4
telefoonabonnementen, althans het aangaan van een schuld,
hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven -
opzettelijk valselijk en / of listiglijk en / of bedrieglijk en / of in strijd
met de waarheid -
- die [benadeelde 1] gevraagd om op haar naam telefoonabonnementen af te
sluiten en/of
- die [benadeelde 1] verteld dat hij iemand kende die
telefoonabonnementen ongedaan kon maken en/of
- die [benadeelde 1] voorgespiegeld dat ze dan een gratis telefoon zou overhouden
en/of dat ze een deel van de winst zou krijgen,
waardoor werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Meer subsidiair
hij op of omstreeks 23 januari 2014 te [plaats], althans in het arrondissement
Midden-Nederland, opzettelijk 4 telefoons, in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te
weten als (potentiële) verkoper, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft
toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 23 januari 2014 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland,
op of aan de openbare weg (te weten ter hoogte van de Albert Heijn op station
[plaats] en in de omgeving van [adres], de [adres] en
[adres]), in elk geval op of aan een openbare weg (in [plaats]),
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het
oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld
en/of bedreiging met geweld [benadeelde 2] (geboren [1995 ]) te
dwingen tot de afgifte een of meerdere (nieuwe) telefoon(s) met afgesloten
telefoonabonnement(en), althans in elk geval van enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en/of het aangaan van een schuld,
- aan die [benadeelde 2] een mes heeft getoond en dit mes (dreigend)
tegen het hoofd van die [benadeelde 2] (al dan niet tegen haar keel)
heeft gehouden en/of
- die [benadeelde 2] (meermalen) tegen het gezicht/hoofd heeft geslagen,
terwijl hij, verdachte, voornoemd mes in zijn hand hield, en/of
- ( dreigend) tegen die [benadeelde 2] heeft gezegd: "je moet mij helpen om
telefoonabonnementen af te sluiten" en/of "je moet meewerken" en/of "als ik
word opgepakt dan zijn er nog wel andere jongens die achter jou aankomen",
althans woorden van gelijke aard of strekking,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht