Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.De feiten
3.De vordering en het verweer
4.De beoordeling
- wat betreft het bouwblok: vergroting van het winkeloppervlak op de begane grond door toevoeging van m2 aan de noordzijde die nu voetgangersgebied zijn en door toevoeging van m2 aan de zuidzijde die nu dienen als entreepartij respectievelijk expeditieruimte plus realisatie van een nieuwe entreepartij ten kosten van bestaande winkelruimte. De branchering van het bouwblok wijzigt;
- wat betreft de winkel van Xenos: de winkel blijft als zodanig niet in stand. Er vindt een herverkaveling plaats. De winkel van Xenos gaat op in een veel grotere unit, geschikt voor plaatsing van een trekker (al dan niet in combinatie met een grote unit op niveau +1);
- achtergrond van het plan is om een situatie te creëren waarin het blok aantrekkelijker wordt, de passantenstroom beter naar de uithoeken van het winkelcentrum wordt getrokken (waaronder de zuidzijde van dit blok) en een heldere branchering die er voor moet zorgen dat het vergrote winkelcentrum als geheel goed functioneert.
aannemelijkmaakt.
onaannemelijkis dat de benodigde vergunningen zullen worden verleend (HR 27 april 1979, NJ 1979/493 , m.nt. [naam] ([naam]/[naam]). Gebleken is dat inmiddels het noodzakelijke nieuwe bestemmingsplan is vastgesteld. Ook heeft Hoog Catharijne gemotiveerd gesteld dat aannemelijk is dat het enige beroep tegen dat plan (van Pax Cristi, eigenaar van een appartementsrecht in het Godebaldkwartier) sowieso niet zal leiden tot aanpassing van het plan waar het het onderdeel ‘Clarenburg’ betreft. De omgevingsvergunning is ook verleend en ook nog eens meegecoördineerd met de vaststelling van het nieuwe bestemmingsplan, zodat eveneens aannemelijk is dat op dit punt geen juridische belemmering aanwezig is.
ten tijde van de opzeggingzou hebben ontbroken. Dat de plannen toen nog niet zo gedetailleerd waren, dan wel vergunningen ontbraken, maakt echter niet dat de wil van Hoog Catharijne zou hebben ontbroken. Gelet op de jarenlange voorbereiding en het feit dat meerdere partijen, waaronder de gemeente Utrecht, betrokken zijn bij de plannen, alsmede gelet op hetgeen hiervoor al is overwogen, komt die conclusie de kantonrechter niet aannemelijk voor. Dit verweer van Xenos faalt.