ECLI:NL:RBMNE:2014:5432

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 oktober 2014
Publicatiedatum
3 november 2014
Zaaknummer
16-661661-14
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraak met medeverdachte

Op 28 oktober 2014 heeft de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met een medeverdachte op 5 juli 2014 een woninginbraak heeft gepleegd. De verdachte is op 14 oktober 2014 ter terechtzitting verschenen, bijgestaan door zijn advocaat, mr. W.C. den Daas. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en de verdediging. De tenlastelegging houdt in dat de verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan een woninginbraak in [woonplaats]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is om van de zaak kennis te nemen.

De rechtbank heeft de bewijsmiddelen gewogen, waaronder de aangifte van de aangeefster en verklaringen van getuigen. De aangeefster heeft verklaard dat zij op 5 juli 2014 haar woning verliet met alle deuren en ramen afgesloten. Bij terugkomst ontdekte zij dat de achterdeur openstond en dat er braakschade was. Getuigen hebben gezien dat twee mannen zich verdacht gedroegen in de buurt van de woning. De verdachte is later door de politie aangehouden, waarbij in zijn bezit goederen zijn aangetroffen die van de aangeefster bleken te zijn.

De rechtbank oordeelt dat de verdachte samen met de medeverdachte heeft ingebroken en dat er sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking. De rechtbank acht de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig en concludeert dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen is. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 102 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661661-14 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 28 oktober 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1987],
wonende te [woonplaats], [adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2014. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. W.C. den Daas, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 5 juli 2014 zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan (primair) een woninginbraak dan wel (subsidiair) een poging daartoe.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie is van mening dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht.
4.3
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ontkend dat hij heeft ingebroken en dat hij goederen heeft weggenomen. De raadsman heeft betoogd dat wanneer er twijfel is over of verdachte in de woning is geweest, die twijfel dan in het voordeel van verdachte moet worden uitgelegd.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Op 5 juli 2014 heeft [aangever] aangifte gedaan van een inbraak in haar woning aan de [adres] te [woonplaats]. Aangeefster heeft verklaard [1] dat toen zij op 5 juli 2014 omstreeks 13:30 de woning verliet, alle ramen en deuren die toegang tot de woning gaven en de garagedeuren dicht en afgesloten waren. Via de garagedeuren, twee roldeuren, kan men de Abstederdijk oplopen, aldus aangeefster. Toen aangeefster omstreeks 20:00 uur terug in haar woning kwam, zag zij dat de rechter garagedeur niet meer op slot zat, dat de achterdeur van de woning open stond, dat de sluitplaat van die deur verbogen was en dat er braakschade in het hout van de deur zat. Aangeefster zag vervolgens dat haar slaapkamer en de zitkamer doorzocht was.
Getuige [getuige] heeft verklaard [2] dat hij op 5 juli 2014 omstreeks 13:45 uur over de Abstederdijk twee personen zag lopen met het volgende signalement: man 1 (donkere dan wel zwarte korte haren) en man 2 (groot en fors postuur, ongeveer 1,85 meter, bruine dan wel crème groene jas met wit shirt eronder, badslippers met witte sokken). Getuige [getuige] zag dat beide mannen naar een schuur liepen, dat man 1, man 2 hielp om op de muur aan de rechterzijde van de schuur te komen en dat man 1 aan de andere kant van het muurtje verdween, waarna getuige de politie heeft gewaarschuwd. Getuige [getuige] zag dat man 2 de hele tijd heen en weer liep tussen de schuur en de woning van getuige. Getuige [getuige] zag dat de politie eraan kwam. Getuige [getuige] had daarna geen zicht meer op man 2.
Later zag getuige [getuige] dat twee mannen onder de schuurdeur doorkropen en dat één van de mannen een tas bij zich droeg. Getuige [getuige] zag dat de politie naast de roldeur stond waar de twee mannen uitkwamen en zag later man 2 met handboeien om bij de politie staan.
Verbalisant [verbalisant 1] stond op 5 juli 2014 bij de garage van [adres] uitkomend op de Abstederdijk te wachten. Verbalisant [verbalisant 1] zag [3] plotseling dat de garagedeur waar hij bij stond langzaam omhoog rolde, zag vervolgens dat er een zwarte tas vanuit de garage naar buiten werd geduwd, zag dat er een grote schroevendraaier uit die tas stak, zag vervolgens dat een stevige man, gekleed in een groen jack en witte sokken met badslippers vanonder de roldeur naar buiten kwam, zag dat deze man de tas verder naar buiten duwde, zag vervolgens dat er naast de man met het groene jack een tweede man, met een mager postuur, onder de roldeur vandaan kwam en direct wegrende over de Abstederdijk in de richting van collega [verbalisant 2]. Verbalisant [verbalisant 1] heeft de man met het groene jack, die later bleek te zijn: [medeverdachte], aangehouden.
Verbalisant [verbalisant 2] zag [4] op 5 juli 2014 zijn collega [verbalisant 1] ter hoogte van de garage van [adres] staan, op een afstand van ongeveer 35 meter van verbalisant [verbalisant 2]. Verbalisant [verbalisant 2] zag opeens twee mannen bij collega [verbalisant 1] staan, zag één van deze twee mannen zijn kant op komen rennen, is naar deze man toegerend, herkende ambtshalve deze man (tenger, kort zwart haar) als zijnde: [verdachte], zag dat [verdachte] over de straat rende en zich kennelijk aan zijn aanhouding wilde onttrekken, en heeft [verdachte] na een achtervolging aangehouden.
Teruggekomen bij collega [verbalisant 1], zag verbalisant [verbalisant 2] dat er naast [medeverdachte] een donkere tas op het trottoir lag waarin diverse inbreekwerktuigen zaten.
Bij de insluitingsfouillering van [verdachte] zijn de volgende goederen [5] aangetroffen:
een goudkleurige armband met bedels, een goudkleurige halsketting met hondje als bedel, een goudkleurige haarspeld, een goudkleurige ring met briljantjes, een grijze zaklantaarn en twee grijze sleutels. Voornoemde goederen zijn door aangeefster herkend [6] als zijnde haar eigendom.
Onder [medeverdachte] zijn twee breekijzers, een grote schroevendraaier en twee beitels aangetroffen. [7] De op de achterdeur van de woning aan de [adres] aangetroffen werktuigsporen, zijn waarschijnlijk veroorzaakt door één van de twee onder [medeverdachte] aangetroffen breekijzers, te weten het breekijzer zwart met geel (goednummer PL0900-2014180348-1192227). [8]
Bewijsoverwegingen
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] heeft ingebroken in de woning aan de [adres] te [geboorteplaats].
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij niets met de woninginbraak te maken had, gelet op voornoemde bewijsmiddelen, ongeloofwaardig. Uit de bewijsmiddelen, zoals de getuigenverklaring betreffende het over de muur helpen van de ene verdachte door de andere en het samen onder de roldeur doorkruipen, blijkt van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en medeverdachte, zodat het medeplegen van de diefstal met braak is bewezen.
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
hijop
of omstreeks05 juli 2014 te [geboorteplaats],
althans in het arrondissement Midden-Nederland,tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in /uit een woning (gelegen aan [adres]) heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden (waaronder een goudkleurige armband en
/ofeen goudkleurige ketting met bedel hondje en
/ofeen goudkleurige ring en
/ofeen goudkleurig haarspeldje) en
/ofeen grijze zaklamp en
/of een of meersleutels,
in elk geval
enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [aangever],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s),waarbij verdachte en / of zijn mededader
(s)zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en
/ ofde
/ hetweg te nemen goed
(eren
)onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak
en/of verbreking, te weten het forceren van de (achter)deur van voornoemde woning;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 102 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, en met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering van het Leger des Heils in het rapport van 9 oktober 2014.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
Indien tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde wordt besloten, kan de verdediging zich vinden in het voorstel van de officier van justitie met uitzondering van de omvang van de opgelegde gevangenisstraf. De verdediging is van mening dat die te groot is gelet op de 100 dagen gevangenisstraf die is gevorderd in de zaak van de medeverdachte [medeverdachte].
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een woninginbraak. Dat is een ernstig feit dat bij de bewoners een gevoel van onveiligheid veroorzaakt.
Verdachte heeft door de jaren heen al veel vermogensdelicten, waaronder woninginbraken, gepleegd, zo blijkt uit het uittrekstel justitiële documentatie d.d. 1 september 2014, en heeft daardoor veel overlast veroorzaakt.
Uit het reclasseringsadvies van het Leger des Heils d.d. 9 oktober 2014 komt naar voren dat het reclasseringstoezicht dat sedert de schorsing van de voorlopige hechtenis per 22 augustus 2014 loopt, een positief verloop heeft. Geadviseerd wordt om aan verdachte de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen: een meldplicht, een behandelverplichting ambulante behandeling en een gedragsinterventie (CoVaplus). Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het eens is met het reclasseringsadvies.
De rechtbank acht alles overziende de straf zoals geëist door de officier van justitie passend en geboden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde primaire feit bewezen, zodanig als hiervoor onder 5. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

- verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 150 dagen(honderd en vijftig dagen);
- beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden;
- beveelt dat een gedeelte, groot
102 dagen,nietzal worden ten uitvoer gelegd(honderd
en twee dagen), tenzij later anders wordt gelast;
- stelt daarbij
een proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
- stelt als
algemene voorwaarden:
* de verdachte zal zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maken aan een strafbaar feit;
* de verdachte zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
* de verdachte zal medewerking verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in 14 d, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
* de verdachte zal tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde naleven;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich op de dag waarop het vonnis onherroepelijk is persoonlijk meldt bij de
reclassering van het Leger des Heils, Zeehaenkade 30, 3526 LC Utrecht;
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens het Leger des Heils, Jeugdbescherming & Reclassering, ook als dat inhoudt het behandelen / begeleiden door
FACT LVB van Altrechtof soortgelijke ambulante forensische zorg, waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling / behandelaar zullen worden gegeven;
* dat verdachte moet deelnemen aan de volgende gedragsinterventie:
CoVa-plus(IQ 70-90);
- draagt de reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.C. Schroten, voorzitter,
mrs. M.A.E. Somsen en J.M.L. van Mulbregt, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Heijboer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 oktober 2014.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
Primair
hij op of omstreeks 05 juli 2014 te[woonplaats], althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een woning (gelegen aan [adres]) heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden (waaronder een goudkleurige armband en/of een goudkleurige ketting met bedel hondje en/of een goudkleurige ring en/of een goudkleurig haarspeldje) en/of een grijze zaklamp en/of een of meer sleutels, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, te weten het forceren van de (achter)deur van voornoemde woning;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 05 juli 2014 te [geboorteplaats], althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een woning (gelegen aan de [adres]) weg te nemen goederen en/ of geld van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen en / of die / dat weg te nemen goederen/geld onder zijn / hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s) de (achter)deur van voornoemde woning geforceerd en/of
vernield en/of vervolgens voornoemde woning betreden en/of doorzocht en/of overhoop gehaald, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van aangifte door [aangever] d.d. 5 juli 2014 met bijlagen, opgenomen op pagina 30-46 van het proces-verbaal dossiernummer PL0900-2014182041, in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 1 tot en met 101, ihb pag 31.
2.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] d.d. 5 juli 2014, opgenomen op pagina 53-54 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
3.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 juli 2014, opgenomen op pagina 55-57 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, ihb pag 56.
4.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juli 2014, opgenomen op pagina 58-59 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal van bevindingen.
5.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 juli 2014 en het proces-verbaal van kennisgeving van inbeslagneming nummer PL0900-2014180348-13, opgenomen op pagina 62 respectievelijk voor pagina 82 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
6.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 augustus 2014, opgenomen op pagina 95-96 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
7.Het proces-verbaal van inbeslagneming nummer PL0900-2014180348-19, opgenomen voor pagina 82 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.
8.Het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 7 juli 2014 en het proces-verbaal uitslag sporenonderzoek d.d. 21 juli 2014, opgenomen op pagina 97-99 respectievelijk pagina 100-101 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal.